Narrow your search

Library

KU Leuven (14)

Arteveldehogeschool (1)

Hogeschool West-Vlaanderen (1)

KDG (1)

Odisee (1)

Thomas More Kempen (1)

Thomas More Mechelen (1)

UCLL (1)

VIVES (1)


Resource type

dissertation (13)

book (1)


Language

Dutch (12)

English (2)


Year
From To Submit

2022 (14)

Listing 1 - 10 of 14 << page
of 2
>>
Sort by

Book
Een GPS voor gezinnen : gids voor een hechte band met je kind
Author:
ISBN: 9789024446261 Year: 2022 Publisher: Amsterdam Boom

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Als ouders zitten we vol goede bedoelingen als het om onze kinderen gaat. We willen een open en warme band, we willen onze kinderen beschermen én loslaten zodat ze klaar zijn om zelfstandig de grote wereld in te gaan. Als ouders hebben we een sterke, basale behoefte om te zorgen. Andersom hebben onze kinderen een basale behoefte om verzorgd te worden. Dat is goed geregeld, zou je denken. Hoe kan het dan dat we toch geregeld de weg kwijtraken in de relatie en de communicatie met onze kinderen? Kinder- en jeugdpsycholoog, gezinstherapeut en wetenschapper Guy Bosmans is niet alleen zelf ouder, hij ziet ook de pijn van ouders en kinderen omdat zij steeds in dezelfde conflicten verzanden. Het gevoel van onmacht en de teleurstelling in onszelf als ouder zijn moeilijk om onder ogen te komen, of om over te praten. Daarom neemt hij ouders in dit boek mee terug naar de basis: de behoefte om te zorgen en de behoefte om verzorgd te worden. Hij laat zien wat er onder de oppervlakte kan meespelen waardoor wat we eigenlijk willen (genegenheid, warmte en veiligheid) steeds zo onbereikbaar lijkt te zijn.Een GPS voor gezinnen helpt ouders om stap voor stap, samen met hun kind, de weg naar elkaar weer te vinden. Ontdek hoe je de relatie met je kind kan verbeteren.https://www.boompsychologie.nl/product/100-10476_Een-GPS-voor-gezinnen?utm_source=Webpower&utm_medium=email&utm_content=button-een-gps-voor-gezinnen%20button&utm_campaign=BPP%20mailing%20februari%202022%20-%201%20-%20ABookarangEen gids ter bevordering van betere hechting en communicatie binnen de ouder-kindrelatie. Auteur Guy Bosmans munt de term GehechtheidsPositioneringsSysteem (GPS) en neemt ouders mee terug naar de basis van de relatie tussen ouder en kind: de behoefte om te zorgen en om verzorgd te worden. Hij laat zien wat er onder de oppervlakte kan spelen waardoor de ouder-kindrelatie die we willen soms onbereikbaar lijkt te zijn, en beschrijft hoe ouders, samen met hun kind, de weg naar elkaar kunnen vinden.?Een GPS voor gezinnen? is in een toegankelijke, persoonlijke stijl geschreven en is geschikt voor ouders en verzorgers die zich willen verdiepen in hun eigen communicatiepatronen en in hoe zij met hun kind(eren) communiceren. Met vragen ter verdieping en enkele ondersteunende zwart-witillustraties. Guy Bosmans (2000) is een Belgische hoogleraar klinische kinder- en jeugdpsychologie aan de KU Leuven. Hij is tevens erkend gedragstherapeut en academisch hoofd van onder andere de opleiding gedragstherapie voor kinderen en jongeren.© NBD Biblion


Dissertation
Kwalitatief onderzoek naar de feedback van ouders over een gehechtheidsgerichte gezinsinterventie voor lagere schoolkinderen met gedrags-en emotionele problemen

