Narrow your search

Library

KU Leuven (4)


Resource type

dissertation (4)


Language

Dutch (3)

English (1)


Year
From To Submit

2019 (4)

Listing 1 - 4 of 4
Sort by

Dissertation
Stemming en Taalgebruik
Authors: --- --- ---
Year: 2019 Publisher: Leuven KU Leuven. Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Dagelijks communiceert de mens met elkaar en gemiddeld worden er per dag 16 000 woorden gebruikt . Al meerdere decennia worden er onderzoeken opgesteld om het mentaal lexicon achter deze woorden in kaart te brengen. Het mentaal lexicon wordt doorgaans onderzocht aan de hand van het semantisch netwerk. Dit netwerk is de verzameling van concepten die met elkaar verbonden zijn. Cramer (1968) deed een onderzoek bij verscheidene psychopathologieën en de sterkte van de associatieve-respons. Zij merkte op dat het semantisch netwerk van patiënten op een andere manier georganiseerd is dan de controlegroep. Of het semantisch netwerk van uni- en bipolaire patiënten significant verschilt in vergelijking met de controlegroepen wordt verder onderzocht in deze masterproef. Het semantisch netwerk, opgebouwd uit associaties, wordt vergeleken op basis van een woordassociatietaak (WAT). Een eerste hypothese houdt in dat psychiatrische patiënten meer eigenaardige woorden zullen gebruiken en minder responsen zullen geven, dit zal zich uitdrukken in een hoger aantal ontbrekende woorden. Bij de depressieve patiënten verwachten we dat het semantisch netwerk negatiever en beperkter zal zijn. Dit beperkter netwerk zal zich uitdrukken in meer typische woorden en responsen die gelijken (similariteit) op het gegeven cue-woord. Voor de bipolaire groep maken we de hypothese dat ze meer eigenaardige responsen, inzake woordvalentie (zeer positief of negatief), zullen gebruiken. Verder verwachten we dat hun semantisch netwerk minder samenhangend is. Dit zal uitgedrukt worden in minder responstypicaliteit en -similariteit. Door deze verschillen in valentie voor beide patiëntengroepen, verwachten we een daling in valentiecongruentie met de cue-woorden. Omtrent arousal en dominantie van de woorden wordt een verkennende ingesteldheid aangenomen. Twintig patiënten namen deel aan het onderzoek, waarvan 13 unipolaire en 7 bipolaire patiënten. De patiënten werden gekoppeld aan een controlepersoon op basis van leeftijd, geslacht en hoogst behaald diploma. De triadetaak werd ook voorgelegd. Deze taak bestudeert bijkomend ook de mate van similariteit tussen woorden. Het werkgeheugen werd beoordeeld op basis van de digit span opdrachten. Vervolgens werden twee taken (VAT en Lextale) afgenomen voor de woordenschat in te schatten. De unipolaire patiënten scoorden zoals verwacht hoger op respons-similariteit maar niet voor respons-typicaliteit. Bijgevolg kan er geen besluit worden gemaakt omtrent het al dan niet bezitten van een beperkter associatief netwerk. De hypothese dat bipolaire patiënten een minder samenhangend netwerk zouden hebben, wordt in deze studie niet bevestigd. De responsen van unipolaire patiënten waren significant passiever en zwakker dan de controlegroep. Er werd voor deze groep geen verschil vastgesteld omtrent lage valentie van responsen, wel werd de hypothese bevestigt van een lagere valentiecongruentie. Voor de bipolaire patiënten werden er verder geen significante verschillen gevonden in vergelijking met de controlegroep. Wel werd een sterk effect gevonden dat bipolaire patiënten meer positieve en sterke woorden gebruiken. In beide groepen scoorden de patiënten significant minder inzake werkgeheugen. Men kan besluiten, op basis van deze studie, dat het semantisch netwerk van uni- en bipolaire patiënten verschilt in bepaalde karakteristieken bij vergelijking met de controlegroep.

