Listing 1 - 10 of 30 | << page >> |
Sort by
|
Choose an application
The development of new semiconductor materials is one of the prime targets for the microelectronics industry. Tin disulphide (SnS2) is one such semiconductor material. It has a two dimensional layered structure which defines its chemical and physical properties. Currently no process has been developed to create SnS2 films with high structural quality at an industrial level. Chemical vapour deposition (CVD) is one technique that could offer an answer to this problem. To develop such a CVD process, it is necessary to have a good understanding of the mechanisms (nucleation and growth) that define said process. This dissertation, investigates the nucleation and growth of SnS2 using a SnCl4 / H2S CVD process for SnS2 on SiO2 wafers. The first part of experiments consists of the investigation of the temperature range in which SnS2 can be grown. To this end, Rutherford backscattering spectroscopy (RBS) is used to quantify the amount of deposited SnS2 . Various other techniques, e.g. Raman spectroscopy, X-ray diffraction (XRD) and scanning electron microscopy (SEM), are used to examine the composition, phase and morphology of the SnS2 samples. It is found that in a temperature range of 300 to 400 ◦C SnS 2 deposition is possible for a SnCl4 / H2S ratio of 1/10, and that at 400 ◦C the films show the best crystal orientation. The second part of experiments looks at the nucleation and growth of SnS2 for CVD at 400 ◦C. The growth at 400 ◦C is followed using a.o. atomic force microscopy (AFM) for deposition times from five seconds to half an hour. A growth model is proposed, which consists of two growth regimes. The first regime consists of the nucleation on the SiO2 substrate and growth of the formed grains up to an incomplete layer closure, with a preferential lateral growth. A delayed growth model is proposed describing the formation of amorphous 3D islands, followed by crystallisation and lateral growth. The second regime describes the formation of a rough SnS2 layer via a 3D-growth. This regime is characterised by the formation of pyramidal like spirals, combined with growth of holes in the SnS2 film. It is concluded that the growth rate is too high. The surface diffusion of adatoms and their lattice incorporation rate is too low, compared to the adsorption rate of adatoms, to allow SnS 2 to grow via a 2D mechanism. For that reason, it is proposed that the main focus of further research should be; to decrease the growth rate of SnS 2 , and thus allow a more controlled and 2D growth.
Choose an application
Alvorens een nieuw medicijn ontwikkeld wordt, worden vandaag de dag zogenaamde “doelwitmoleculen” eerst uitvoerig bestudeerd door middel van theoretische studies. Zulke studies geven belangrijke inzichten in het gedrag van de moleculen en chemische eigenschappen kunnen hierdoor voorspeld worden. Uit deze studies is gebleken dat de meerderheid van de toonaangevende moleculen een stikstof atoom bevatten of een drie-dimensionele structuur. Helaas wordt het maken van zulke complexe verbindingen heel snel, ingewikkeld en werk-intensief. Daarom maakt met gebruik van deeltjes die de reactie vergemakkelijken en versnellen. Deze deeltjes nemen wel deel aan de reactie maar worden niet verbruikt (er is dus maar een zeer kleine hoeveelheid nodig om de reactie te doen opgaan). We noemen deze deeltjes katalysatoren. De doelstelling van deze thesis is de uitkomst van de reactie tussen een geactiveerde drievoudige binding en het indool te optimaliseren. Dit werd gedaan door de sterische (dit bevat de ruimte die de katalysator inneemt) en elektronische (kan de katalysator elektronen weghalen of toevoegen aan de molecule) eigenschappen van de katalysator bij te stellen tot de gewenste regioselectiviteit. Een regioselectieve reactie zal bij voorkeur op één plaats reageren, in dit geval is dat dus één van de twee koolstofatomen van de drievoudige binding. Met de geoptimaliseerde condities op zak, kon de katalysator selectief de reactie met één koolstoffen begunstigen. Na deze reactie werd dan een complex, drie dimensioneel spirocyclisch indolenine gevormd, dat zowel stikstoffen bevat als de gewenste drie-dimensionele structuur bevat. Er bestaan twee types van katalysatoren homogene: katalysatoren (hierbij zitten de startmaterialen en de katalysator in dezelfde fasen, dus beide opgelost in een vloeistof) en heterogeen katalysatoren (hierbij zit de katalysator in een andere fase, bv. als vaste partikels). Spiroindoleninen zijn eerder al gesynthetiseerd onder heterogene condities, maar slechts een lage regioselectiviteit kon bekomen worden. Onder homogene condities, is het echter mogelijk om op maat gemaakte katalysatoren voor te bereiden met de gewenste regioselectiviteit. We veronderstelden dat we een zogeheten ‘harde’ en ‘zachte’ kant konden induceren in het alkyn door een naburig carbonyl groep in te bouwen in het koolstofskelet. De harde koolstof zal reageren via lading gecontroleerde interacties, terwijl de zachte koolstof via zijn orbitalen (elektronen wolk) zal interageren. Met enige trots kunnen we zeggen dat indium- en positief geladen goudatomen uitstekende katalysatoren bleken voor dit type van reacties. Het harde indium(III) gaf selectief het endo-product en een goud(I) katalysator werd gebruikt om het exo-product te bekomen.