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Mentale gezondheidsproblemen in de kindertijd kunnen blijven doorwerken tot in het volwassen leven. Vaak voldoen kinderen aan criteria van verschillende diagnostische categorieën tegelijk en de aard van een psychische problematiek verandert doorheen het leven. Transdiagnostische therapeutische modellen, waarbij gemeenschappelijke onderliggende processen van verschillende stoornissen worden behandeld, kenden de voorbije jaren een sterke evolutie. De aanwezigheid van (on)veilige gehechtheidsrelaties tussen kinderen en hun ouders is een dergelijke transdiagnostische factor die kinderen meer of minder kwetsbaar maakt om verschillende vormen van psychopathologie te ontwikkelen. Evidence-based behandelingen die veilige gehechtheidsrelaties tussen ouders en kinderen herstellen of stimuleren, ontbraken voor lagere schoolleeftijd. Recent werd Middle Childhood Attachment-based family Therapy (MCAT) ontwikkeld, om hieraan tegemoet te komen. In deze masterproef wordt gerapporteerd over een kwalitatief pilootonderzoek naar de tevredenheid van ouders over deze interventie. Hiervoor werden twee onderzoeksvragen opgesteld: (1) ‘Welke effecten ervaren ouders van Middle Childhood Attachment-based Family Therapy?’ en (2) ‘Welke elementen zijn daarin volgens ouders (niet) helpend?’. Door middel van een kwalitatieve analyse volgens de Deductive Category Assignment van Mayring (2014) werden 10 semigestructureerde interviews van ouders die deelnamen aan MCAT geanalyseerd, en werd een eerste antwoord gezocht op deze onderzoeksvragen. De globale doelstellingen van MCAT zijn om ouders en kinderen te helpen de onveilige gehechtheidscyclus (een patroon van escalerende negatieve interacties tussen ouders en kinderen) te doorbreken, ouders te helpen om in reactie op stress bij het kind secure base ondersteuning te bieden, en het helpen ontwikkelen van secure base scriptkennis bij het kind. De vergelijking van deze doelstellingen met de resultaten van deze pilootstudie tonen dat de therapie ouders en kinderen met gedrags- en emotionele problemen sterk ondersteunt. De analyse van de resultaten toont dat ouders vaker emotioneel en praktisch ondersteunend reageren op de misgesignaleerde zorgnoden van hun kind. Hierdoor voelen kinderen zich gehoord en zal hun stress dalen. Meer concreet blijkt dat MCAT ervoor zorgt dat de ouder nieuwe copingstrategieën leert om om te gaan met de moeilijkheden waarvoor hulp werd gezocht, en dat de ouder nieuwe inzichten in zichzelf verwerft. Ouders ervaren echter ook dat de aanmeldklachten onvoldoende verminderd zijn en vervolgtherapie is bijgevolg gewenst. Volgens de resultaten in dit onderzoek blijken deelname als ouder aan de therapie en de houding van de therapeut cruciale elementen voor de effectiviteit van de therapie.

Keywords


Dissertation
Cortisolreactiviteit als voorspeller van gehechtheid bij lagere shoolkinderen

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

De gehechtheidstheorie van Bowlby (1969) staat centraal in het onderzoek naar gehechtheid. In die traditionele theorie van gehechtheid werd voornamelijk de invloed van ouderlijk opvoedingsgedrag op de ontwikkeling van gehechtheid onderzocht. Echter, uit meta-analyses bleek dat dit niet volledig de individuele verschillen in de gehechtheidsontwikkeling kan verklaren (van IJzendoorn, 1995; Verhage et al., 2016). Dit bracht lacunes in het begrijpen van gehechtheid en gehechtheidsontwikkeling met zich mee, waar Bosmans et al. (2020) met hun leertheorie tegemoet aan probeerden komen. Zij stelden immers dat neuro-endocriene mechanismen, zoals onder meer cortisol-gerelateerde processen, een rol kunnen spelen in de gehechtheidsontwikkeling van kinderen. Houbrechts et al. (2021) toonden reeds aan dat de invloed van ouderlijke steun op de ontwikkeling van gehechtheid kan verschillen naargelang cortisolniveaus. In lijn daarmee werd in de huidige studie onderzocht wat de rol is van cortisolreactiviteit binnen gehechtheid. In deze masterproef gingen we na of cortisolreactiviteit na stress en na zorg de variabiliteit in veilige toestandsgehechtheid voorspelt. Daarnaast werd onderzocht of trekgehechtheid het verband tussen cortisolreactiviteit en variabiliteit in veilige toestandsgehechtheid modereert. Om dit te onderzoeken, werd gebruik gemaakt van een experimenteel en event sampling method-onderzoek met een binnenproef- en tussenproefpersoonsdesign. Bij 109 lagere schoolkinderen werd de Trier Social Stress Task (TSST) uitgevoerd om stress te induceren. De moeders van de kinderen boden zorg na de TSST. Door middel van een verhaaltaak werd de trekgehechtheid van de kinderen in kaart gebracht. Gedurende de procedure werd er op meerdere momenten de endocriene veranderingen in cortisolniveaus gemeten aan de hand van speekselstalen. In een event sampling method-onderzoek werd de toestandsgehechtheid bevraagd door middel van dagelijkse vragen gedurende twee weken op een mobiele telefoon bij de participanten. We verwachtten dat een grotere stijging van cortisolniveaus na stress en een kleinere daling van cortisolniveaus na zorg voorspellers waren van meer variabiliteit in veilige toestandsgehechtheid. Ook verwachtten we dat een kleinere stijging van cortisolniveaus na stress en een grotere daling na zorg voorspellers zijn van minder variabiliteit in veilige toestandsgehechtheid. We vermoedden eveneens dat trekgehechtheid het verband tussen cortisolreactiviteit en variabiliteit in veilige toestandsgehechtheid zou modereren. De resultaten van de huidige studie vonden geen evidentie voor de verwachte samenhang tussen cortisolreactiviteit en de variabiliteit in veilige toestandsgehechtheid. De gestelde hypothese dat zowel cortisolreactiviteit na stress als na zorg voorspellers waren van de variabiliteit in veilige toestandsgehechtheid werd niet aanvaard. Daarenboven bleek uit de resultaten dat trekgehechtheid geen moderator was in het verband tussen cortisolreactiviteit en variabiliteit in veilige toestandsgehechtheid. Enkele limieten van de studie kunnen het niet bekomen van de verwachte effecten mogelijks verklaren. Vervolgonderzoek is aangewezen om het relatief nieuwe domein binnen de gehechtheidsontwikkeling verder te exploreren.

