Choose an application

• Reference Manager
• EndNote
• RefWorks (Direct export to RefWorks)

French literature (outside France)

Choose an application

• Reference Manager
• EndNote
• RefWorks (Direct export to RefWorks)

Athènes du Nord? Chicago-sur-Meuse? Cité ardente? Ville en déglingue, ou qui redresse sa crête? Soeur ennemie de Bruxelles? Petite France de Meuse? Depuis plus d'un millénaire, Liège est une ville qui se parle. Exploitant la formule littéraire des mythologies, lancée par Roland Barthes, les auteurs prennent avec les images contrastées produites à son propos la distance de la critique ironique. Mais adoptant l'allure tantôt de féroces gravures à l'eau-forte, tantôt de tendres croquis anthropologiques, leurs petits textes n'ajoutent-ils pas de nouveaux chapitres à la grande mythologie de Liège?

Liège (Belgium) --- Civilization. --- Social life and customs. --- Luik (Belgium) --- Lutych (Belgium) --- Lüttich (Belgium)

Choose an application

• Reference Manager
• EndNote
• RefWorks (Direct export to RefWorks)

Het onderzoek wil de cultuur-theoretische debatten van de laatste vijftig jaar schetsen binnen de Leuvense studentenbeweging. In de jaren vijftig was het Katholiek Vlaams Hoogstudenten Verbond de toonaangevende studentenvereniging in Leuven. Via hun afdeling KVHV Kultuur zette zij sterk in op zowel actieve cultuur als een theoretische onderbouw. Ons Leven fungeerde als communicatiemiddel voor hun ideeën. Halverwege de jaren zestig radicaliseerden de studenten en kwamen ze in het vaarwater van het Nieuw-Linkse gedachtegoed. Binnen het KVHV was de conservatieve vleugel te sterk waat een in de geest van mei 68 opgerichte Kultuurraad bestaande uit de studentenkringen de kans gaf zich te ontplooien. Na woelige jaren strijd tussen 1967 en 1971 om de leidende positie bij de Leuvense studenten won Kultuurraad het pleit, niet in het minst omdat het gros van KVHV Kultuur overliep. In de jaren zeventig probeerden KuRa en de andere raden van de Algemene Studenten Raad de studenten warm te maken voor een nieuwe marxistische samenleving. Cultuur werd gezien als een middel in deze strijd. Strijdliederen, straattoneel en vrij denken waren voorbeelden van deze politieke cultuurbeoefening. In het blad Rerum-Wegwijs en later in VETO werden de culturele denkbeelden weergegeven. Zij het steeds meer op de praktijk en minder op de theorie gericht naarmate de jaren zeventig vorderden. In 1977 richtte KuRa het Studentencentrum ('t Stuc) op om ruimte te geven aan hun ideeën. Al bijna onmiddellijk kwam het tot spanningen tussen 't Stuc en de studenten omdat 't Stuc radicale kunst wou in plaats van een radicale maatschappij en omdat de studenten zich steeds meer terugplooiden op zichzelf. De jaren tachtig staan dan ook in het teken van eindeloze conflicten rond de vermeende 'elitaire' Stuc cultuur. Na een zwaar intern conflict depolitiseerde de studentenbeweging volledig en werd de ASR in 1986 de Leuvense Overkoepelende Kring Organisatie (LOKO). Uiteindelijk gingen KuRa en Stuc elk hun eigen weg in 1995 waarna de banden bijna volledig wegdeemsterden. KuRa zette nu in op eigen projecten of projecten in samenwerking met de kringen zoals Ithaka of het InterFacultair Theaterfestival. Vanaf de jaren negentig was er geen actief theoretisch luik meer in de KuRa werking. In 2005 verloor KuRa ook zijn tot dan toe grote autonomie toen het hervormd werd naar LOKO Cultuur. De conflicten en evoluties in de culturele werking van de studenten zijn te verklaren aan de hand van drie tegenstellingen: democratisch vs. aristocratisch, contesterend vs. constructief en naar buiten gericht vs. naar binnen gericht.

Choose an application

• Reference Manager
• EndNote
• RefWorks (Direct export to RefWorks)

Het onderzoeksonderwerp van deze masterproef is de marketing van concertclubs in België waarbij onderzocht zal worden of de concepten uit de literatuur over de marketing van culturele organisaties ook toepasbaar zijn of reeds toegepast worden in de Belgische livemuzieksector. Dit gebeurt op basis van een kwalitatief onderzoek waarvoor er interviews werden uitgevoerd met de verantwoordelijken van verschillende muziekclubs verspreid over heel België. Deze masterproef heeft niet het voornemen om een universele marketingformule voor de livemuzieksector te creëren, maar wel om een waardevolle scriptie te zijn waaruit de Belgische concertclubs ideeën kunnen halen. Het onderzoek wordt opgedeeld in twee delen. Het eerste deel bestaat uit een uitgebreide literatuurstudie waarin zowel zeer algemeen de marketing voor culturele organisaties wordt geschetst als meer specifiek de marketing voor livemuziek. De verschillen tussen marketing voor een non-profit- en een for-profitorganisatie worden besproken en er worden enkele algemene marketingconcepten zoals positionering, segmentering, branding en de marketingmix uitgelegd. Daarna worden deze concepten toegepast op livemuziek waarbij er rekening wordt gehouden met enkele specifieke karakteristieken van dit product die een invloed hebben op de marketing er van. Zo heeft livemuziek enerzijds de eigenschappen van een dienst en anderzijds van een ervaringsgoed. Het tweede deel is het praktische luik waarin de marketing van Belgische concertclubs wordt verduidelijkt. Hiervoor wordt er gewerkt rond enkele thema's (zoals de identiteit, de beleving, het aanbod of de promotie) die uitgewerkt worden aan de hand van het kwalitatief onderzoek. Uiteindelijk zal het onderzoek leiden tot een beschrijving van de aspecten uit de literatuur die reeds worden toegepast door Belgische concertclubs. Op deze manier worden er ook enkele belangrijke concepten, methodes en mogelijkheden die concertclubs eventueel kunnen helpen bij het creëren van een marketingstrategie geschetst. Verder worden ook de belangrijkste factoren die de marketingstrategie van concertclubs beïnvloeden aangekaart.

Choose an application

• Reference Manager
• EndNote
• RefWorks (Direct export to RefWorks)

Without assessing the audience demographic, I analyse the universally relevant, and culturally specific qualities of Le Théâtre Royal de Toone's marionettes, in order to understand whether these are considered powerful enough to attract, and benefit audiences. This thesis is split into an introduction, five chapters, and a conclusion. In the introduction, I outline my argument, and establish my structural framework of using Mikhail Bakhtin's carnivalesque theory as a guideline. In my first chapter, I deliver the Toone theatre's history, and the evolution of the marionette. In the second chapter, I discover the subgenres used by the Toone theatre, and the significance of their ability to instill laughter. My third chapter discusses Bakhtin's grotesque realism in relation to the marionettes' aesthetic, and movements. Fourthly, I approach the lingual situation in Belgium, and Brussels to comprehend how the Toone theatre's dialogue slots within this social discomfort. In my final chapter, I analyse two of the Toone theatre's annually recurring plays in depth, La Nativité and La Passion, appropriating the theories of the previous chapters, whilst also weaving in Catholic religious debates. My conclusion summarises my findings, and displays a coherent explanation of how the Toone theatre makes itself relevant to both past and contemporary audiences.