Choose an application

• Reference Manager
• EndNote
• RefWorks (Direct export to RefWorks)

Choose an application

• Reference Manager
• EndNote
• RefWorks (Direct export to RefWorks)

Eenzaamheid speelt een grote rol in het leven van adolescenten omwille van de veranderingen die ze doormaken in deze levensfase. Dit is tevens de fase waarin de persoonlijkheid zich ontwikkelt en maladaptieve trekken zich duidelijker kunnen manifesteren. Er is echter nog maar weinig onderzoek naar het verband tussen eenzaamheid en persoonlijkheidsstoornissen. De studie uitgevoerd in het kader van deze masterproef onderzoekt dit verband door middel van een empirisch onderzoek bij adolescenten uit het vijfde en zesde jaar ASO met leeftijden gaande van 16 tot 21 jaar. Twee vragenlijsten werden afgenomen: de Leuvense Eenzaamheidsschaal voor Kinderen en Adolescenten (LEKA) en de Personality Inventory for DSM-5 (PID-5). Uit resultaten van de uitgevoerde correlatie- en regressieanalyses kunnen we opmaken dat er wel degelijk een verband is tussen eenzaamheid en de vijf domeinen van persoonlijkheid. Afstandelijkheid, Antagonisme en Negatieve Affectiviteit, Ongeremdheid en Psychoticisme vertonen alle een significante positieve correlatie met eenzaamheid in de relatie met leeftijdsgenoten. Alle domeinen vertonen ook een significante positieve correlatie met de subschaal eenzaamheid in de relatie met ouders. We zien per schaal ook andere domeinen sterker correleren, wat bevestigt dat de verschillende domeinen ook verschillende types van eenzaamheid voorspellen. Wat betreft de houding ten opzichte van alleen zijn, zien we vooral een verband tussen Afstandelijkheid en een grotere voorkeur voor alleen zijn. De gevolgen van deze resultaten voor de literatuur over eenzaamheid en persoonlijkheid worden kort besproken en er worden suggesties gegeven voor verder onderzoek.

Choose an application

• Reference Manager
• EndNote
• RefWorks (Direct export to RefWorks)

In deze masterproef wordt een verklaring gezocht voor externaliserend probleemgedrag bij adolescenten in de interactie tussen kindkenmerken (persoonlijkheid) en invloeden van de omgeving (opvoeding). De centrale probleemstelling luidt als volgt: "In welke mate heeft de interactie tussen bepaalde persoonlijkheidsfactoren van adolescenten en positief versus onaangepast ouderlijk opvoedingsgedrag een effect op externaliserend probleemgedrag bij adolescenten?" Voor deze masterproef is gebruik gemaakt van gegevens uit de studie 'Studying Transactions in Adolescence: Testing Genes in Interaction with Environments'. De steekproef betreft een niet-klinische groep van 1111 adolescenten uit het eerste, tweede of derde middelbaar (M age = 13.79, SD = 0.94). Adolescenten vulden vragenlijsten in die naar opvoeding, persoonlijkheid en externaliserend probleemgedrag peilen. We voerden bivariate correlatieanalyses en hiërarchische multiple regressie-analyses (in SPSS 17.0) op onze dataset uit. De resultaten toonden evidentie voor onafhankelijke effecten van opvoedingsfactoren en de persoonlijkheidsdimensies van de adolescent op externaliserend probleemgedrag. Zo blijkt dat, consistent aan voorgaand onderzoek, hoge scores voor psychologische controle, straffen en hard straffen en lage scores op ondersteuning, zorgvuldigheid, vriendelijkheid en emotionele stabiliteit het sterkst bijdragen tot het verklaren van meer externaliserend probleemgedrag. De resultaten van de statistische analyses toonden ook significante interactie-effecten tussen zorgvuldigheid en psychologische controle, tussen zorgvuldigheid en hard straffen, tussen vriendelijkheid en ondersteuning en tussen vriendelijkheid en psychologische controle. Uit de post-hoc analyses blijkt dat adolescenten die laag scoren op zorgvuldigheid hoger scoren op externaliserend probleemgedrag indien er veel psychologische controle is of de adolescent hard gestraft wordt door de ouders. Ook blijkt dat adolescenten die laag s...