Narrow your search

Library

KU Leuven (9)


Resource type

dissertation (9)


Language

Dutch (7)

English (2)


Year
From To Submit

2015 (9)

Listing 1 - 9 of 9
Sort by

Dissertation
Experimental and corpus evidence for salience in color concepts: bridging the disciplinary divide
Authors: --- ---
Year: 2015 Publisher: Leuven : KU Leuven. Faculteit Wetenschappen

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

This thesis explores the theoretical concept of salience and its operationalization and measurement in color categorization research. The overview of the current approaches in color studies shows that salience, defined as basicness or prototypicality, has been central to modeling the cognitive structure of color categories in the related fields of cognitive anthropology, psychology and linguistics. At the same time it is a multifaceted phenomenon defined by the theoretical framework and methods of the specific discipline. Thus, anthropological and psychological studies use experimental data from color naming and elicitation tasks which measure the salience of color categories through behavioral tests, while linguistic studies rely on linguistic salience parameters derived from frequency counts in text corpora and dictionary information. The question of the compatibility of the experimental and linguistic evidence was first addressed by Corbett and Davies (1995, 1997), who used the published data from a range of experimental studies to compare several groups of salience measures. They show that there might a distinction between linguistic measures of salience (frequency in texts and number of derived forms), color naming tasks (response time, frequency and consistency of naming) and elicitation tasks (frequency and position in the lists). The present study expands this analysis by including 58 salience parameters from published data and two available datasets of raw data. This means not only a more comprehensive set of salience measurement, but also new types of data not included in the previous studies, namely data from online color naming experiments and more modern corpora. Additionally, the larger amount of up-to-date data allows exploring an extended list of 47 color words including non-basic color names and including new types of salience parameters, e.g. the size of the color category in three-dimensional color spaces. The interrelations between salience parameters are analyzed using the method of multidimensional scaling using Smacof. The exploratory approach is used to identify the groups of salience parameters that are most similar to each other and that are most likely to represent the same underlying salience dimensions. The confirmatory approach is used to test the hypotheses regarding the dimensions of the salience space identified in the exploratory solutions and proposed in the previous research. Confirmatory MDS models are fitted using side constraints defined as external variables. The study is organized in three series of analyses, where standard and constrained MDS models are fitted to the different subsets of salience parameters. The three series of analyses reveal a relatively consistent structure of the salience space across different types of salience parameters and color names. At the most general level, we can identify three major groups of salience measurements derived from different sources: color naming, elicitation and corpus data. Salience parameters from association tasks do not form a separate group, but appear to the similar to the salience parameters from corpus data. The confirmatory part of the analysis tests two alternative structures of the salience space, revealing that it can be defined not only in terms of the 'source' of data, but also in terms of context of color word usage and the distribution of the color samples.