Choose an application
De thesis beschrijft de creatie en de studie van nieuwe macroringen. Deze nieuwe macroringen bestaan uit kleinere aromatische ringen verbonden met atomaire bruggen, die zwavel atomen bevatten. De macroringen beschreven in de thesis zijn reeds onbeschreven en kunnen bij een nieuw type van macroringen horen. Macroringen bestaan uit uiteenlopende structuren en geometrieën. Eigenschappen en conformaties van nieuwe macroringen kunnen niet betrouwbaar voorspeld worden gebaseerd op de structuur alleen. Door de grote hoeveelheid van reeds bestaande types van macroringen is het niet mogelijk typerende eigenschappen te bepalen voor allen. Het is daarom belangrijk om verschillende types afzonderlijk te karakteriseren en evalueren. Nieuwe types van macroringen kunnen dus helpen bij het uitbreiden van onze kennis van supramoleculaire chemie. Supramoleculaire chemie is de studie binnen de chemie over de interacties tussen kleine moleculen of atomen en een grotere geordende structuur. Het is daarom belangrijk om steeds op zoek te gaan naar nieuwe macroringen. Bij deze thesis ligt de focus op de synthese van een nieuw type van sulfide macroringen, waarbij de macroring gevormd is door cyclocondensatie van twee bouwstenen, een biselectrofiel en een bisthiol. Het bisthiol is een molecule dat twee functionele groepen uit zwavel bevat, genaamd thiolen. De tweede bouwsteen is een biselectrofiel, dit is een molecule dat graag electronen opneemt. Het thiol van de bisthiol bouwsteen bevat een relatief hoge dichtheid aan electronen en zal dus een verbinding kunnen vormen met het biselectrofiel. De synthese van twee nieuwe macroringen was succesvol door cyclisatie van biselectrofiel 2,6-bis(chloromethyl)-4-tert-butyl-phenol en bisthiol 4,4’-thiolbis(benzeenthiol) tot [2+2] en [3+3] condensaten. Nadat eenmaal de synthese mogelijk was, werd er een studie uitgevoerd met de bedoeling de productverhoudingen te optimaliseren en de opbrengst te vergroten. De [2+2] en [3+3] macroring condensaten werden opgezuiverd en een poging tot karakterisatie werd ondernomen. Opzuivering was mogelijk met kolom chromatografie en neerslagvorming. Verder werden de structuren en conformaties onderzocht met nucleaire magnetisch resonantie, gel permeatie chromatografie en X-stralen diffractie. Macroring synthese werd ook onderzocht met andere biselectrofielen en bisthiolen. Variatie in het biselectrofiel leidde niet tot macroring synthese. Met een ander bisthiol werd wel macroring gedetecteerd maar verder opzuivering en experimenten zijn nodig. Macroring synthese met bisalcoholen en bisamines, gelijkaardig aan de bisthiol, was niet mogelijk onder de geteste condities. Ten laatste, werd er ook nog geëxperimenteerd met modificatie van de gevormde macroringen door alkylering van de fenol groepen; een koolwaterstof keten introduceren via modificatie. Enkele gealkyleerde producten zijn waargenomen maar verder opzuivering is nodig. Verder experimenteren is nog nodig om functionalisatie te bevorderen en de producten op te zuiveren.
