Narrow your search

Library

KU Leuven (11)

Groot Seminarie Brugge (1)


Resource type

dissertation (6)

book (5)


Language

English (7)

Dutch (3)

Portuguese (1)


Year
From To Submit

2009 (11)

Listing 1 - 10 of 11 << page
of 2
>>
Sort by

Book
Understanding the association between future time perspective and self-regulated learning through the lens of self-determination theory.
Authors: --- ---
Year: 2009 Publisher: Leuven KUL. Research center for motivation and time perspective

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Keywords


Book
Preadolescent psychological well-being : determining the association between maternal psychological control and family environment.
Authors: --- ---
Year: 2009 Publisher: Leuven KUL. Research center for motivation and time perspective

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Keywords


Book
A different look at achievement goals in physical education : a rasch analysis approach.
Authors: --- --- ---
Year: 2009 Publisher: Leuven KUL. Research center for motivation and time perspective

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Keywords


Book
O lugar das variáveis motivacionais no processo de instrução e aprendizagem : a teoria dos objectivos de realização.
Authors: --- ---
Year: 2009 Publisher: Leuven KUL. Research center for motivation and time perspective

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Keywords


Dissertation
Cognitive-affective correlates of autonomous and controlled motivation: An exploration in the religious realm and beyond.
Authors: --- --- --- ---
Year: 2009 Publisher: Leuven K.U.Leuven. Faculteit Psychologie en pedagogische wetenschappen.

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Samenvattin: Menselijk gedrag is intrinsiek gemotiveerd wanneer het gesteld wordt omwille van het gedrag zelf, d.i., enkel omwille van het plezier inherent v erbonden aan dat gedrag. Een gedrag is extrinsiek gemotiveerd wanneer het instrumenteel is voor het bereiken van een uitkomst die buiten het ged rag zelf ligt. Intrinsieke motivatie werd lange tijd als kwalitatief beter beschouwd dan extrinsieke motivatie. Echter, op basis van empirische bevindingen die aantoonden dat niet alle vormen van extrinsieke motivati e kwalitatief minderwaardig zijn, verschoof men in de zelf-determinatiet heorie (ZDT, Deci & Ryan, 2002) de focus naar enerzijds autonome of welw illende motivatie en anderzijds gecontroleerde motivatie, d.w.z. handele n onder interne of externe druk. Waar intrinsieke motivatie wordt gezien als het prototype van autonome motivatie, worden er drie verschillende vormen van extrinsieke motivatie onderscheiden. Autonome extrinsieke mot ivatie betekent dat de reden voor het stellen van het gedrag volledig ge ïnternalizeerd is en dat het gedrag wordt gesteld omdat men zich daar pe rsoonlijk volledig achter schaart. Extrinsiek gemotiveerd gedrag kan ook gecontroleerd zijn. Een gedragsregulatie is intern gecontroleerd wannee r de reden voor het stellen van dat gedrag geïntrojecteerd is (o.a., ged reven door schuld), dus wel intern in de persoon aanwezig is, maar zonde r dat deze er zich mee identificeert. Wanneer de gedragsreden buiten de persoon ligt (o.a. druk opgelegd door anderen) is er sprake van externe regulatie. Empirisch onderzoek in een brede waaier aan domeinen toont aa n dat autonome motivatie met meer persistentie, kwalitatief betere prest aties en welbevinden samenhangt, waar het omgekeerde geldt voor gecontro leerde motivatie. In dit doctoraat werd het verband tussen autonome en gecontroleerde moti vatie en verschillende cognitieve en affectieve variabelen onderzocht, v ooral in het domein van religie. Bij religieuze mensen werd nagegaan in welke mate de motivatie voor hun persoonlijk belangrijkste religieus ged rag autonoom dan wel gecontroleerd was. Dit werd in verband gebracht met welbevinden, empathie, zelf-gerapporteerd religieus gedrag en vooral hu n cognitieve benaderingen van geloofsinhouden. Voor dit laatste werd, op basis van Wulff’s (1997) model, een onderscheid gemaakt tussen de mate van geloof (i.e., inclusie versus exclusie van transcendentie) en de man ier waarop geloofsinhouden benaderd worden (i.e., letterlijk, rigide ver sus symbolisch, flexibel). Uit onderzoek blijkt vooral deze laatste fact or samen te hangen met adaptieve correlaten zoals welbevinden en minder racisme. De resultaten toonden aan dat naarmate gelovigen op een meer au tonome manier religieuze handelingen verrichtten, hun geloof sterker was , en dat geloofsinhouden op een meer symbolische manier werden geïnterpr eteerd. Deze laatste bevinding is de belangrijkste bijdrage aan de besta ande ZDT-literatuur. Autonome motivatie bleek ook positief samen te hang en met welbevinden, zelf-gerapporteerde frequentie van religieus gedrag en empathie. Verder werd een steekproef adolescenten uit het gesecularis eerde Vlaanderen vergeleken met een steekproef Poolse universiteitsstude nten. Hoewel we, zoals verwacht, in Polen significant hogere scores vond en voor letterlijk geloven en geïntrojecteerde regulatie, vonden we in b eide groepen hetzelfde patroon van verbanden tussen autonome versus geco ntroleerde motivatie van religieus gedrag en zowel welbevinden als geloo fshouding. Verder onderzochten we in welke mate de perceptie van God als autonomie-ondersteunend of controlerend verband houdt met de motivatie van eigen religieuze activiteiten. Bevindingen toonden aan dat God als a utonomie-ondersteunend ervaren positief correleerde met autonome regulat ie, inclusie, symbolisch omgaan met geloofsinhouden, en welbevinden en n egatief correleerde met gecontroleerde regulatie. God als controlerend p ercipiëren correleerde positief met gecontroleerde regulatie en inclusie , en negatief met symbolisch omgaan met geloofsinhouden en welbevinden. De associaties van de godsbeelden met welbevinden werden partiëel gemedi eerd door de gedragsregulaties. Ten slotte werden autonoom en gecontrole erd functioneren als persoonlijkheidsdispositie gerelateerd aan interper soonlijke openheid (i.e., empathie) en defensiviteit (i.e., rechts autor itarisme en sociale dominantie oriëntatie). Zowel cross-sectioneel als l ongitudinaal bleek autonoom functioneren positief te correleren met inte rpersoonlijke openheid en gecontroleerd functioneren met defensiviteit. We kunnen concluderen dat meer autonoom en minder gecontroleerd function eren samenhangt met adaptieve correlaten als meer welbevinden en zowel i nterpersoonlijke als cognitieve openheid. In het religieuze domein lijkt het dan ook belangrijk om zowel autonome motivatie als een meer flexibe le cognitieve aanpak te promoten. Het stimuleren van een persoonlijke en kritische reflectie rond religieuze thema’s lijkt hier op zijn plaats. Meer in het algemeen kan autonomie-ondersteuning een belangrijke factor zijn om autonoom functioneren en dus interpersoonlijke flexibiliteit te bevordere