Keywords


Dissertation
Cortisolreactiviteit als voorspeller van gehechtheid bij lagere schoolkinderen

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

De gehechtheidstheorie van Bowlby (1969) staat centraal in het onderzoek naar gehechtheid. In die traditionele theorie van gehechtheid werd voornamelijk de invloed van ouderlijk opvoedingsgedrag op de ontwikkeling van gehechtheid onderzocht. Echter, uit meta-analyses bleek dat dit niet volledig de individuele verschillen in de gehechtheidsontwikkeling kan verklaren (van IJzendoorn, 1995; Verhage et al., 2016). Dit bracht lacunes in het begrijpen van gehechtheid en gehechtheidsontwikkeling met zich mee, waar Bosmans et al. (2020) met hun leertheorie tegemoet aan probeerden komen. Zij stelden immers dat neuro-endocriene mechanismen, zoals onder meer cortisol-gerelateerde processen, een rol kunnen spelen in de gehechtheidsontwikkeling van kinderen. Houbrechts et al. (2021) toonden reeds aan dat de invloed van ouderlijke steun op de ontwikkeling van gehechtheid kan verschillen naargelang cortisolniveaus. In lijn daarmee werd in de huidige studie onderzocht wat de rol is van cortisolreactiviteit binnen gehechtheid. In deze masterproef gingen we na of cortisolreactiviteit na stress en na zorg de variabiliteit in veilige toestandsgehechtheid voorspelt. Daarnaast werd onderzocht of trekgehechtheid het verband tussen cortisolreactiviteit en variabiliteit in veilige toestandsgehechtheid modereert. Om dit te onderzoeken, werd gebruik gemaakt van een experimenteel en event sampling method-onderzoek met een binnenproef- en tussenproefpersoonsdesign. Bij 109 lagere schoolkinderen werd de Trier Social Stress Task (TSST) uitgevoerd om stress te induceren. De moeders van de kinderen boden zorg na de TSST. Door middel van een verhaaltaak werd de trekgehechtheid van de kinderen in kaart gebracht. Gedurende de procedure werd er op meerdere momenten de endocriene veranderingen in cortisolniveaus gemeten aan de hand van speekselstalen. In een event sampling method-onderzoek werd de toestandsgehechtheid bevraagd door middel van dagelijkse vragen gedurende twee weken op een mobiele telefoon bij de participanten. We verwachtten dat een grotere stijging van cortisolniveaus na stress en een kleinere daling van cortisolniveaus na zorg voorspellers waren van meer variabiliteit in veilige toestandsgehechtheid. Ook verwachtten we dat een kleinere stijging van cortisolniveaus na stress en een grotere daling na zorg voorspellers zijn van minder variabiliteit in veilige toestandsgehechtheid. We vermoedden eveneens dat trekgehechtheid het verband tussen cortisolreactiviteit en variabiliteit in veilige toestandsgehechtheid zou modereren. De resultaten van de huidige studie vonden geen evidentie voor de verwachte samenhang tussen cortisolreactiviteit en de variabiliteit in veilige toestandsgehechtheid. De gestelde hypothese dat zowel cortisolreactiviteit na stress als na zorg voorspellers waren van de variabiliteit in veilige toestandsgehechtheid werd niet aanvaard. Daarenboven bleek uit de resultaten dat trekgehechtheid geen moderator was in het verband tussen cortisolreactiviteit en variabiliteit in veilige toestandsgehechtheid. Enkele limieten van de studie kunnen het niet bekomen van de verwachte effecten mogelijks verklaren. Vervolgonderzoek is aangewezen om het relatief nieuwe domein binnen de gehechtheidsontwikkeling verder te exploreren.