Choose an application
De laatste decennia zijn polymeren niet meer weg te denken uit onze maatschappij. Hoewel ze reeds lang in gebruik zijn, breidt hun toepassingsgebied nog steeds uit. Hierdoor is er ook steeds meer vraag naar op maat gemaakte polymeren waarvan de eigenschappen specifiek zijn afgesteld op de beoogde applicatie. Recent focussen enkele specifieke toepassingen zich op de geleidende eigenschappen van geconjugeerde polymeren, die bijvoorbeeld gebruikt worden in zonnecellen en oLEDs. De uitbreiding van het toepassingsgebied naar meer geavanceerde applicaties leidde tot een zoektocht naar betere synthesemethodes, nodig om aan de vraag naar betere controle en bijhorende hoogwaardige materiaaleigenschappen te voldoen. Een methode die hieraan beantwoordt en tegelijk een eenvoudige mogelijkheid tot eindfunctionalisatie biedt, is de Kumada katalysator transfer condensatie polymerisatie (KCTCP). De polymeersyntheses in deze masterthesis zijn bijgevolg gebaseerd op de KCTCP. Het doel van deze thesis is het functionaliseren van een achiraal nanopartikel met chiraal poly[3-((S)-3,7-dimethyloctyl)thiofeen] en zowel de chirale expressie als de structurele ordening te bestuderen. Om het polymeer aan Fe3O4 nanopartikels te kunnen koppelen, wordt een catecholgroep geïncorporeerd via een externe initiator. De invloed van de vertakking op de zijketen van het monomeer en de externe catecholinitiator op het gecontroleerde karakter van de polymerisatie worden eerst nagegaan, vermits deze combinatie niet eerder gebruikt is. Ook de initiatie-efficiëntie wordt gecontroleerd, gezien deze een invloed heeft op het rendement van de functionalisatiereactie. Uit de resultaten blijkt dat een vertakking in de zijketen van het monomeer resulteert in een verzwakking in de associatie tussen de katalysator en de polymeerketen en zo kan leiden tot dissociatie van NiL2. Tegelijkertijd zorgt de wisselwerking tussen deze zwakkere associatie en de catecholgroep ervoor dat deze laatste de propagerende NiL2 kan afvangen waardoor een getermineerde keten ontstaat. Beide gevallen zorgen voor een vermindering van het gecontroleerd karakter van de polymerisatie. Dit blijft echter beperkt bij kortere ketenlengtes waar de voordelen van de KCTCP bijgevolg behouden blijven. Vervolgens wordt poly[3-((S)-3,7-dimethyloctyl)thiofeen] gekoppeld aan Fe3O4 nanopartikels. Het doel hiervan is het tot uiting brengen en bestuderen van de chirale expressie in polymeergefunctionaliseerde nanopartikels. De expressie van chiraliteit wordt geanalyseerd via circulair dichroïsme (CD) voor het vrije polymeer en de gefunctionaliseerde nanopartikels, zowel in goed en slecht solvent als in film. Hieruit blijkt dat de vrije polymeren reeds een CD-effect vertonen bij aggregaatvorming in methanol, terwijl de gebonden polymeren enkel een CD-effect vertonen in films. Het onderscheid in de expressie van de chiraliteit is een eerste indicatie dat de supramoleculaire ordening van vrije en gebonden polymeren verschilt. Deze ordening wordt visueel bestudeerd via atoomkrachtmicroscopie, en de interacties over lange afstanden worden nagegaan via Faraday-rotatie. Uit deze resultaten kan men concluderen dat de polymeerschillen van verschillende nanopartikels intermoleculair interageren met elkaar over korte afstanden. Deze kennis is van belang bij de ontwikkeling van opto-elektronica, waar de interacties tussen de partikels bijdragen tot de efficiëntie.