Keywords


Dissertation
Competentie-satisfactie en -frustratie als antecedenten van welzijn, motivatie en keuzegedrag : een experimenteel onderzoek.
Authors: --- ---
Year: 2009 Publisher: Leuven K.U.Leuven. Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen. Departement Psychologie

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Keywords


Book
Capturing autonomy, relatedness and competence at work : construction and validation of a work-related basic need satisfaction scale.
Authors: --- --- --- ---
Year: 2009 Publisher: Leuven KUL. Research center for motivation and time perspective

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Keywords


Dissertation
Verband tussen de mate van vervulling van de psychologische basisbehoeften 'verbondenheid en competentie' en teamprestaties.
Authors: --- ---
Year: 2009 Publisher: Leuven K.U.Leuven. Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen. Departement Psychologie

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Keywords


Dissertation
Intrinsieke en extrinsieke doelen en autonome en gecontroleerde motivatie in verband met psychologische noodsatisfactie en welzijn in de sportcontext.
Authors: --- --- ---
Year: 2009 Publisher: Leuven K.U.Leuven. Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen. Departement Psychologie

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Keywords


Dissertation
In search of quality of motivation : antecedents and correlates of autonomous motivation and achievement goals in sport and physical education.

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Op zoek naar kwaliteit van motivatie: Antecedenten en correlaten van autonome motivatie en prestatiedoelen in sport en lichamelijking opvoeding Wanneer men het heeft over het belang heeft van motivatie als oorzaak van prestaties op school, het werk, of het sportveld verwijst men haast altijd naar de sterkte van de motivatie waarbij men impliciet aanneemt dat de prestaties beter zullen zijn naarmate de motivatie sterker is. In de motivatiepsychologie spreekt men echter niet alleen meer van verschillen in intensiteit van motivatie, maar ook van verschillen in de kwaliteit van motivatie. Sommige types van motivatie zouden immers beter zijn dan andere omdat ze tot meer wenselijke gevolgen leiden, zoals intenser plezier beleven aan, grotere inzet voor, sterkere groei van capaciteiten, betere prestaties, etc. Dit doctoraat - met 9 empirische hoofdstukken – gaat op zoek naar antecedenten en gevolgen (correlaten) van verschillen in kwaliteit van motivatie tijdens lessen lichamelijke opvoeding en tijdens het sporten. De studies werden uitgevoerd tijdens lessen lichamelijke opvoeding in lager en secundair onderwijs, in sporthumaniora’s en bij voetbalploegen. De auteur steunt zich hierbij op de Zelfdeterminatie-theorie en de Prestatiedoelen-theorie. In de Zelfdeterminatie-theorie wordt het onderscheid tussen de (kwalitatief betere) intrinsieke en (kwalitatief slechtere) extrinsieke motivatie vervangen door het onderscheid tussen (kwalitatief goede) autonome en (kwalitatief slechtere) gecontroleerde motivatie. Het bleek immers dat sommige types van extrinsieke motivatie kwalitatief beter zijn dan andere. Voor de kwaliteit van motivatie is het belangrijk dat mensen van mening zijn zelfbepalend te zijn, zelf aan de basis te liggen van waarom ze doen wat ze doen. De kwaliteit van motivatie is beduidend lager wanneer men van mening is dat men niet zelf vrij besliste te doen wat men doet, wanneer men iets doet omdat men het “moet” doen zonder dat er een redelijke verantwoording voor wordt gegegeven. In dit onderzoek werd tevens aangetoond hoe belangrijk het is dat leraars en trainers een omgeving creëren die autonomie-ondersteunend is en niet als controlerend ervaren wordt. Ze kunnen dit doen door de bevrediging van de basisbehoeften aan zelfbepaling (autonomie), competentie en sociale verbondenheid bij hun leerlingen en atleten te bevorderen. De resultaten tonen aan dat ze dit kunnen doen door in de mate van het mogelijke keuzemogelijkheden aan te bieden, door positieve feedback te geven, door corrigerende maar geen frustrerende feedback bij minder goede prestaties, door sociale interacties te stimuleren en door een goede verantwoording te geven voor eisen of verplichtingen, zodat