Keywords


Dissertation
Kwalitatief onderzoek naar de feedback van ouders over een gehechtheidsgerichte gezinsinterventie voor lagere schoolkinderen met gedrags- en emotionele problemen

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Mentale gezondheidsproblemen in de kindertijd kunnen blijven doorwerken tot in het volwassen leven. Vaak voldoen kinderen aan criteria van verschillende diagnostische categorieën tegelijk en de aard van een psychische problematiek verandert doorheen het leven. Transdiagnostische therapeutische modellen, waarbij gemeenschappelijke onderliggende processen van verschillende stoornissen worden behandeld, kenden de voorbije jaren een sterke evolutie. De aanwezigheid van (on)veilige gehechtheidsrelaties tussen kinderen en hun ouders is een dergelijke transdiagnostische factor die kinderen meer of minder kwetsbaar maakt om verschillende vormen van psychopathologie te ontwikkelen. Evidence-based behandelingen die veilige gehechtheidsrelaties tussen ouders en kinderen herstellen of stimuleren, ontbraken voor lagere schoolleeftijd. Recent werd Middle Childhood Attachment-based family Therapy (MCAT) ontwikkeld, om hieraan tegemoet te komen. In deze masterproef wordt gerapporteerd over een kwalitatief pilootonderzoek naar de tevredenheid van ouders over deze interventie. Hiervoor werden twee onderzoeksvragen opgesteld: (1) ‘Welke effecten ervaren ouders van Middle Childhood Attachment-based Family Therapy?’ en (2) ‘Welke elementen zijn daarin volgens ouders (niet) helpend?’. Door middel van een kwalitatieve analyse volgens de Deductive Category Assignment van Mayring (2014) werden 10 semigestructureerde interviews van ouders die deelnamen aan MCAT geanalyseerd, en werd een eerste antwoord gezocht op deze onderzoeksvragen. De globale doelstellingen van MCAT zijn om ouders en kinderen te helpen de onveilige gehechtheidscyclus (een patroon van escalerende negatieve interacties tussen ouders en kinderen) te doorbreken, ouders te helpen om in reactie op stress bij het kind secure base ondersteuning te bieden, en het helpen ontwikkelen van secure base scriptkennis bij het kind. De vergelijking van deze doelstellingen met de resultaten van deze pilootstudie tonen dat de therapie ouders en kinderen met gedrags- en emotionele problemen sterk ondersteunt. De analyse van de resultaten toont dat ouders vaker emotioneel en praktisch ondersteunend reageren op de misgesignaleerde zorgnoden van hun kind. Hierdoor voelen kinderen zich gehoord en zal hun stress dalen. Meer concreet blijkt dat MCAT ervoor zorgt dat de ouder nieuwe copingstrategieën leert om om te gaan met de moeilijkheden waarvoor hulp werd gezocht, en dat de ouder nieuwe inzichten in zichzelf verwerft. Ouders ervaren echter ook dat de aanmeldklachten onvoldoende verminderd zijn en vervolgtherapie is bijgevolg gewenst. Volgens de resultaten in dit onderzoek blijken deelname als ouder aan de therapie en de houding van de therapeut cruciale elementen voor de effectiviteit van de therapie.

