Listing 1 - 1 of 1 |
Sort by
|
Choose an application
Met het uiteenvallen van Joegoslavië in de jaren ’90 vonden in verschillende regio’s van Slovenië en Kroatië al snel gewelddaden plaats. In 1992 breidde de oorlog zich uit naar Bosnië-Herzegovina. Misdaden als moord en seksueel geweld, of de vernietiging van eigendom zouden worden gecategoriseerd als etnische zuivering. Het Joegoslaviëtribunaal is in 1993 vanuit de VN opgericht om de oorlogsmisdaden die hebben plaatsgevonden te behandelen. Binnen transitional justice kunnen zulke rechtszaken en vervolgingen zowel als een vorm van accountability, als een vorm van herstel voor slachtoffers gezien worden. Om effectief met het verleden te kunnen omgaan lijkt het echter zeer belangrijk rekening te houden met de verwachtingen van de lokale bevolking. In het onderzoek wordt getracht om na te gaan in hoeverre er een verband is tussen bepaalde oorlogservaringen en de attitude ten aanzien van de strafrechtelijke vervolging van daders buiten Bosnië-Herzegovina. Onder oorlogservaringen worden meer bepaald volgende personen verstaan: actieve participanten en slachtoffers van fysiek, materieel of emotioneel lijden. Om de onderzoeksvragen te kunnen beantwoorden wordt er gebruikgemaakt van een combinatie van kwantitatieve en kwalitatieve methoden, de zogenaamde mixed method. Wat betreft het kwantitatieve deel is geopteerd voor het gebruik van secundaire gegevens. Deze zijn bekomen dankzij een onderzoek uit 2009 van Valiñas, Parmentier en Weitekamp. De kwalitatieve data zijn zelf verzameld aan de hand van semigestructureerde interviews met betrokken experten of NGO’s. Dit onderzoek vindt haar maatschappelijke relevantie in de evaluatie van transitional justice mechanismen vanuit het perspectief van de lokale bevolking en hun verwachtingen. De weinig voorkomende verwijzingen met betrekking tot dit onderwerp in de literatuur maakt het onderzoek dan weer wetenschappelijk relevant.
Listing 1 - 1 of 1 |
Sort by
|