Keywords


Dissertation
Zijn koninginnen als computers? Een evaluatie van het parallellogram model van analogie.
Authors: --- --- ---
Year: 2019 Publisher: Leuven KU Leuven. Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Mikolov en collega’s hebben in 2013 een nieuwe methode ontwikkeld om neurale netwerken de overeenkomst tussen woorden te laten opsporen, Word2Vec. Dankzij deze familie van modellen is het parallellogram model van analogie geherintroduceerd in de computerwetenschappen. Dit model vertoont goede prestaties in het oplossen van proportionele analogieën. Het vindt bijvoorbeeld het ontbrekend woord ‘koningin’ in de analogie ‘Man staat tot koning zoals vrouw staat tot…?’. Mogelijks kan dit model een bijdrage leveren in het beeld op de onderliggende cognitieve mechanismen waar mensen beroep op doen tijdens betekenisvorming. Sommige onderzoekers beargumenteren dat dit model meer cognitief aannemelijk is in vergelijking met zijn traditionele voorgangers. Het doel van deze thesis is de effectiviteit van het model in het nabootsen van menselijke responsen nagaan om te bepalen of het cognitief plausibel is. In het huidige onderzoek moesten deelnemers een taak bestaande uit 40 proportionele analogieën, met verschillende semantische relaties, oplossen. Deze taak werd samengesteld op basis van een taxonomie van semantische relaties en vertaling van beschikbare gelijkaardige taken. In eerste instantie werd getest of de responsen van de deelnemers een goede vergelijking met de voorspellingen van het model mogelijk maakten: De responsen dienden voldoende systematiek te vertonen, zonder dat slechts één of twee antwoorden domineerden. Dit werd geëvalueerd door visuele inspectie van histogrammen van responsen op de analogieën en het berekenen van de type-token ratio (TTR). De TTR geeft een indicatie van de verschillende individuele responsen en hoe sterk deze overlappen. Vervolgens kreeg het parallellogram model dezelfde taak voorgelegd en genereerde het 10.000 woorden voor elke analogie. Deze woorden werden vergeleken met de woorden die de deelnemers gaven. De samenhang tussen de frequentie van woorden gegeven door deelnemers en de hier bijhorende afstand in de multidimensionale ruimte van het model werd nagegaan om te bepalen of de voorkeur in woorden tussen model en mens gelijkaardig is. Evaluatie van de responsen gaf aan dat een voldoende variabiliteit aanwezig was om een vergelijking tussen mens en model toe te laten. Ook werd een samenhang tussen hoe vaak een woord werd opgegeven door deelnemers en de voorspellingen van het parallellogram model gevonden. Deze samenhang is echter zwak en varieert over semantische relaties. De bevindingen in deze masterproef geven tegenevidentie voor de cognitieve plausibiliteit van het model.

Keywords


Dissertation
De invloed van stemming op de (ver)werking van het semantisch netwerk en taalgebruik: Een verband tussen stemming en valentie

