Listing 1 - 1 of 1 |
Sort by
|
Choose an application
In de hoofdtekst vat Philippe VAN PARIJS de stellingen samen van zijn recentste boek (Linguistic Justice for Europe and for the World, Oxford, 2011). Daarna expliciteert hij één van die stellingen: talige rechtvaardigheid als gelijke waardigheid rechtvaardigt het territorialiteitsbeginsel, begrepen als een geheel van regels die de vrije taalkeuze beperken in de publieke communicatie en in het onderwijs. Verschillende commentatoren onderschrijven dit beginsel. Van hen plaatst Harry VAN VELTHOVEN het in een historisch perspectief, argumenteert François GRIN dat de versie van het beginsel die Van Parijs verdedigt niet sterk genoeg is (in het bijzondere in verband met het Engels), en argumenteert Jan VELAERS dat het vastliggen van de grenzen inherent is aan het beginsel en dat de rechtvaardiging ervan zowel kan gegrond zijn op de bekommernis om sociale cohesie als op de bekommernis om gelijke waardigheid. Alain MASKENS erkent wel dat talige rechtvaardigheid een territorialiteitsbeginsel kan rechtvaardigen, maar hij stelt dat het in het Belgische geval tegenstrijdig is met regionale rechtvaardigheid, waarmee dus een soort compromis gevonden moet worden. Henry TULKENS stelt dat een regime gebaseerd op het vastleggen van taalgrenzen een ontkenning van de democratie impliceert. Helder DE SCHUTTER, ten slotte, argumenteert dat het territorialiteitsbeginsel, door de vandaag zeer wijdverspreide talige diversiteit, de gelijke waardigheid van minderheidstaalgemeenschappen onmogelijk maakt. In de laatste tekst antwoordt Philippe VAN PARIJS op deze commentaren en schetst hij zijn visie van de taaltoekomst van Brussel, van de rand rond Brussel en van België.
Listing 1 - 1 of 1 |
Sort by
|