Listing 1 - 3 of 3 |
Sort by
|
Choose an application
Er bestaat nog veel onduidelijkheid over het talig netwerk bij kinderen. Deze masterproef onderzoekt de relatie tussen handvoorkeur, taal en neuroconnectiviteit bij typisch ontwikkelende kinderen. Het doel is om de taalbanen in kaart te brengen bij links- en rechtshandige kinderen (7 tot 14 jaar) en eventuele verschillen in structuur-functierelaties vast te stellen met behulp van geavanceerde medische beeldvormingstechnieken. In de literatuurstudie wordt de taalverwerking en neuroconnectiviteit bij typisch ontwikkelende kinderen samengevat. Door middel van Diffusie Tensor Beeldvorming (DTI) tractografie wordt de structurele connectiviteit nagegaan in de volgende taalgerelateerde witte stofbanen: de Superieure Longitudinale Fasciculus (SLF), de Middelste Longitudinale Fasciculus (MdLF), de Inferieure Longitudinale Fasciculus (ILF), de Extreme Capsule Fiber System/Inferieure Fronto-Occipitale Fasciculus (ECFS/IFOF), de Uncinate Fasciculus (UF) en de Frontal Aslant Tract (FAT). Verder worden twee taaltests, de PPVT-IIINL en de CELF-4NL, afgenomen bij de deelnemers om een beeld te vormen over hun algemene taalvaardigheden. De resultaten van het beeldvormingsonderzoek en het talig onderzoek worden aan elkaar gekoppeld. Er werd evidentie gevonden voor het bestaan van verschillende structuur-functierelaties tussen links- en rechtshandige kinderen. Rechtshandige kinderen blijken bovendien een meer uitgesproken linker hemisferische taaldominantie te vertonen dan linkshandige kinderen. Deze resultaten bevestigen dat kinderen gebruik maken van een gedistribueerd talig netwerk.
Choose an application
Onderzoek naar de neurale verwerking van taal bij kinderen met ontwikkelingsdysfasie bevat nog steeds veel onduidelijkheid. Deze masterproef wil een bijdrage leveren aan het achterhalen van een neuro-anatomische basis van het taalprofiel bij deze kinderen. Talige scores van rechtshandige kinderen met ontwikkelingsdysfasie (7 tot 15 jaar; n=22) worden vergeleken met een controlegroep van typisch ontwikkelende kinderen (8 tot 14 jaar; n=22). Deze onderzoeksgroepen zijn gematcht op vlak van leeftijd, geslacht en handvoorkeur. Vervolgens wordt het verschil in structurele connectiviteit van het taalnetwerk bestudeerd aan de hand van Diffusie Tensor Beeldvorming (DTI). Als laatste worden de talige scores in verband gebracht met de structurele beeldvormingsparameters. Twee gestandaardiseerde taaltests worden afgenomen, de CELF-4NL en de PPVT-III-NL. Op basis van de literatuur wordt gekozen de focus te leggen op het dorsale taalnetwerk. Hersenscans worden afgenomen en met hulp van DTI worden structurele beeldvormingsparameters verkregen van de Superieur Longitudinale Fasciculus (SLF) en zijn componenten. Resultaten uit dit onderzoek bieden evidentie voor een neuro-anatomische basis van het taalprofiel bij kinderen met ontwikkelingsdysfasie. Ten eerste blijken er grote verschillen te zijn tussen talige scores van typisch ontwikkelende kinderen en kinderen met OD, ten nadele van kinderen met OD. Ten tweede zijn de microstructurele eigenschappen van een deel van het dorsale netwerk minder ontwikkeld bij kinderen met ontwikkelingsdysfasie. Ten derde is de SLF bij kinderen met ontwikkelingsdysfasie bilateraal gerepresenteerd. Dit is een atypische representatie. Als laatste wordt er een relatie gevonden tussen de beeldvormingsparameters en taal bij kinderen met ontwikkelingsdysfasie. Vervolgonderzoek moet uitwijzen of deze neuro-anatomische basis specifiek is voor ontwikkelingsdysfasie met als doel het kunnen stellen van een vroegtijdige diagnose en het bekomen van een betere therapie.
Choose an application
Onderzoek naar de neurale verwerking van taal bij kinderen met ontwikkelingsdysfasie bevat nog steeds veel onduidelijkheid. Deze masterproef wil een bijdrage leveren aan het achterhalen van een neuro-anatomische basis van het taalprofiel bij deze kinderen. Talige scores van rechtshandige kinderen met ontwikkelingsdysfasie (7 tot 15 jaar; n=22) worden vergeleken met een controlegroep van typisch ontwikkelende kinderen (8 tot 14 jaar; n=22). Deze onderzoeksgroepen zijn gematcht op vlak van leeftijd, geslacht en handvoorkeur. Vervolgens wordt het verschil in structurele connectiviteit van het taalnetwerk bestudeerd aan de hand van Diffusie Tensor Beeldvorming (DTI). Als laatste worden de talige scores in verband gebracht met de structurele beeldvormingsparameters. Twee gestandaardiseerde taaltests worden afgenomen, de CELF-4NL en de PPVT-III-NL. Op basis van de literatuur wordt gekozen de focus te leggen op het dorsale taalnetwerk. Hersenscans worden afgenomen en met hulp van DTI worden structurele beeldvormingsparameters verkregen van de Superieur Longitudinale Fasciculus (SLF) en zijn componenten. Resultaten uit dit onderzoek bieden evidentie voor een neuro-anatomische basis van het taalprofiel bij kinderen met ontwikkelingsdysfasie. Ten eerste blijken er grote verschillen te zijn tussen talige scores van typisch ontwikkelende kinderen en kinderen met OD, ten nadele van kinderen met OD. Ten tweede zijn de microstructurele eigenschappen van een deel van het dorsale netwerk minder ontwikkeld bij kinderen met ontwikkelingsdysfasie. Ten derde is de SLF bij kinderen met ontwikkelingsdysfasie bilateraal gerepresenteerd. Dit is een atypische representatie. Als laatste wordt er een relatie gevonden tussen de beeldvormingsparameters en taal bij kinderen met ontwikkelingsdysfasie. Vervolgonderzoek moet uitwijzen of deze neuro-anatomische basis specifiek is voor ontwikkelingsdysfasie met als doel het kunnen stellen van een vroegtijdige diagnose en het bekomen van een betere therapie.
Listing 1 - 3 of 3 |
Sort by
|