Keywords


Dissertation
Een exploratief onderzoek naar de beleving van meertaligheid van tweetalige kinderen met een minderheidstaal in het Vlaams basisonderwijs.
Authors: --- --- ---
Year: 2015 Publisher: Leuven : KU Leuven. Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Het Vlaamse onderwijs wordt steeds meertaliger, leerlingen met een andere thuistaal dan het Nederlands zijn niet langer een uitzondering. In Vlaanderen wordt er onderwezen volgens het eentalig onderwijsmodel waarin het Standaardnederlands als norm wordt aanzien. De thuistaal van leerlingen met een minderheidstaal krijgt geen positieve aandacht op school. De attitude die de school uitstraalt ten aanzien van meertaligheid beïnvloedt de manier waarop meertalige leerlingen hun thuistaal ervaren. De onderwijspraktijk heeft onvoldoende kennis en richtlijnen over een effectieve en concrete aanpak om met meertaligheid in het onderwijs om te gaan. In dit onderzoek willen we achterhalen hoe meertalige leerlingen met een minderheidstaal hun meertaligheid ervaren in een Vlaamse school. Er werd een exploratief onderzoek opgezet in een Vlaamse basisschool waar er een concentratie was van leerlingen van Turkse origine. Om de beleving van deze meertalige leerlingen te achterhalen is er een meertalige taak ontwikkeld waarbij leerlingen werden uitgedaagd om hun thuistaal te spreken. Deze meertalige taak bestond uit het tekenen van een taalportret waarna de leerlingen hun taalportret voorstelden aan de camera in een taal naar keuze. Deze meertalige taak was een opstap om het taalgedrag van de leerlingen te observeren. De beleving van de leerlingen werd naderhand verhelderd in een diepte-interview.Meertaligheid is een gevoelig thema bij tweetalige leerlingen in het Vlaams onderwijs. Tweetalige leerlingen voelen de nood om erkend en gewaardeerd te worden in hun thuistaal die een deel van hun identiteit vormt. Het Vlaamse onderwijssysteem zorgt ervoor dat leerlingen ambiguïteit ervaren over hun taalkeuzes in het onderwijs. Het is voor de leerlingen geen evidente keuze om hun thuistaal te spreken in een klascontext. In een tweetalige omgeving is de afwisseling tussen twee talen een belangrijk en soms een noodzakelijk element van communicatie (cf. code switchen). En tot slot is het voor de leerlingen niet gemakkelijk om Nederlands te praten tegen Turkse leerlingen, ze hebben een natuurlijke houding aangenomen om Turks te praten tegen Turkse vrienden.

Keywords


Dissertation
Schizotypie en ongebruikelijke woordassociaties: De rol van valentie en concreetheid
Authors: --- --- ---
Year: 2015 Publisher: Leuven : KU Leuven. Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Schizotypie is een multidimensioneel construct dat een neurologische kwetsbaarheid voor schizofrenie inhoudt. Een belangrijke subdimensie van schizotypie is de gedesorganiseerde spraak. Naar analogie met schizofrenie, vermoeden we dat schizotypische mensen zich anders gaan gedragen in een talige taak. In de literatuur is er veel evidentie gevonden voor het verschil tussen schizofrene deelnemers en gezonde controles op een woordassociatietaak. Waarom het associatief proces bij schizotypische personen anders is dan bij niet-schizotypische personen is nog niet duidelijk.Daarom hebben we een onderzoek uitgevoerd naar het verband tussen schizotypie en ongebruikelijke woordassociaties. We willen achterhalen waarom woordassociaties anders zijn bij schizotypische mensen. Zij zullen wellicht meer unieke of idiosyncratische associaties maken. Toch gaan we er niet van uit dat deze idiosyncratische responsen willekeurig zijn. Daarom zullen we in ons onderzoek de rol van valentie en concreetheid nader onderzoeken. Onze hypotheses zijn: (1) Schizotypische deelnemers zullen meer antwoorden geven dan niet-schizotypische deelnemers (2) De antwoorden van mensen met hoge schizotypie bevatten meer idiosyncratische antwoorden en (3) Er is een effect van woordsoort - valentie en concreetheid - op het verband tussen idiosyncrasie en schizotypie. We onderzoeken daarnaast ook nog of schizotypische deelnemers hetzelfde antwoordenpatroon hebben als niet-schizotypische deelnemers op vlak van valentie en concreetheid. Tenslotte voeren we een factoranalyse uit om na te gaan of de gevonden factoren bijkomend inzicht opleveren. Om onze hypotheses te onderzoeken hebben we een online taak opgesteld. Deze bestond uit een woordassociatietaak waarbij deelnemers een woord (cue) te zien kregen en zo snel mogelijk de eerste drie woorden (responsen) moesten opgeven waar ze aan dachten. Schizotypie werd gemeten aan de hand van de Schizotypal Personality Questionnaire (SPQ). Schizotypische deelnemers gaven niet meer of minder antwoorden op de woordassociatietaak dan niet-schizotypische deelnemers. Ze bleken wel meer ongebruikelijk te zijn in hun antwoorden op twee aspecten: frequentie (meer idiosyncratisch) en extremiteit (minder extreem positief of negatief). Het verband tussen schizotypie en verminderde extremiteit in valentie is enigszins te verklaren door Negatieve schizotypie, maar is er niet tot beperkt. Het bleek immers ook op te gaan voor Positieve schizotypie. De antwoordenpatronen van alle deelnemers waren gelijkaardig (d.i. in overeenstemming met de cues). We hebben op deze manier een beeld gekregen van de associatieve processen bij schizotypische en niet-schizotypische deelnemers, maar hebben nog geen zicht op de repliceerbaarheid of herkomst van deze bevindingen en de eventuele implicaties ervan. Hiervoor raden we vervolgonderzoek aan.

