Listing 1 - 4 of 4 |
Sort by
|
Choose an application
Choose an application
In this thesis project, a Monte Carlo simulation study is conducted to evaluate the randomization tests with combined P values (RTcombiP) using the additive method for testing the intervention effect in replicated randomized AB design. In this research, four factors were manipulated: the number of cases included in a study; the number of measurement occasions for each case within one study; between-case variance in the baseline level and the intervention level, and the mean intervention effect size. Under all the simulated conditions, the Type 1 rate is under 5% level. The statistical power is found to be positively related with the intervention effect sizes, and the number of measurement occasions. Between-case variances effect the statistical power of RTcombiP differently according to the intervention effect sizes. When the intervention effect size is smaller than 1.5, RTcombiP provides sufficient statistical power (>0.8) only with a sizeable between-case variance, and there is no common role for the impact of between-case variance on the statistical power of RTcombiP. When the intervention effect size is large (i.e., effect size of 1,5 or 2), between-case variance is negatively related to the statistical power of RTcombiP.
Choose an application
Summary Today, there is increasing interest in the use of SCEDs. Historically, visual analysis was seen as the best way to analyze SCED data. Later, there was more and more interest in statistical analysis of the data because visual analysis of the data alone turned out not to be reliable. Unfortunately, to this day there is no consensus on which method can best document and quantify potential treatment effects. In this master’s thesis, a family of nonparametric methods that is based on Kendall's τ, Tau-U is discussed. This is because Tau-U is becoming more popular for analyzing SCED data. This master's thesis is an overview of the theory and practice of the family of Tau-U coefficients. In this process, first an introduction is given on the analysis of SCED data in single-case research. This is to demonstrate how over the years there has been a shift from interest only in visual analysis to interest in both visual and statistical analysis. This showed that there is not yet a consensus on which method can best document and quantify potential treatment effects. Then, SCEDs are discussed in more detail. Next, the foundation of Tau-U is presented namely Kendall's τ in order to frame why Tau-U is put forward in the literature. The fact is that with the modified formula of Kendall's τ to examine intervention effects, all information about trends within the data is lost, whereas Kendall's τ was primarily introduced to examine trends. In addition, both trends and intervention effects can be important to the researcher. Here, Tau-U was suggested as a possible solution to this problem, with a review of the literature showing that Tau-U does indeed allow us to examine intervention effects on both differences between phases and trend within phases. The use of Tau-U in practice is also discussed where we talk about three commonly used online calculators, reporting Tau-U using a random sample of five articles, and the advantages and limitations of Tau-U. However, despite its advantages, we see that Tau-U has five major limitations namely that inconsistent terminology is often used in the literature, that Tau-U results (i.e., Tau-UAvs.B – trend A) are inflated and not always bound between -1 and +1, that Tau-U baseline trend control cannot be visualized graphically, that Tau-U baseline trend control is not only affected by the length of the baseline phase, but also by the length of the experimental phase and that the family of Tau-U coefficients is not applicable to all types of SCEDs. Here I concluded that although the family of Tau-U coefficients provides a solution to the problem described by Kendall's τ, the limitations of the family of Tau-U coefficients currently outweigh the advantages. By this I do not mean that I consider the family of Tau-U coefficients unsuitable for use in research, but rather that I think more research is needed on how these limitations of the family of Tau- U coefficients can be addressed and perhaps even eliminated.
Choose an application
Samenvatting masterproef Onderzoek toont aan dat sommige kinderen al vanaf jonge leeftijd spontane aandacht voor patronen vertonen. Die kinderen gaan spontaan patronen herkennen en vormen in hun omgeving. Het zou dus kunnen dat die kinderen ook patronen gaan herkennen in willekeurig gedrag, zoals in kansvraagstukken, waarvan wordt verwacht dat dit een invloed zou kunnen hebben op hun kansinzicht. Dat inzicht is niet enkel van belang voor de wiskundige kennis en vaardigheden van kinderen, maar ook voor andere domeinen in het dagelijks leven. Vandaar is het belangrijk om een concreet beeld te krijgen van het kansinzicht van jonge kinderen en de mogelijke samenhang hiervan met die spontane aandacht voor patronen. Hierdoor zou men inzichten kunnen verkrijgen die bruikbaar zijn voor het leren over kansen in het lager onderwijs. In deze masterproef is onderzocht of er een verband bestaat tussen het kansinzicht en de spontane aandacht voor patronen bij jonge kinderen. Daarnaast is er een analyse uitgevoerd waarin werd gecontroleerd voor de algemene intelligentie van de kinderen, aangezien dit een storende variabele zou kunnen zijn binnen dit onderzoek. In het huidige onderzoek werd de spontane aandacht voor patronen gemeten aan de hand van de Torentaak bij 302 Vlaamse kinderen uit de tweede kleuterklas. Het kansinzicht werd gemeten aan de hand van de Heuristaak en algemene intelligentie aan de hand van de Raven Progressive Matrices Test bij diezelfde kinderen wanneer ze in het derde leerjaar zaten. Na de dataverzameling werden enerzijds de beschrijvende statistieken berekend voor het kansinzicht, de spontane aandacht voor patronen en de algemene intelligentie, en anderzijds werd een onafhankelijke t-toets en een meervoudige regressieanalyse uitgevoerd. Dit onderzoek vond een positief verband tussen het kansinzicht en de spontane aandacht voor patronen bij jonge kinderen voor het soort kansvraagstukken waarbij kinderen frequentieverdelingen moesten beoordelen op hun waarschijnlijkheid. Dit bleef bestaan ook na controle voor de algemene intelligentie van de kinderen. Voor de andere soorten kansvraagstukken werd geen verband gevonden. Wel viel er op dat vele kinderen die kansvraagstukken nog foutief beantwoordden. Mogelijke verklaringen hiervoor waren het gebruik van heuristieken en de beperkte kennis over het concept van onafhankelijkheid. De resultaten van dit onderzoek zijn van belang voor het leren over kansen in het lager onderwijs en vormen een aanzet tot het samenstellen van een wiskundepakket hierover. Wel is het wenselijk om nog vervolgonderzoek te doen enerzijds over dat verband tussen het kansinzicht en de spontane aandacht voor patronen en anderzijds om nog meer inzicht te krijgen in het gebruik van heuristieken bij jonge kinderen, waarbij rekening gehouden kan worden met de sterktes en beperkingen van het huidige onderzoek.
Listing 1 - 4 of 4 |
Sort by
|