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Het is duidelijk dat stemming veel van de cognitieve processen in ons brein beïnvloedt. Deze processen beïnvloeden op hun beurt ons dagelijks taalgebruik. De onderzoeksvraag die wordt behandeld binnen deze masterproef heeft bijgevolg betrekking op het verband tussen stemming en ons taalgebruik en meer bepaald de evaluatieve waarde van onze taal (de valentie). Bepaalt onze stemming mede de gemiddelde valentiescore van de woorden die we uit ons mentale woordenboek selecteren en gebruiken? Data werden verzameld aan de hand van een online survey, waarin twee stemmingstesten werden afgenomen – de PANAS en de Affect Grid – en waarbij een woordassociatietaak werd gedaan. De antwoorden van deelnemers in de associatietaak werden vervolgens gescoord op valentie (een evaluatieve waarde van onze taal). Op basis van deze gegevens werden drie verschillende analyses uitgevoerd die elk een aspect van de onderzoeksvraag behandelden. De hypothesen luidden als volgt: (1) de gemiddelde valentiescore van participanten over de gehele woordassociatietaak (WAT) heen correleert met de natuurlijke aanwezige (momentane) stemming; (2) de (meer stabiele) depressiescores van de participanten verklaren, naast stemming, een deel van de variantie in hun gemiddelde valentiescores; en (3) er is een samenhang tussen de valentiescores van de eerste responsen uit de WAT en stemming. In totaal waren er vier onafhankelijke variabelen, drie variabelen die elk een dimensie van stemming weergeven (negatief affect, positief affect en aangenaamheid) en een depressiemaat, en twee afhankelijke variabelen, de totale gemiddelde valentiescore en de gemiddelde valentiescore van de eerste responsen. De eerste en derde hypothese werden geanalyseerd aan de hand van een (non-) parametrische correlatieanalyse, de tweede hypothese aan de hand van een meervoudige regressieanalyse. Resultaten toonden een significant verband tussen de stemming en de gemiddelde valentiescore, en dit voor elk van de onderliggende dimensies van stemming. Het was echter niet zo dat deze samenhang ook nog bestond wanneer enkel rekening werd gehouden met de eerste, in theorie meer automatische, responsen in de WAT. Deze (derde) hypothese werd verworpen. De tweede analyse, een regressieanalyse met als onafhankelijke variabele de ‘depressiemaat’, leverde evenmin significante resultaten op. De verwachting dat ook een stabielere emotietrek zoals ‘depressieve symptomatologie’, een deel van de variantie in de valentiescores van ons taalgebruik zou verklaren, werd bijgevolg verworpen. We concluderen dat stemming een invloed heeft op het proces van de (ver)werking van het mentale woordenboek in ons brein en leveren met deze resultaten een onderbouwing van het gekende theoretische ‘mood and memory’ model van Bower (1981). Verder onderzoek naar factoren die een deel van de variantie in ons taalgebruik kunnen verklaren, om zo uiteindelijk tot een compleet plaatje te komen, is aangeraden.

Keywords


Dissertation
Semantic network based on word associations

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Words that we use in daily life are stored in memory and more specifically in what is referred to as the mental lexicon. The structure and organization of the human mental lexicon is complex, and multiple semantic models of how our vocabulary is organized have been proposed. A considerable amount of research has investigated these semantic models, either by focusing on one single model or by comparing two different models using particular semantic tasks. The latter approach has also been implemented in this study which compared two well-known semantic models each proposing a different structure of the human mental lexicon, i.e. a model based on word associations and a model based on text corpora. The association-based model states that two words are closely related when they are located close to each other in the semantic network (and thus share many associations), while the corpus-based model proclaims that two words are closely related when they share a similar word co-occurrence pattern in text corpora. The research hypothesis of this study is that the association model approximates the structure of the human mental lexicon closer than the corpus model. To test this hypothesis, two different experiments were performed, i.e. a hangman game and a false memory experiment. In the hangman game experiment, participants had to guess critical words based on hints sequentially presented one by one. The hints represented words that are related to the critical word, either according to the association model or to the corpus model. The false memory experiment employed the Deese-Roediger-McDermot (DRM) paradigm in which the participants’ rate of false recognition of critical words was compared following a study phase during which a list of related words was presented selected either based on the association model or on the corpus model. The hangman experiment revealed that participants needed a lower number of hints to guess the critical word when hints were selected based on the association model. The false memory experiment showed that a larger number of critical words were ’falsely’ (since not having been presented) recognized when the list words shown during the study phase were selected from the association model. In conclusion, the participants found the task easier (hangman experiment) and were more easily tricked into false recognitions (false memory experiment) when based on the association model as compared to the corpus model, providing support to our research hypothesis that the word association model is better in line with the structure of the human mental lexicon. However, it should be taken into consideration that this conclusion is limited to the nature of semantic tasks as assessed in this study.

Keywords

Listing 1 - 4 of 4
Sort by