Listing 1 - 4 of 4 |
Sort by
|
Choose an application
Ondanks de aangetoonde gezondheidsrisico's van tabak roken, rookt in België 22% van de inwoners van 15 jaar en ouder. 17% rookt dagelijks, gemiddeld 15 sigaretten per dag. Twee op de drie rokers geeft aan te willen stoppen met roken, van wie reeds 70% een mislukte rookstoppoging heeft ondergaan. Onderzoek toont aan dat circa 95% van de ex-rokers hervalt binnen het jaar. Om dit laag slaagpercentage tegen te gaan, werden verschillende rookstophulpmiddelen ontwikkeld: nicotinevervangers (NRT), rookstopmedicatie en rookstopbegeleiding. Ondanks het feit dat gebruik van de klassieke hulpmiddelen de kans op een succesvolle rookstop doet toenemen, blijven de slaagpercentages erg laag. Recent werd een nieuw hulpmiddel gelanceerd, dat de gebruiker toelaat om indien gewenst nicotine te blijven gebruiken zonder de schadelijke effecten van tabak roken en rekening houdt met de gedragsmatige en sensorieel-affectieve aspecten van roken: de e-sigaret. De doelstelling van deze studie is de effectiviteit van de e-sigaret (+ NRT) vergelijken met die van rookstopmedicatie, NRT of geen hulpmiddel in een real-life setting: rookstopbegeleiding bij een tabakoloog. Voor dit onderzoek werden vragenlijsten en CO-metingen gebruikt die op vier verschillende meetmomenten (intake, FU1, FU2 en FU3) werden afgenomen. Voor de effectiviteit van de e-sigaret (+ NRT) werd gekeken naar het verloop van de rookreductiepercentages, de goesting in een tabakssigaret en de ervaren ontwenningsverschijnselen. 153 deelnemers namen vrijwillig deel aan dit onderzoek, van wie er 104 deelnemers in de uiteindelijke onderzoeksteekproef werden opgenomen. Op FU3 was slechts 31% van de deelnemers volledig gestopt met roken. Dit percentage bedroeg 24% in de conditie e-sigaret, 33% in de conditie e-sigaret + NRT, 23% in de conditie NRT, 50% in de conditie medicatie en 36% in de conditie geen hulpmiddel. Op FU3 (einde rookstopbegeleiding) werden geen verschillen gevonden wat betreft de rookreductiepercentages, de goesting in een tabakssigaret en de ervaren ontwenningsverschijnselen tussen de conditie e-sigaret (+NRT) enerzijds en de condities NRT, medicatie en geen hulpmiddel anderzijds. Samengevat is de e-sigaret mogelijk minstens even effectief als rookstophulpmiddel in vergelijking met NRT of medicatie. Er werd echter geen verschil gevonden met de deelnemers die stopten zonder hulpmiddel. Een mogelijke verklaring is de vaststelling dat deelnemers die stopten zonder hulpmiddel zichzelf al van bij de intake minder afhankelijk voelden van een tabakssigaret dan deelnemers in de andere condities. Ondanks de toename in het gebruik van de e-sigaret blijft de effectiviteit op langere termijn een vraagteken. Meer onderzoek omtrent de werking van de e-sigaret is nodig.