Keywords


Dissertation
30% anderstalig, 100% meertalig : Een kwalitatief verkennend onderzoek naar het taalkeuzeproces tijdens een meertalige taak en de impact van deze taak op leerlingen in meertalige klassen.
Authors: --- --- ---
Year: 2015 Publisher: Leuven : KU Leuven. Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

De moderne samenleving wordt steeds diverser en deze diversiteit wordt weerspiegeld in het onderwijs. Vele scholen hanteren echter de regel dat er binnen de schoolmuren enkel Nederlands mag gesproken worden. Toch gaan er steeds meer stemmen op om ook binnen het klaslokaal de verschillende thuistalen toe te laten. Dit zou immers een positief effect hebben op het welbevinden van de anderstalige leerlingen. Het bestaande onderzoek rond meertaligheid op school werd voornamelijk gevoerd in scholen met een groot aandeel anderstalige leerlingen ( > 50%). In dit onderzoek wordt hierop ingespeeld door aan de slag te gaan met klassen met 30% anderstalige leerlingen. In deze klassen werd een meertalige taak georganiseerd, waarbij leerlingen aangemoedigd werden om zoveel mogelijk talen te gebruiken. De onderzoeksvraag luidt als volgt: 'Hoe gaan leerlingen in een klas met 30% anderstaligen om met de meertalige Radio Tika-taak?' Twee aspecten worden hierbij onderzocht: welke factoren beïnvloeden de taalkeuzes van de leerlingen en welke invloed kan de taak hebben op vlak van talensensibilisering? Allereerst wordt een overzicht geboden van de bestaande literatuur omtrent meertaligheid in het onderwijs. De argumenten voor en tegen meertalig onderwijs worden doorgenomen en er wordt gekaderd wat meertalige en talensensibiliserende taken zijn. Vervolgens wordt de meertalige Radio Tika-taak toegelicht. In de onderzochte klassen werden interviews afgenomen, vragenlijsten ingevuld en beeld- en geluidsopnames gemaakt van de les. Op basis van deze gegevens werd een kwalitatieve data-analyse uitgevoerd. De resultaten zijn tweeledig. De elementen die bepalend zijn voor de taalkeuze blijken in lijn te liggen met de bevindingen van voorgaande onderzoeken, waarbij de belangrijkste factoren de groepssamenstelling, de taalbeheersing en het competentiegevoel zijn. Daarnaast blijkt de Radio Tika-taak een duidelijk sensibiliserend effect te hebben. Leerlingen krijgen de kans om over hun thuistaal te vertellen, om deze op een positieve manier in te zetten in de klas en om interesse te tonen in de talige kennis van anderen. We concluderen dat leerlingen in een 30%-klas de Radio Tika-taak positief onthalen en dat het zinvol is om meertalige taken in dergelijke klasen te organiseren. De taak kan echter nog geoptimaliseerd worden zodat het meertalige aspect toegankelijker is voor Nederlandstalige leerlingen.

