Choose an application

• Reference Manager
• EndNote
• RefWorks (Direct export to RefWorks)

Introduction: patellar luxation is a disease which occurs frequently, especially within small dog breeds. Because there are several ways to treat this disease, this thesis gives an overview of the most commonly used techniques and some of their characteristics. This thesis has as purpose to give a clear view of the different methods and so, with some caution, to come up with the right treatment plan. It is a search for the most efficient treatment for patellar luxation with dogs. It is not a standard plan and does not only depend on the patient, but also on the degree of luxation. Result: using literature studies, there has been determined that there is a difference in treatment of the different grades of luxation. Differences were found between the choice of the techniques in younger and older dogs. The underlying cause of the patellar luxation is one of the most important factors which must be taken in account. This will determine what interventions need to be done after which a choice can be made on what technique should be used. It is not thoughtful to use a specific technique if it doesn't remedy the underlying cause of the problem. Mostly the choice is made to combine different techniques. Discussion and conclusion: when choosing the most efficient treatment for medial patellar luxation with dogs, there is not one right answer. It will depend on the patient and the underlying cause. The preference of the surgeon for a certain technique is also important. With some caution, this thesis tries to give a plan of action to select the appropriate treatment. Mostly the choice is made to combine different techniques. According to some sources, this would lead to better results.

Choose an application

• Reference Manager
• EndNote
• RefWorks (Direct export to RefWorks)

In het kader van het aanvullend pensioen is de werkgever verplicht om de pensioentoezegging die hij doet aan zijn werknemers, onder te brengen bij een pensioeninstelling. Deze laatste zal instaan voor de uitvoering van de pensioentoezegging en neemt in beginsel de vorm aan van een groepsverzekeraar of pensioenfonds. Als gevolg van deze wettelijke plicht komt er een driepartijenrelatie tot stand tussen inrichter, uitvoerder en werknemer. In deze masterscriptie wordt er - zowel naar Belgisch als naar Nederlands recht - een beeld geschetst van hoe deze driepartijenrelatie in wetgeving, rechtspraak en rechtsleer privaatrechtelijk wordt getypeerd. Het opzet van deze masterscriptie is echter om te focussen op de kwalificatie als derdenbeding, ondanks dat er in de rechtsleer alternatieve kwalificaties naar voor worden geschoven. Vooreerst zal worden besproken hoe de driepartijenrelatie tot stand komt en wie de drie partijen zijn. In een volgend deel zal worden nagegaan wat de privaatrechtelijke voorwaarden zijn opdat er een geldig derdenbeding tot stand komt en wat de privaatrechtelijke verschillen zijn in het Belgische en Nederlandse recht. In Nederland komt er immers een driepartijenovereenkomst tot stand na aanvaarding door de derde. Er is dus eigenlijk geen sprake meer van een derde. De aanvaarding is bovendien vereist opdat de derde een rechtstreeks vorderingsrecht krijgt. Het belangrijkste gevolg van de kwalificatie als derdenbeding is immers het ontstaan van een eigen, rechtstreeks vorderderingsrecht van de werknemer tegenover de uitvoerder. In het derde deel wordt onderzocht hoe de Belgische en Nederlandse wetgeving, rechtspraak en rechtsleer de driepartijenverhouding typeren. Zowel de Belgische als de Nederlandse pensioenwetgeving spreken zich niet uit over de privaatrechtelijke kwalificatie. Uit de parlementaire voorbereiding blijkt wel dat er een derdenbeding in de driepartijenrelatie dient te worden gelezen. De Belgische rechtsleer neemt het standpunt in dat er sprake is van een derdenbeding, althans wat de uitvoering door een groepsverzekeraar betreft en maakt een onderscheid tussen de pensioentoezegging en de uitvoering ervan. De kwalificatie als derdenbeding dient te worden genuanceerd. In de Nederlandse rechtsleer wordt aangenomen dat het om een derdenbeding gaat en dit ongeacht welke instelling de pensioentoezegging uitvoert. Ook in de rechtspraak wordt het bestaan van een derdenbeding erkend. De werkgever is bevrijd door het nakomen van zijn wettelijke en contractuele verplichtingen. De werknemer heeft geen rechtstreeks vorderingsrecht tegenover de werkgever gestoeld op het derdenbeding, maar wel tegenover de pensioenuitvoerder. In de Nederlandse rechtspraak wordt de driepartijenverhouding ook als derdenbeding getypeerd.