Choose an application
Roken blijft een enorm prevalent gegeven in België. Momenteel rookt nog steeds 22% van de 15-plussers. Dit is problematisch omwille van de negatieve invloed die roken uitoefent op zowel mortaliteit als morbiditeit. Slechts 3 tot 5% van de rokers slaagt er in om, na één stoppoging zonder gebruik van hulpmiddelen, zes maanden tot een jaar later nog steeds abstinent te zijn. Tobacco Harm Reduction (THR) probeert aan dit lage cijfer tegemoet te komen door het aanbieden van minder schadelijke alternatieven voor tabaks- en/of nicotinegebruik. De elektronische sigaret (e-sigaret) is een veelbelovend instrument binnen het domein van THR. Zowel bij het volledig stoppen met roken als bij het volhouden van deze rookstop, blijkt de e-sigaret dan ook een geschikt hulpmiddel te zijn. Dit onder meer omdat de e-sigaret in staat is om efficiënt nicotine te leveren en tegemoet te komen aan de sensomotorische aspecten van het roken. Niet alle rokers die gebruik maken van de e-sigaret, slagen er echter in om volledig over te schakelen naar het exclusief gebruik hiervan. Een aanzienlijk aantal maakt namelijk gebruik van de e-sigaret en rookt daarnaast ook tabakssigaretten (dual-use). Het doel van dit onderzoek was om dual-users ondersteuning te bieden bij de overstap van het gebruik van de e-sigaret en tabakssigaretten naar exclusief gebruik van de e-sigaret. De aangeboden ondersteuning bestond uit een online psycho-educatieve cursus die de deelnemers individueel en van thuis uit konden doorlopen. Het onderzoek vond plaats bij personen die, minimaal drie maanden voor de start van het onderzoek, dual-user waren en een volledige overschakeling naar dampen ambieerden. De deelnemers werden op toevallige wijze verdeeld in een interventiegroep en een wachtgroep. De wachtgroep kreeg pas na drie maanden toegang tot de online cursus, waardoor het mogelijk was om te controleren of verandering te wijten was aan het spontane verloop van het rook- en dampgedrag over de tijd. Bij dit onderzoek werd gebruik gemaakt van online vragenlijsten die afgenomen werden bij de intake en systematisch drie, zes, en voor de wachtgroep negen, maanden na de intake. Aan de hand van deze vragenlijsten werden verschillende parameters van het rook- en dampgedrag onderzocht, waaronder het verloop van het aantal tabakssigaretten, de rookstoppercentages, de afhankelijkheid van tabakssigaretten en de e-sigaret, de zelfinschatting van verslaving, het wattage en nicotinegebruik bij het dampen, en verschillende percepties, cognities en attitudes ten opzichte van de e-sigaret. Over beide groepen slaagde 22% van de deelnemers (n = 36) er in om, zes maanden na de intake, volledig over te schakelen naar enkelvoudig gebruik van de e-sigaret. Op ditzelfde moment was 28% van de deelnemers in staat om het aantal tabakssigaretten per week met minstens 50% te verminderen. Er was geen significante evolutie in de afhankelijkheid en zelfinschatting van verslaving aan tabakssigaretten of de e-sigaret, als ook niet in de zelfinschatting van verslaving aan nicotine. Bij het vergelijken van de interventiegroep en de wachtgroep werden overwegend geen significante verschillen gevonden over het verloop van de tijd. Ook drie maanden na de intake waren de verschillen tussen de groepen slechts minimaal, wat eerder wijst op het spontane verloop van het rook- en dampgedrag en minder op een effect van de aangeboden psycho-educatieve cursus.
Choose an application
Ondanks de algemene consensus over de gezondheidsrisico's van roken blijft de prevalentie van roken hoog. De e-sigaret kan ingezet worden als een effectief rookstophulpmiddel en dit terwijl deze minder dan 1% van de risico's geassocieerd aan roken bevat, zo blijkt uit vele studies. Haaks op deze studies zijn er ook andere beweringen die stellen dat er verschillende substantiële risico's verbonden zijn aan de e-sigaret. Door deze tegenstrijdigheden zijn zorgverleners en beleidsmakers zoekende om een eenduidig advies te geven omtrent de e-sigaret. Ook de perceptie van de bevolking wordt beïnvloed vb. door claims die gemaakt worden door onderzoekers en uitvergroot door de media. Zo zien we een continue stijging wat betreft de gepercipieerde relatieve schadelijkheid van e-sigaretten in vergelijking met sigaretten. Deze stijging in risicoperceptie kan als gevolg hebben dat minder rokers bereid zijn om volledig om te schakelen van roken naar dampen. Vandaar dat het cruciaal is om na te gaan welke factoren de risicoperceptie over de e-sigaret kunnen beïnvloeden. Het doel van deze studie is om na te gaan welk effect het gevoerde beleid in een onderneming heeft op de risicopercepties bij de werknemers wat betreft de e-sigaret. Daartoe werd een categorisatie opgesteld van ondernemingen met een eerder streng of een eerder flexibel beleid omtrent dampen op het werk. Vervolgens werd gekeken naar de eventuele verschillen tussen de werknemers van deze twee groepen wat betreft de gepercipieerde strengheid van het gevoerde dampbeleid, de gepercipieerde schadelijkheid van de e-sigaret en de risicoperceptiescore van de e-sigaret. Bijkomend werd er voor deze variabelen steeds een onderscheid gemaakt tussen de werknemers op basis van hun rook -en dampstatus. Uit de resultaten bleek dat de leidinggevenden van ondernemingen over het algemeen een negatieve perceptie vertoonden t.a.v. de e-sigaret. Dit vertaalde zich in een strenge beleidsvoering wat betreft dampen op het werk. Verder schatten de 'ooit rokers' en 'ooit dampers' de e-sigaret als minder risicovol in dan werknemers die nog nooit gerookt of gedampt hadden. Werknemers van een onderneming met een flexibel beleid percipieerden de absolute gezondheidsrisico's van een e-sigaret als significant lager dan werknemers van ondernemingen met een streng beleid. Op het vlak van de relatieve gezondheidsrisico's van de e-sigaret en de visies over wetgeving en beleid werden geen verschillen gevonden tussen de ondernemingen. Er kan geconcludeerd worden dat de Vlaamse bevolking de risicopercepties omtrent de e-sigaret overschat en dat het gevoerde beleid hier, althans voor de absolute gezondheidsrisico's, een invloed op kan hebben.