Choose an application
The hydrolytic activity of two different metal substituted polyoxometalates towards horse heart cytochrome c and ovalbumin was studied in presence of surfactants. The two polyoxometalates [Ce(α-PW11O39)2]10- (Ce1Ke2) and [Zr(α-PW11O39)2]10- (Zr1Ke2) were used in presence of the following surfactants: SDS, CHAPS and Zw3-12. The cleavage of proteins by polyoxometalates was observed both in absence and in presence of surfactants at pH 7.4 and 60 °C. The molecular interactions between the polyoxometalates and the proteins were studied with CD spectroscopy, tryptophan luminescence and UV-Vis spectroscopy. The fragmentation pattern of horse heart cytochrome c in presence of Ce1Ke2 and Zr1Ke2 polyoxometalates, was different. Hydrolysis by Ce1Ke2 resulted in 2 fragments, while Zr1Ke2 cleaved horse heart cytochrome c in 3 fragments. A possible explanation for this difference could be found in the larger coordination number of Ce(IV). The cleavage pattern was the same when surfactants were added to the protein-polyoxometalate solution in case of Ce1Ke2. The addition of surfactants did not influence much the fragmentation pattern of horse heart cytochrome c. This indicates that the structural changes in the protein caused by the surfactants have no influence on the cleavage pattern. For Zr1Ke2 in the protein-polyoxometalate solution and in presence of SDS and Zw3-12, 3 bands were visible on SDS-PAGE gel, however in solution with CHAPS only 2 bands were detected. Addition of Zw3-12 or SDS to Zr1Ke2 resulted in fragments of higher density on the SDS-PAGE gels, indicating an increased reaction rate. In general, the hydrolysis catalyzed by Ce1Ke2 was faster than with Zr1Ke2, possibly due to the higher Lewis acidity of Ce(IV). In contrast to horse heart cytochrome c, the cleavage of ovalbumin with Zr1Ke2 was influenced by the presence of surfactants. In absence of surfactants 7 fragments were observed, while the addition of surfactants resulted also in 7 fragments but with different molar masses. This suggests that surfactants induce structural changes that influence the cleavage sites of these polyoxometalates. From interaction studies it is clear that SDS has a strong denaturing effect that alters the secondary structure of horse heart cytochrome c and ovalbumin. CHAPS and Zw3-12 have similar effect, but to a lesser extent due to the zwitterionic character of the surfactants. These observations were drawn from circular dichroism, tryptophan fluorescence and UV-Vis spectroscopy measurements.
Choose an application
Deze thesis handelt over de ontwikkeling van een hybride polyoxometalaat (POM) als potentieel, artificieel peptidase. POM is een cluster bestaande uit zuurstof, transitiemetalen en soms nog een ander soort atoom. Een hybride POM is een zuurstof-metaal cluster waar een organisch stuk aan vastgehecht is. De Anderson-Evans (AE) POM zal gefunctionaliseerd worden met 1,4,7,10-tetraazacyclododecane, beter gekend als cyclen. Dit ligand vormt sterke complexen met ionen als Cu(II) en Zn(II) en op deze manier combineert de hybride POM de hydrolytische activiteit; de mogelijkheid om een amidebinding te knippen; van het metaalion met de mogelijkheid van de negatief geladen POM om met positieve gebieden van het proteïneoppervlakte te binden en selectief hydrolyse te induceren. Verschillende functionalisatiemethoden zijn toegepast om cyclen aan de POM te hechten. Een eerste manier is via de copper catalysed azide-alkyne cycloaddition (CuAAC). Cyclen is drievoudig beschermd met [2-(Trimethylsilyl)ethoxycarbonyloxy]-groepen (Teoc) waarna de laatste amine gefunctionaliseerd is met een alkyn functie. De POM is gefunctionaliseerd met een azide linker die, in de aanwezigheid van Cu(I), een 1,2,3-triazole ring zal vormen met het alkyn. Na de CuAAC werd geprobeerd het cyclen te ontschermen met behulp van twee methoden: fluoridebronnen (tetrabutylammoniumfluoride en cesiumfluoride) en ZnBr2, maar voor geen van beide methoden kon een bewijs gegeven worden dat de Teoc groep effectief verwijderd was. Een tweede functionalisatiemethode is ontwikkeld om de ontschermingsstap in de aanwezigheid van POM te vermijden. Cyclen is eerst drievoudig beschermd met de tert-butyloxycarbonyl groep (Boc) en terug enkelvoudig gefunctionaliseerd met een alkyn functie. Na deze enkelvoudige functionalisatie werden de Boc groepen verwijderd met een sterk, proton donerend zuur. De CuAAC tussen de ontschermde cyclen en de azide gefunctionaliseerde POM werd geprobeerd in de aanwezigheid van Cu(I), maar de vorming van de 1,2,3-triazole ring was niet geobserveerd. Om het gebruik van Cu(I) ionen te vermijden werd als alternatief de nucleofiele substitutie getest. De AE POM is voorzien van een nucleofiel amine via de aanhechting van het trisalkoxy tris(hydroxymethyl)aminomethane (TRIS). Vervolgens werd het cyclen voorzien van een elektrofiele functie. Dit zou gedaan worden via een CuAAC reactie tussen de enkelvoudige gefunctionaliseerde cyclen beschermd met Boc-groepen en azido-11-bromoundecaan. De synthese van azido-11-bromoundecaan was niet succesvol en de nucleofiele substitutie met de POM werd niet uitgevoerd. Wel werd er een testreactie uitgevoerd tussen de amine gefunctionaliseerde POM en broomdecaan. Echter na twee dagen roeren in de aanwezigheid van base werd geen substitutie geobserveerd.