Keywords


Dissertation
Gelijkenis en verschil in kaart brengen : Een vergelijking van methoden om similariteitsdata te verzamelen.
Authors: --- --- ---
Year: 2015 Publisher: Leuven : KU Leuven. Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Het doel van deze masterproef is het vergelijken van twee directe methoden om similariteitsdata te verzamelen, namelijk de TotalSet-paarsgewijze methode en SpAM. Bij de eerste methode dienen deelnemers alle stimulusparen te beoordelen op hun gelijkaardigheid door een cijfer (van 1 tot 9) in te geven. Bij SpAM dienen deelnemers de stimuli te verplaatsen, zodat de afstand tussen de stimuli hun waargenomen (dis)similariteit representeert (Goldstone, 1994; Hout, Goldinger en Ferguson, 2013; Kriegeskorte & Mur, 2012). Enkele onderzoekers zien vooral voordelen in het gebruik van SpAM in plaats van de paarsgewijze methode: SpAM zou efficiënter zijn (en dus sneller), de resolutie van de gegevens zou hoger zijn en daarenboven zou SpAM intuitiever en gebruiksvriendelijker (minder vervelend) zijn (Goldstone, 1994; Hout, Goldinger & Ferguson, 2013). In een studie waarin SpAM werd vergeleken met zowel de klassieke paarsgewijze methode als met de TotalSet-versie ervan, kwam SpAM als beste uit de vergelijking (Hout et al., 2013). Een heranalyse van gegevens uit deze studie toont echter enkele beperkingen aan van SpAM (Verheyen, Voorspoels, Vanpaemel & Storms, 2015). In deze masterproef werden de theoretische punten die door Verheyen et al. (2015) aangehaald werden, empirisch getoetst door de methoden systematisch met elkaar te vergelijken. Data werden verkregen door 48 deelnemers de gelijkaardigheid van vier sets van zestien stimuli (fotorealistische afbeeldingen) te laten beoordelen. Iedere deelnemer beoordeelde twee sets aan de hand van SpAM en twee andere sets aan de hand van de paarsgewijze methode (gebalanceerd en gerandomiseerd proefopzet). Nadien werd aan alle deelnemers een vragenlijst voorgelegd die peilde naar hun subjectieve ervaringen met beide methoden. De resultaten tonen aan dat de paarsgewijze methode significant meer tijd in beslag neemt, maar daarentegen ook betrouwbaarder is bij een gelijk aantal deelnemers, dat SpAM een bias lijkt te vertonen voor spatiale voorstellingen en dat de gemiddelde data bij SpAM geen goede weerspiegeling zijn van de individuele. De kwalitatieve oordelen van de deelnemers suggereren dat SpAM de meest gebruiksvriendelijke methode is (SpAM is minder vermoeiend, aangenamer en de methode van voorkeur).

Keywords


Dissertation
Kunnen persoonlijkheidsvariabelen een verklaring bieden voor inter-individuele verschillen in categorisatie?
Authors: --- --- ---
Year: 2015 Publisher: Leuven : KU Leuven. Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Deze masterproef gaat de samenhang na tussen enerzijds de manier waarop individuen structuur aanbrengen in een ogenschijnlijk willekeurige verzameling stimuli en anderzijds hun positie op bepaalde persoonsvariabelen. De centrale onderzoeksvraag van deze masterproef luidt: 'Kunnen persoonsvariabelen een verklaring bieden voor inter-individuele verschillen in categorisatie?'. De onafhankelijke variabele in dit onderzoek is categorisatie. Categorisatie wordt nagegaan met een vrije sorteertaak, waarbij twee maten de inter-individuele verschillen kwantificeren: het aantal groepen waarin deelnemers de stimuli verdelen en de mate waarin de deelnemers bij het groeperen trouw blijven aan de similariteitsstructuur die de stimuli onderligt. Verder onderkennen we zeven onafhankelijke variabelen: vier trekvariabelen (need for cognition, need for closure, preference for consistency en preference for harmony) en drie toestandsvariabelen (valentie, arousal en dominantie). Voor de meting van deze variabelen werden vragenlijsten gebruikt, behalve voor preference for harmony, waar een computertaak werd gebruikt. Uit de resultaten blijkt dat de inter-individuele verschillen in aantal groepen stabiel zijn over verschillende stimulussets, terwijl de inter-individuele verschillen in simplicity dat niet zijn. De ingesloten persoonsvariabelen kunnen geen verklaring bieden voor deze inter-individuele verschillen, maar er werd wel interessante samenhang gevonden tussen sommige persoonlijkheidsvariabelen. Namelijk een negatief verband tussen need for cognition en need for closure, een positief verband tussen preference for consistency en need for closure en een negatief verband tussen preference for harmony en need for cognition. In de discussie worden deze bevindingen teruggekoppeld aan de literatuur en worden sterktes en zwaktes van het onderzoek beschreven, gekoppeld aan enkele suggesties voor vervolgonderzoek. We kunnen besluiten dat deze masterproef een brug opent naar verder onderzoek over inter-individuele verschillen in categorisatie, waarbij alle opties nog open staan om een link te vinden tussen persoonlijkheid en categorisatie.