Keywords


Dissertation
The impact of mother-child interactions on state attachment and oxytocin: Experimental and longitudinal research

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

About how attachment bonds between children and their caregivers develop throughout time is after decades of research still no consensus. However, the degree to which a child is securely or insecurely attached to their caregivers has important implications for the life quality of the child. This highlights the clinical importance of attachment research and therefore the need to search for determinants of attachment to align with effective interventions. The Learning Theory of Attachment (LTA; Bosmans et al., 2020) is a recently developed attachment theory that approaches attachment from a learning process perspective, with an emphasis on endocrinological mechanisms. This dissertation tests several hypotheses of this promising theory, with a main focus on the impact of mother-child interactions in stressful situations on state attachment and the endocrinological marker Oxytocin (OT). The current research questions focus on 1) whether maternal support has an impact on OT and state attachment; 2) whether OT is associated with CSparent-UCSsupport contingency; and 3) whether OT is longitudinally associated with state attachment variability, mediated by Secure Base Script (SBS) knowledge. To answer these three research questions, we use both experimental and longitudinal data from 109 children in middle childhood (age 9 to 11). In the experimental part, participating children went through a stressful situation, whereafter they were comforted by their mother. During this procedure, we repeatedly collected OT samples and state attachment questionnaires. Furthermore, children completed a story telling task (Middle Childhood Attachment Script Assessment; MCASA) to assess their Secure Base Script knowledge as an indication of their trait attachment, and answered state attachment-related questions on a smartphone for two weeks in a row. The MCASA and two-week smartphone administration were repeated six months and one year after the experimental part, and constituted the longitudinal part of the current study. First, contrary to our hypotheses, we found that nor OT nor state attachment significantly increase after maternal support compared to before maternal support after a stressful situation. We also found that the change in OT and the change in state attachment after maternal support compared to before maternal support do not co-fluctuate. Second, we found that OT is not associated with contingency of maternal support (CSparent-UCSsupport contingency). Third, we found that OT is not longitudinally associated with state attachment variability, mediated by SBS knowledge. In sum, we could not find evidence for the role of OT in attachment-related learning processes, as hypothesized by the LTA. Our results tend to follow the alternative explanation of the tend and befriend theory (Taylor, 2012), which future research should further explore.

Keywords


Dissertation
Gehechtheidsontwikkeling als safety conditioning process: Test van extinctie- en BIS/BAS-effecten

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Onderzoek toont reeds decennialang aan dat gehechtheid een belangrijke rol speelt in een brede waaier aan ontwikkelingsuitkomsten, zoals academisch succes, en fysieke en mentale gezondheid. Tot op heden is echter onvoldoende duidelijk via welke onderliggende mechanismen gehechtheid ontwikkelt. Hierop een zicht krijgen is onder meer belangrijk voor de klinische praktijk. Interventies gericht op het herstellen van gehechtheidsrelaties kunnen namelijk geoptimaliseerd worden indien deze aangrijpen op de mechanismen onderliggend aan gehechtheidsontwikkeling. Recent werd daarom getracht de black box van gehechtheidsontwikkeling te ontrafelen, met behulp van de Leertheorie over Gehechtheid. In het huidige thesisonderzoek werden twee predicties die volgen uit de Leertheorie over Gehechtheid getoetst. Ten eerste werd getracht te onderzoeken of veranderingen in de CS-UCS contingentie tot veranderingen in vertrouwen in een avatar-zorgfiguur leiden. Hiertoe werd gebruik gemaakt van een online computerspel waarin kinderen op zoek dienden te gaan naar een vriendje achter één van vier gesloten deuren. Ze kregen hierbij advies van een avatar-zorgfiguur, die echter niet steeds de juiste deur adviseerde. Gemeten werd of een manipulatie in de betrouwbaarheid van de avatar-zorgfiguur tot veranderingen in vertrouwen in deze figuur (extinctie) leidde. De resultaten van de independent en paired samples t-tests boden ondersteuning voor onze hypothesen, suggererend dat de CS-UCS contingentie een causale rol speelt in gehechtheidsontwikkeling. Ten tweede werd getracht te onderzoeken of biologische kindfactoren een rol spelen in de snelheid waarmee veranderingen in vertrouwen optreden. Hiertoe werd het verband tussen individuele verschillen in BIS/BAS-sensitiviteit en de snelheid van extinctie onderzocht. De resultaten van de hiërarchische multipele lineaire regressie en partiële correlaties boden gedeeltelijke ondersteuning voor onze hypothesen, suggererend dat BAS-sensitiviteit mogelijk een protectieve factor vormt binnen gehechtheidsontwikkeling. Een hogere BAS-sensitiviteit bleek gepaard te gaan met een tragere afname in vertrouwen in het geval van een minder betrouwbare avatar-zorgfiguur, en met een snellere toename in vertrouwen in het geval van een meer betrouwbare avatar-zorgfiguur. Er werd geen verband met BIS-sensitiviteit gevonden. De huidige onderzoeksbevindingen lijken relevant voor de klinische praktijk. Ten eerste wordt gesuggereerd dat therapeutische interventies gericht op het herstellen van gehechtheidsrelaties dienen aan te grijpen op blootstelling aan een verhoogde CS-UCS contingentie. Ten tweede wordt voorgesteld om de rol van biologische kindfactoren in het opstellen van een therapeutisch behandelplan in rekening te brengen.