Choose an application
Ondanks de aangetoonde gezondheidsrisico’s van tabak roken, rookt in België 22% van de inwoners van 15 jaar en ouder. 17% rookt dagelijks, gemiddeld 15 sigaretten per dag. Twee op de drie rokers geeft aan te willen stoppen met roken, van wie reeds 70% een mislukte rookstoppoging heeft ondergaan. Onderzoek toont aan dat circa 95% van de ex-rokers hervalt binnen het jaar. Om dit laag slaagpercentage tegen te gaan, werden verschillende rookstophulpmiddelen ontwikkeld: nicotinevervangers (NRT), rookstopmedicatie en rookstopbegeleiding. Ondanks het feit dat gebruik van de klassieke hulpmiddelen de kans op een succesvolle rookstop doet toenemen, blijven de slaagpercentages erg laag. Recent werd een nieuw hulpmiddel gelanceerd, dat de gebruiker toelaat om indien gewenst nicotine te blijven gebruiken zonder de schadelijke effecten van tabak roken en rekening houdt met de gedragsmatige en sensorieel-affectieve aspecten van roken: de e-sigaret. De doelstelling van deze studie is de effectiviteit van de e-sigaret (+ NRT) vergelijken met die van rookstopmedicatie, NRT of geen hulpmiddel in een real-life setting: rookstopbegeleiding bij een tabakoloog. Voor dit onderzoek werden vragenlijsten en CO-metingen gebruikt die op vier verschillende meetmomenten (intake, FU1, FU2 en FU3) werden afgenomen. Voor de effectiviteit van de e-sigaret (+ NRT) werd gekeken naar het verloop van de rookreductiepercentages, de goesting in een tabakssigaret en de ervaren ontwenningsverschijnselen. 153 deelnemers namen vrijwillig deel aan dit onderzoek, van wie er 104 deelnemers in de uiteindelijke onderzoeksteekproef werden opgenomen. Op FU3 was slechts 31% van de deelnemers volledig gestopt met roken. Dit percentage bedroeg 24% in de conditie e-sigaret, 33% in de conditie e-sigaret + NRT, 23% in de conditie NRT, 50% in de conditie medicatie en 36% in de conditie geen hulpmiddel. Op FU3 (einde rookstopbegeleiding) werden geen verschillen gevonden wat betreft de rookreductiepercentages, de goesting in een tabakssigaret en de ervaren ontwenningsverschijnselen tussen de conditie e-sigaret (+NRT) enerzijds en de condities NRT, medicatie en geen hulpmiddel anderzijds. Samengevat is de e-sigaret mogelijk minstens even effectief als rookstophulpmiddel in vergelijking met NRT of medicatie. Er werd echter geen verschil gevonden met de deelnemers die stopten zonder hulpmiddel. Een mogelijke verklaring is de vaststelling dat deelnemers die stopten zonder hulpmiddel zichzelf al van bij de intake minder afhankelijk voelden van een tabakssigaret dan deelnemers in de andere condities. Ondanks de toename in het gebruik van de e-sigaret blijft de effectiviteit op langere termijn een vraagteken. Meer onderzoek omtrent de werking van de e-sigaret is nodig.
Listing 1 - 4 of 4 |
Sort by
|