Choose an application
Carbon fibres are very useful building blocks for the construction of lightweight materials. Due to their light weight, they can reduce the fuel consumption of cars, but due to their high price they are not yet used on a large scale for automobile construction. The current fabrication of these fibres is expensive and also has a severe environmental impact. Therefore, a lot of research has aimed to find alternative precursor materials for these fibres such as cellulose, lignin, poly(ethylene) and so on. The downside of these precursor materials is that the performance of the resulting carbon fibres is inferior to the current carbon fibres limiting their applicability. In this work an alternative route to carbon fibre precursors is investigated by functionalising poly(olefins). The polymers were produced using ring-opening metathesis polymerisation so that double bonds remain present in the polymer. These functionalities can be used to crosslink the polymer chains after extrusion to ensure mechanical stability during carbonisation. The functionalities investigated in this work are azides, epoxides and a photoinitiator moiety. By copolymerising these functionalised monomers with non-functionalised monomers in different ratios the effect of the degree of copolymerisation on the properties of the resulting polymers can be investigated. Upon characterisation of these polymers a decrease of the melting point and crystallinity with increasing comonomer content was noticed. As well as a dependence of both these properties on the initiator used for the polymerisation. The temperature at which thermal crosslinking is induced however is a lot higher than the melting point of any of the polymers. Thermal decomposition in an inert atmosphere unfortunately did not yield any carbon, but tests with an oxidative stabilisation step yielded promising results.
Choose an application
In this thesis, fundamental research was performed to the phase behavior of certain water-soluble polymers, based on Poly Vinyl Methyl Ether (PVME), which are characterized by a very peculiar type III bimodal LCST. This PVME was synthesized via a special strategy. Not only PVME but also copolymers of PVME with Vinyl Alcohol (VA) and Vinyl Acetate (VAc), in two different chemical compositions were formed in a similar way to investigate the influence of, respectively, hydrophilic/hydrophobic interactions with the solvent. The synthesis of the (co)polymers was done in several steps, where the first step was the synthesis of Poly Vinyl Acetate (PVAc) via the, rather uncommon, Cobalt-Mediated Radical Polymerization (CMRP) of VAc. Well-defined PVAc chains were able to be formed via this polymerization reaction, with different molar masses and a low polydispersity (Đ). In a next step, a Side Chain Modification Reaction, a methylation reaction to be more specific, was performed on this PVAc to obtain copolymers of Vinyl Methyl Ether (VME) with VA, in a composition of 93% VME and 7% VA, more or less. Higher methylation values were obtained by performing the same reaction again, in the presence of a stronger base, by which a copolymer of 96% VME and 4% VA, and a 100% PVME polymer were formed. In a final step, the alcohol functions in the copolymer were acetylated via a so-called DMAP catalyzed acetylation reaction, in which copolymers of the same compositions and characteristics were formed, and only the VA group was substituted by a VAc group. Proton Nuclear Magnetic Resonance (1H-NMR) and Size Exclusion Chromatograhy (SEC) techniques were used to characterize these polymers in their synthetic procedures. Eventually, the LCST phase behavior of these (co)polymers was examined, together with the influence of the other functional groups than VME. Differential Scanning Calorimetry (DSC) and Optical Microscopy (OM) were used for examination of the phase behavior of the products, in a 5% w/w aqueous solution. During the synthetic steps, salts were formed, which were removed as much as possible and the final amounts of salts that could not be removed were measured via Inductive Coupled Plasma (ICP-OES).