Keywords


Dissertation
How aging affects semantic categorization : criterion and representation differences
Authors: --- ---
Year: 2015 Publisher: Leuven : KU Leuven. Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Many studies have investigated the influence of healthy aging on episodic memory, but fewer studies have investigated whether semantic memory undergoes comparable age-related changes. While episodic memory deals with the particular experiences we had, semantic memory encodes the generic knowledge about the things we encounter on an everyday basis. When Morrow and Duffy (2005) investigated semantic memory in healthy old age, they found that older adults make different typicality judgments in semantic tasks compared with younger adults. Older adults provided higher ratings than young adults. This master's thesis is primarily concerned with the interpretation of the differences in typicality judgments between older and younger adults: Do they reflect criterion or representation differences? We used the Threshold Theory (Hampton, 1995; 1998; 2007) as a theoretical framework to study individual differences in semantic categorization. Hampton argues that semantic categorization decisions come about through the placement of a threshold criterion along a dimension that represents the items' similarity to the category representation. The Threshold Theory states that categorization differences can be due to a different assessment of the item-category similarity assessment by the age groups (representation differences) and/or to the use of different thresholds by the age groups (criterion differences). For this study, 1868 adults from all over Flanders (Belgium) participated in a categorization task. Each of the participants was asked to decide for every category item whether or not it belonged in the mentioned CATEGORY. Each category's categorization data were analyzed separately using a formalization of the Threshold Theory that allows one to disentangle the two sources of differences. Our study provided evidence for both interpretations of the age group difference: Older adults use less severe thresholds compared with younger adults (i.e., criterion differences) and they also have different opinions regarding item-category similarity compared with younger adults (i.e., representation differences). Our study also indicated influences of educational level on semantic categorization decisions, whereby higher educated individuals are more severe.

Keywords


Dissertation
Conceptuele combinatie: het analyseren van categorisatiedata op basis van een multidimensioneel IRT model
Authors: --- --- ---
Year: 2015 Publisher: Leuven : KU Leuven. Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

In deze masterproef trachten we vat te krijgen op het proces onderliggend aan het combineren van bestaande woorden tot een nieuwe betekenis. Meer bepaald maakten we gebruik van conjuncties. Een conjunctie is een combinatie van twee zelfstandige naamwoorden, waarbij één naamwoord in een betrekkelijke bijzin wordt gevoegd (bijvoorbeeld SPORTEN DIE OOK SPELLEN ZIJN). Eén van de belangrijkste vragen omtrent conceptuele combinatie is hoe de constructie van een conjunctie gebeurt op basis van de twee bestaande categorieën (constituerende categorieën). In de traditionele literatuur proberen onderzoekers via regressie-analyses inzicht te verwerven in hoe deze conceptuele combinatie tot stand komt. In deze regressieprocedure maken onderzoekers gebruik van typicaliteiten ten opzichte van de constituerende categorieën om typicaliteit ten opzichte van de conjunctie te bepalen. Uit deze resultaten komt telkens een non-commutativiteit- en dominantie-effect naar voren.Het huidig onderzoek maakt gebruik van categorisatiedata in plaats van typicaliteitsdata. Naar onze mening sluit deze benadering meer aan bij het dagelijkse leven, aangezien mensen bijvoorbeeld zelden zeggen dat tennis voor 70% een SPEL is. Ze benoemen het als SPEL of niet. Om deze categorisatiedata te analyseren, maakten we gebruik van een multidimensioneel IRT model (Whitely, 1980) dat geïnspireerd is door de drempeltheorie (Hampton, 1995, 2007), in plaats van de traditionele regressieprocedure. In tegenstelling tot de traditionele regressieprocedure, die de typicaliteiten ten opzichte van de constituerende categorieën als gegeven veronderstelt, laat het model toe twee latente dimensies af te leiden uit de categorisatiedata waarvan we nagaan of ze overeenstemmen met de constituerende typicaliteiten.Eerst en vooral onderzochten we of we de non-commutativiteit- en dominantie-effecten die traditioneel met typicaliteitsdata in een regressie-analyse worden verkregen (Hampton, 1997) konden repliceren met Nederlandstalig materiaal. Dit bleek het geval. Vervolgens toonden we aan dat dezelfde procedure met categorisatiedata gelijkaardige resultaten oplevert. Op basis van deze bevinding kunnen we aannemen dat categorisatiedata geschikt zijn om lidmaatschap in een conjunctie te benaderen. Het binaire karakter van deze maat brengt daarbovenop de data binnen het bereik van een nieuw soort model om conjuncties te bestuderen, met name het multidimensioneel IRT model (Whitely, 1980). De toepassing van dit model laat toe de typicaliteiten ten opzichte van de constituenten af te leiden uit de categorisatiedata. Daarenboven vertoont dit model eveneens non-commutativiteit en dominantie. Deze resultaten verlenen bijkomende credibiliteit aan het multidimensioneel IRT model in het bijzonder en de drempeltheorie in het algemeen als geschikte benaderingen van categorisatie.