de leerling of de sporter het belang ervan kan inzien. De Prestatiedoelen-theorie is een belangrijke verbetering en uitbreiding van de oorspronkelijke en welbekende Prestatiemotivatietheorie. In deze theorie wordt een belangrijk onderscheid gemaakt tussen taakdoelen en prestatiedoelen. Bij taakdoelen (ook wel leerdoelen genoemd) wil men leren, competenter worden, de taak beter beheersen. Bij prestatiedoelen is men vooral bekommerd om hoe men het er zal vanaf brengen in vergelijking met anderen. Men wil presteren om aan te tonen dat men beter is dan anderen of men is vooral bezig met het niet laten blijken dat men minder goed is dan anderen. In dit doctoraat werd vastgesteld dat taakdoelen te verkiezen zijn bover prestatiedoelen en dat het nuttig kan zijn een onderscheid te maken tussen taak-gerelateerde versus zelf-gerelateerde (i.e. beter doen dan vorige keer) criteria om de kwaliteit van de prestatie te beoordelen. De bevindingen tonen tevens aan dat het nastreven van prestatiedoelen meestal minder gunstig is dan het taakgericht bezig zijn. Het blijkt echter wanneer men prestatiedoelen nastreeft om autonome redenen, dit gunstigere gevolgen heeft dan wanneer dit gebeurt om controlerende redenen (“moeten”). In de conclusies gaat de auteur in op de implicties van zijn bevindingen voor leerkrachten lichamelijke opleiding en sporttrainers. In Search of Quality of Motivation: Antecedents and Correlates of Autonomous Motivation and Achievement Goals in Sport and Physical Education Based on the Self-determination theory (Deci & Ryan, 2000) and on the achievement goal perspective (Dweck, 1986; Elliot, 2005), the present doctoral project investigated various correlates and antecedents that may influence quality of motivation in sports and physical education settings. With respect to the correlates of quality of motivation, it was shown that mastery goals were related to emotional and social adjustment regardless of students’ perceived competence or peer acceptance and prosocial behavior. Also, it was tested whether experimentally manipulated mastery goals with task-referenced or self-referenced standards yielded different effects on performance and well-being, whereas it was demonstrated that athletes endorsing performance goals for controlling reasons, as these are defined within SDT framework, were more susceptible to report ill-being. Also, further evidence for a link between achievement goals and autonomous and controlled motivation was provided, and an association between mastery goals and outcome goals and between performance goals and ability goals was also found. With respect to the antecedents of quality of motivation, the present doctoral research provided evidence of a motivational model in which the need for competence and autonomous motivation mediated the effects of positive competence feedback on intrinsic motivation, well-being, and performance. Similarly, it demonstrated that the need for autonomy and competence mediated the differential relation of autonomous and controlling styles of corrective feedback to well being, and moral functioning. Last, it showed that autonomy- and relatedness-supporting environments interact with individuals’ motivational orientations on the prediction of enjoyment and vitality as it was found that optimally motivated individuals benefited more when embedded in favorable motivational environments. When considered together, these set of studies demonstrated that quality of motivation, as operationalized within both self-determination theory and the achievement goal perspective, is multifaceted, but still important. nastreeft om autonome redenen, dit gunstigere gevolgen heeft dan wanneer dit gebeurt om controlerende redenen (“moeten”). In de conclusies gaat de auteur in op de implicties van zijn bevindingen voor leerkrachten lichamelijke opleiding en sporttrainers. and vitality as it was found that optimally motivated individuals benefited more when embedded in favorable motivational environments. When considered together, these set of studies demonstrated that quality of motivation, as operationalized within both self-determination theory and the achievement goal perspective, is multifaceted, but still important.

Keywords

Listing 1 - 10 of 11 << page
of 2
>>
Sort by