Choose an application
It is known that some diseases are caused by genetic defects. Although the symptoms can sometimes be suppressed, the genetic defect can't be cured by classical medical treatments. Therefore, a technique known as gene delivery was introduced in 1989. This medical treatment intends to treat the disease at the genetic level by transporting the desired genetic material into the target cell of the patient. To accomplish gene transport, there is need for delivery molecules know as vectors. In the past, modified viral vectors were used but unfortunately they suffer from several disadvantages. The most important drawback is that they initiate immune responses, which limits successful gene expression. Recently also polymers became more and more interesting as vectors for gene delivery, not only because they can avoid immune responses but also because of their ease in synthesis and functionalization possibilities. A hyperbranched star polymer consists of a densely branched core with several linear polymeric chains attached to its periphery, simply represented as a sphere with arms. In this research, a 100% branched poly(arylene-oxindole) core was obtained by polymerization of an isatin-based AB2-monomer via electrophilic aromatic substitution. Firstly, the monomer was designed with an ether function as A-functionality and an isatin derivate as B2-functionality. Polymerization was performed to form the hyperbranched core, followed by functionalization. First, a partial functionalization was carried out with an organic fluorophore. This functionalization is necessary to make the polymer visible by fluorescence microscopy to investigate the transport mechanism in the target cell later on. Secondly, the polymer core was further functionalized by esterification to introduce ATRP1 initiation sites so that the arms of the star polymer can be formed afterwards. The arms will ensure that the polymer is soluble and stabilized in the bloodstream, while it will also be advantageous if they could recognize the specific target cell. As fluorophore, a suitable BODIPY core was synthesized and hereafter functionalized to combine as well a high fluorescence quantum yield, high extinction coefficient, and small emission- and absorption bands as low toxicity. The combination of those properties makes the BODIPY ideal for gene delivery research.
Choose an application
Poly(lactic acid) (PLA) is a biobased and biodegradable polymer, which seems a promising alternative for petroleum-based polymers. PLA can offer solutions for problems like waste disposal and the finite petroleum resources. Unfortunately, PLA possesses a low glass transition temperature, a low crystallisation rate and a limited final degree of crystallinity, which makes it inferior to other semi-crystalline polymers in some applications. Enhancing the crystallinity can be achieved by using nucleating agents or stereocomplexation. Various inorganic and organic nucleating agents have been proposed and tested for PLA. Based on literature, the organic molecule TMC-306 (tetramethylene-dicarboxylic dibenzoyl-hydrazide) seems to be the most promising nucleating agent for PLA. TMC-306 is a crystallisation-promoting gelator. During cooling from a high temperature melt, a gelator phase-separates from the mixture and crystallises as a fine, fibrillar network. This crystalline gelator-network contains many nucleation sites for the crystallisation of PLA upon further cooling. The PLA crystal aggregates formed on this network are smaller compared to the ones formed without gelator. The smaller aggregates will scatter less light, and therefore transparency of the plastic is preserved. Hence, gelators may act as clarifying agents. In this thesis, the use of TMC-306 as a nucleating agent for PLA was further investigated. The crystallisation behaviour was studied by differential scanning calorimetry, polarised optical microscopy and time-resolved X-ray measurements. In literature, studies of the crystallisation behaviour have mostly been carried out under lab conditions, i.e. at cooling rates of 10°C/min. However, when processing a plastic, actual cooling rates are much higher. To approach these industrial conditions and examine the influence of using higher cooling rates on the gelator nuycleating ability, experiments were also carried out with the Diamond DSC, operating at rates up to 200°C/min. Crystallisation (or the absence thereof) under quench cooling was investigated as well. The experiments allowed concluding that TMC-306 is indeed a very efficient nucleating agent for PLA. Compared with other gelators investigated in this work, TMC-306 remains the most efficient nucleating agent for PLA, and it has the extra advantage of forming more stable α-crystals during crystallisation in cooling. The morphology of TMC-306 seems to change, depending on the crystallisation rate, but the crystallisation temperature of PLA seems not to be influenced by this changing gelator structure.
Listing 1 - 10 of 30 | << page >> |
Sort by
|