Keywords


Dissertation
De impact van omgaan met meertaligheid op school op de identiteitsbeleving van meertalige leerlingen in het Nederlandstalig basisonderwijs. : Empirisch onderzoek in meertalige klassen in Vlaanderen.
Authors: --- --- ---
Year: 2015 Publisher: Leuven : KU Leuven. Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

De wereld is in beweging. Migratie zorgt voor een instroom aan andere culturen en dat is in Vlaanderen niet anders. Voor wie wil participeren aan een samenleving is taalbelangrijk. In het Vlaamse basisonderwijs nemen steeds meer meertalige leerlingen plaats achter de schoolbanken. Meertalige leerlingen hinken achterop in het onderwijs. De vraag rijst hoe we de schoolse achterstand van meertalige kinderen kunnen verhelpen. Momenteel is de norm in Vlaanderen ééntalig Nederlandstalig onderwijs. Vanuit wetenschappelijke hoek gaan er echter steeds meer stemmen op om het roer om te gooien. Kinderen zouden er namelijk baat bij hebben dat hun thuistaal een plaats krijgt op school. In deze masterproef willen we onderzoeken hoe leerkrachten in Vlaanderen omgaan met de meertaligheid in hun klas en op school en willen we peilen naar de impact die hun manier van omgaan met meertaligheid heeft op de meertalige kinderen. Heeft het schoolbeleid op vlak van meertaligheid een impact op de identiteit van leerlingen? Er werd een kwalitatief onderzoek opgezet in twee basisscholen in Gent. Vier klassen uit de derde graad werden bezocht. Er werden interviews gedaan met directie en leerkrachten, observaties gedaan op school en vragenlijsten afgenomen van de leerlingen om de houding ten opzichte van meertaligheid op school te beschrijven. Om de impact van het taalbeleid op de kinderen te onderzoeken werd een taalportrettentaak afgenomen bij een selectie van meertalige leerlingen. Aan de hand van individuele gesprekken en naar aanleiding van de taalportretten konden de kinderen hun identiteitsbeleving verwoorden. De resultaten lijken te suggereren dat de houding van leerkrachten en directie tegenover meertaligheid zich overdraagt op de kinderen. De taalportretten brachten verder naar voor dat het verbieden van de thuistaal mogelijks tot gevolg heeft dat leerlingen zich minder vastpinnen op een bepaalde identiteit verbonden aan hun nationaliteit. Dit zijn interessante patronen die dienen nagegaan te worden in een uitgebreid vervolgonderzoek met meerdere scholen/klassen/leerlingen.

Keywords

Listing 1 - 9 of 9
Sort by