Keywords


Dissertation
Gehechtheid in de jongvolwassenheid Een exploratie van stressbronnen die gehechtheidsnoden activeren

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Samenvatting masterproef Onderzoek toont aan dat gehechtheid een belangrijke en prominente rol in de ontwikkeling van personen en in de ontwikkeling van psychopathologie speelt. Verder toont onderzoek aan dat men er intuïtief lang vanuit ging dat gehechtheid zich vooral ontwikkelt in de eerste levensjaren, maar inmiddels werd aangetoond dat gehechtheid zich constant ontwikkelt doorheen het leven. Ondanks de verdere ontwikkeling van gehechtheid en het toenemend onderzoek naar de ontwikkeling van gehechtheid in alle levensfasen, blijft het onderzoek naar de gehechtheidsontwikkeling bij jongvolwassenen eerder schaars. In het huidige onderzoek werd onderzocht welke soorten categorieën van stressoren voorkomen binnen de jongvolwassenheid. Bovendien werd nagegaan welke reacties als (niet) helpend ervaren werden door de jongvolwassenen en aan welke gehechtheidsfiguren jongvolwassenen steun gaan vragen in tijden van stress. Om dit te onderzoeken werden 85 jongvolwassenen (18-23 jaar) onderzocht aan de hand van schrijfopdrachten, waarbij er gevraagd werd om een stresserende gebeurtenis van de afgelopen 6 maanden gedetailleerd te beschrijven, waarbij ze het gevoel hadden steun nodig te hebben. Om de hypothesen te toetsen werd er gebruik gemaakt van SPSS. Deze studie dient als een voorbereidende studie met als doel een nieuw meetinstrument te ontwikkelen (Attachment Script Assessment, ASA) dat aangepast is aan jongvolwassenen (zie masterproef Lifshy Paneth). Huidig onderzoek toont aan dat de categorieën van stressoren binnen de jongvolwassenheid zich situeren op 3 grote algemene domeinen (competentie, relationele en autonomie issues). Verder werden er voor zowel helpende als niet helpende reacties 6 categorieën teruggevonden. Ten slotte blijven zowel de primaire gehechtheidsfiguren (zoals de ouders) en de secundaire gehechtheidsfiguren (zoals de peers) de belangrijkste gehechtheidsfiguren binnen de jongvolwassenheid. Blijvend toekomstig onderzoek is nodig om de gehechtheid binnen de jongvolwassenheid verder in kaart te brengen en te verklaren, aangezien dit belangrijke implicaties kan bieden voor de klinische praktijk.

Keywords


Dissertation
The impact of mother-child interactions on state attachment and oxytocin: Experimental and longitudinal research

