Listing 1 - 2 of 2 |
Sort by
|
Choose an application
Kinderen met ontwikkelingsdysfasie (OD) hebben hardnekkige problemen met het verwerven van hun mondelinge taal. Er is steeds meer onderzoek dat aantoont dat kinderen met rolandische epilepsie ook te kampen hebben met taalproblemen. In dit onderzoek gaan wij niet alleen op zoek naar gelijkenissen en verschillen in het taalprofiel van deze kinderen, maar ook naar gelijkenissen en verschillen in het taalnetwerk in de hersenen van deze kinderen a.d.h.v. een vergelijkende DTI-studie. Dit onderzoek kadert binnen het ‘Speech Language Imaging’-project (SLIM-project) dat loopt op ExpORL (Experimentele Oto-Rino-Laryngologie) en op de diensten Radiologie en Kinderneurologie in het UZ Leuven. Dr. Marjolein Verly haar doctoraatsproject ‘The language connectome: insights from advanced structural and functional imaging techniques’ kadert binnen dit SLIM-project. Bij kinderen met OD en RE werden allerlei tests uitgevoerd. Allereerst werden ze talig gescreend, daarbij werden de CELF-4NL en de PPVT-III-NL afgenomen. Daarnaast werden er hersenscans afgenomen en aan de hand van de DTI-techniek konden beeldvormingsparameters verkregen worden, waarmee dan verschillende witte stofbanen in de hersenen geanalyseerd werden. In dit onderzoek werden verschillende witte stofbanen die van belang zijn voor de taal bestudeerd, namelijk: het extreme capsule fibre system (ECFS), de inferior longitudinal fascicle (ILF), de middle longitudinal fascicle (MdlF), de superior longitudinal fascicle (SLF), de superior longitudinal fascicle posterior (SLF posterior), de superior longitudinal fascicle anterior (SLF anterior, de superior longitudinal fascicle longitudinal (SLF longitudinal) en de uncinate fascicle (UF). Ook de mate van lateralisatie werd geanalyseerd. Analyses van de CELF-4NL toonden dat de kinderen met RE significant hogere taalresultaten behalen dan de kinderen met OD, maar dit betekent niet dat de kinderen met RE geen taalproblemen hebben. Hun scores zijn afwijkend ten opzichte van de normwaardes van de CELF-4NL. Uit de resultaten van het DTI-onderzoek bleek dat er in de linkerhemisfeer een significant verschil is bij de FA-parameter, in de SLF posterior. De gemiddelde FA-waarde van de RE-groep ligt hoger dan die van de OD-groep. Bij de ADC en VOL werd er echter geen significant effect gevonden tussen de twee groepen. In de rechterhemisfeer blijkt er een significant verschil te zijn bij de VOL- en FA-parameter in de MdLF. Beide gemiddelde waardes zijn groter bij de kinderen met RE ten opzichte van de kinderen met OD. Tot slot is er een verminderde linkerhemisferische lateralisatie geobserveerd bij beide groepen ten opzichte van normaal ontwikkelende kinderen. Onze talige resultaten suggereren een linguïstisch continuüm. Evaluatie van de taalfunctie van kinderen met RE op jonge leeftijd is cruciaal om sneller te komen tot gepaste interventies. Een sterkte van deze studie was het gebruik van innovatieve en gevalideerde onderzoeksmethoden zoals de CELF-4NL en DTI-tractografie bij een klinische pediatrische populatie. Verder onderzoek met een grote sample size zijn echter nodig om de trends die wij vonden in onze resultaten te bevestigen.
Choose an application
Kinderen met ontwikkelingsdysfasie (OD) hebben hardnekkige problemen met het verwerven van hun mondelinge taal. Er is steeds meer onderzoek dat aantoont dat kinderen met rolandische epilepsie ook te kampen hebben met taalproblemen. In dit onderzoek gaan wij niet alleen op zoek naar gelijkenissen en verschillen in het taalprofiel van deze kinderen, maar ook naar gelijkenissen en verschillen in het taalnetwerk in de hersenen van deze kinderen a.d.h.v. een vergelijkende DTI-studie. Dit onderzoek kadert binnen het ‘Speech Language Imaging’-project (SLIM-project) dat loopt op ExpORL (Experimentele Oto-Rino-Laryngologie) en op de diensten Radiologie en Kinderneurologie in het UZ Leuven. Dr. Marjolein Verly haar doctoraatsproject ‘The language connectome: insights from advanced structural and functional imaging techniques’ kadert binnen dit SLIM-project. Bij kinderen met OD en RE werden allerlei tests uitgevoerd. Allereerst werden ze talig gescreend, daarbij werden de CELF-4NL en de PPVT-III-NL afgenomen. Daarnaast werden er hersenscans afgenomen en aan de hand van de DTI-techniek konden beeldvormingsparameters verkregen worden, waarmee dan verschillende witte stofbanen in de hersenen geanalyseerd werden. In dit onderzoek werden verschillende witte stofbanen die van belang zijn voor de taal bestudeerd, namelijk: het extreme capsule fibre system (ECFS), de inferior longitudinal fascicle (ILF), de middle longitudinal fascicle (MdlF), de superior longitudinal fascicle (SLF), de superior longitudinal fascicle posterior (SLF posterior), de superior longitudinal fascicle anterior (SLF anterior, de superior longitudinal fascicle longitudinal (SLF longitudinal) en de uncinate fascicle (UF). Ook de mate van lateralisatie werd geanalyseerd. Analyses van de CELF-4NL toonden dat de kinderen met RE significant hogere taalresultaten behalen dan de kinderen met OD, maar dit betekent niet dat de kinderen met RE geen taalproblemen hebben. Hun scores zijn afwijkend ten opzichte van de normwaardes van de CELF-4NL. Uit de resultaten van het DTI-onderzoek bleek dat er in de linkerhemisfeer een significant verschil is bij de FA-parameter, in de SLF posterior. De gemiddelde FA-waarde van de RE-groep ligt hoger dan die van de OD-groep. Bij de ADC en VOL werd er echter geen significant effect gevonden tussen de twee groepen. In de rechterhemisfeer blijkt er een significant verschil te zijn bij de VOL- en FA-parameter in de MdLF. Beide gemiddelde waardes zijn groter bij de kinderen met RE ten opzichte van de kinderen met OD. Tot slot is er een verminderde linkerhemisferische lateralisatie geobserveerd bij beide groepen ten opzichte van normaal ontwikkelende kinderen. Onze talige resultaten suggereren een linguïstisch continuüm. Evaluatie van de taalfunctie van kinderen met RE op jonge leeftijd is cruciaal om sneller te komen tot gepaste interventies. Een sterkte van deze studie was het gebruik van innovatieve en gevalideerde onderzoeksmethoden zoals de CELF-4NL en DTI-tractografie bij een klinische pediatrische populatie. Verder onderzoek met een grote sample size zijn echter nodig om de trends die wij vonden in onze resultaten te bevestigen.
Listing 1 - 2 of 2 |
Sort by
|