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

About how attachment bonds between children and their caregivers develop throughout time is after decades of research still no consensus. However, the degree to which a child is securely or insecurely attached to their caregivers has important implications for the life quality of the child. This highlights the clinical importance of attachment research and therefore the need to search for determinants of attachment to align with effective interventions. The Learning Theory of Attachment (LTA; Bosmans et al., 2020) is a recently developed attachment theory that approaches attachment from a learning process perspective, with an emphasis on endocrinological mechanisms. This dissertation tests several hypotheses of this promising theory, with a main focus on the impact of mother-child interactions in stressful situations on state attachment and the endocrinological marker Oxytocin (OT). The current research questions focus on 1) whether maternal support has an impact on OT and state attachment; 2) whether OT is associated with CSparent-UCSsupport contingency; and 3) whether OT is longitudinally associated with state attachment variability, mediated by Secure Base Script (SBS) knowledge. To answer these three research questions, we use both experimental and longitudinal data from 109 children in middle childhood (age 9 to 11). In the experimental part, participating children went through a stressful situation, whereafter they were comforted by their mother. During this procedure, we repeatedly collected OT samples and state attachment questionnaires. Furthermore, children completed a story telling task (Middle Childhood Attachment Script Assessment; MCASA) to assess their Secure Base Script knowledge as an indication of their trait attachment, and answered state attachment-related questions on a smartphone for two weeks in a row. The MCASA and two-week smartphone administration were repeated six months and one year after the experimental part, and constituted the longitudinal part of the current study. First, contrary to our hypotheses, we found that nor OT nor state attachment significantly increase after maternal support compared to before maternal support after a stressful situation. We also found that the change in OT and the change in state attachment after maternal support compared to before maternal support do not co-fluctuate. Second, we found that OT is not associated with contingency of maternal support (CSparent-UCSsupport contingency). Third, we found that OT is not longitudinally associated with state attachment variability, mediated by SBS knowledge. In sum, we could not find evidence for the role of OT in attachment-related learning processes, as hypothesized by the LTA. Our results tend to follow the alternative explanation of the tend and befriend theory (Taylor, 2012), which future research should further explore.

Keywords


Dissertation
Een gehechtheidsgerichte gezinsinterventie voor lagere schoolkinderen met emotionele en gedragsproblemen

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Reeds op jonge leeftijd worden sommige kinderen geconfronteerd met psychische problemen. Verhulst (2015) vond dat lagere schoolkinderen met psychische problemen een groter risico hebben op moeilijkheden in de adolescentie. Daarom is het aangeraden reeds in te grijpen in de lagere schoolleeftijd. Verschillende behandelmodellen suggereren dat het veranderen van gehechtheidsrepresentaties een belangrijk veranderingsmechanisme is inzake de bescherming tegen mentale gezondheidsproblemen (Diamond et al., 2010). Er bestaat veel onderzoek wat betreft gehechtheidsontwikkeling bij jonge kinderen en adolescenten. Er was echter lang een leemte in het gehechtheidsonderzoek bij lagere schoolkinderen. Hierbij aansluitend was er lang een gebrek aan gehechtheidsgerichte interventies bij lagere schoolkinderen. Om hieraan tegemoet te komen werd er door Bosmans en Van Vlierberghe (2020) Middle Childhood Attachment-Based Family Therapy (MCAT) ontwikkeld. Dit is een gehechtheidsgerichte gezinsinterventie voor lagere schoolkinderen van acht tot twaalf jaar met mentale gezondheidsproblemen en hun zorgfiguren. De invloed van MCAT werd in deze scriptie onderzocht bij elf lagere schoolkinderen waaronder vier jongens en zeven meisjes en hun belangrijkste zorgfiguren. De analyses werden uitgevoerd aan de hand van de Wilcoxon signed rank toets. De onderzoeksvragen die we trachten te beantwoorden in deze scriptie zijn: ‘Verandert gedurende MCAT de secure base scriptkennis bij lagere schoolkinderen en het vertrouwen in ouderlijke zorg bij stress en blijven deze veranderingen significant verschillend van de pre-therapie meting na een follow-up meting ten vroegste drie maanden na de interventie?’ en ‘Is er gedurende en MCAT een daling van mentale gezondheidsproblemen zichtbaar en blijft deze daling significant verschillend van de pre-therapie meting na een follow-up meting ten vroegste drie maanden na de interventie?’. Voor de eerste onderzoeksvraag werden de volgende hypothesen getoetst: Tijdens MCAT stijgt de secure base scriptkennis (H1). De toename van secure base scriptkennis blijft significant na een follow-up meting ten vroegste drie maanden na de interventie. (H2). Tijdens MCAT stijgt het vertrouwen in ouderlijke zorg bij stress (H3). De toename in vertrouwen in ouderlijke zorg bij stress blijft significant na een follow-up meting vier maanden na de interventie (H4). Voor tweede onderzoeksvraag werden de volgende hypothesen getoetst: Tijdens MCAT wordt er een daling van mentale gezondheidsproblemen vastgesteld (H5) en de daling van mentale gezondheidsproblemen na MCAT blijft significant na een follow-up vier maanden na de interventie (H6).

Keywords

Listing 1 - 10 of 14 << page
of 2
>>
Sort by