Narrow your search

Library

KU Leuven (5)

Hogeschool Gent (1)

KBR (1)

Middelheim (1)

UCLL (1)


Resource type

dissertation (5)

book (3)


Language

Dutch (4)

English (4)


Year
From To Submit

2009 (8)

Listing 1 - 8 of 8
Sort by

Book
Sociologie
Authors: ---
Year: 2009 Publisher: Leuven Acco

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Keywords


Dissertation
E-government(ality) : de digitale overheid bekeken door de bril van Foucault.
Authors: --- ---
Year: 2009 Publisher: Leuven K.U.Leuven. Faculteit Sociale wetenschappen

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Keywords


Dissertation
De Vlaamse cultuurcentra en gemeenschapsvorming : symbiose of paradox? Verkennende casestudy naar de visie van twee cultuurcentra.
Authors: --- ---
Year: 2009 Publisher: Leuven K.U.Leuven. Faculteit sociale wetenschappen

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Keywords


Dissertation
Het hegemonie- & democratiebegrip van Chantal Mouffe : een kritiek op het liberaal consensusdenken.
Authors: --- ---
Year: 2009 Publisher: Leuven K.U.Leuven. Faculteit sociale wetenschappen

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Keywords


Book
A Prior Magazine 19/ Ten years.
Authors: --- --- --- --- --- et al.
Year: 2009 Publisher: Gent : vzw Mark (A Prior Magazine),

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Keywords


Dissertation
Coping with social change : life strategies of workers in Poland after the end of state socialism.
Authors: --- --- --- --- --- et al.
Year: 2009 Publisher: Leuven K.U.Leuven. Faculteit Sociale Wetenschappen

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Sociologische benaderingen van de postcommunistische transformatie, evenals onderzoek naar de arbeidersklasse vanuit cultureel perspectief, neigen ernaar arbeiders voor te stellen als passieve slachtoffers van sociale verandering, eerder dan als reflexieve sociale actoren. Meestal wordt er weinig aandacht besteed aan de wijze waarop individuele arbeiders omgaan met de transformaties van postcommunistische en kapitalistische systemen door gebruik te maken van de diverse middelen die zij ter beschikking hebben, van cultureel gevormde overtuigingen, en van hun capaciteit om op een reflexieve wijze hun levensproject te definiëren. Dit boek pakt deze lacune in het sociologisch begrijpen aan door de aanpassingsprocessen en de weerstand tegen structurele veranderingen in arbeidersklassemilieus te reconstrueren in één van de industriële regio's van Polen (Silezië). Om de valkuilen in het bestaande onderzoek over agency in de arbeidersklasse aan te pakken, worden de beperkingen van het cultureel en structureel determinisme bevraagd, door een verklaring te bieden voor de diversiteit van de levensstrategieën van arbeiders in een situatie van radicale transitie naar kapitalisme in Polen. Op theoretisch vlak gaat dit onderzoek in op de spanning tussen de 'gestructureerde' dimensie van levensstrategieën, zoals die worden gereflecteerd in de theorie over habitus (ethos) en middelen door Bourdieu (1984), and de 'reflexieve' dimensie, zoals die door Archer (2007) is uitgewerkt in het kritisch-realistisch raamwerk. De centrale onderzoeksvraag was: wat is de impact van de segmentatie van arbeidersklassemilieus (in termen van middelen), van de vormen van collectieve ethos en van de individuele reflexiviteit, op het strategisch omgaan met sociale verandering, zoals dit door arbeiders veruitwendigd werd na het einde van het staatssocialisme? Omdat deze onderzoeksdoelstellingen nieuw zijn voor de context van postcommunistische transformatie in Polen, werd gekozen voor diepgaande kwalitatieve onderzoeksmethoden. Het empirisch onderzoek is ontwikkeld als een combinatie van de biografische benadering en de grounded theory methodologie (GTM). Gebruik makend van de techniek van biografische narratieve interviews (Schütze 1983), werden 166 interviews met arbeiders afgenomen. De informanten, die geselecteerd werden volgens de principes van theoretische steekproeftrekking, waren vrouwen en mannen van verschillende leeftijden, die manuele arbeid verrichtten in ondernemingen in Neder-Silezië, Opper-Silezië en Opele-Silezië, in de sectoren industrie, bouw en distributie. De analyse van hun levensverhalen volgde de standaard GTM-procedures van datacodering, memo-schrijven, en het opbouwen van een theoretisch begrip in een strikte verhouding met zowel empirische gegevens als de bestaande theoretische kennis ('theoretische gevoeligheid'). Drie bijkomende onderzoeksvragen werden geformuleerd in het gezamenlijke proces van data-analyse en theoretische uitwerking: (1) welke zijn de typische patronen van herinterpretatie van systeemverandering in de levensverhalen van arbeiders?; (2) in welke mate en hoe worden de levensstrategieën van arbeiders beïnvloed door de segmentatie van hun milieu en hun ethos, en in welke mate worden zij reflexief gemedieerd?; (3) wat is de impact van de interactie tussen de levensstrategieën van arbeiders enerzijds, en socio-culturele conditionering anderzijds, op institutionele veranderingen in Polen en Silezië? De analyse suggereert dat er zeer ambigue manieren bestaan bij arbeiders om systeemverandering te herinterpreteren. Behalve fatalisme en terugtrekking, brengt het onderzoek interpretatieve patronen aan het licht, die een niet-nostalgische visie op het verleden beklemtonen en die actieve inspanningen omvatten om te gaan met nieuwe marktcondities.

Keywords


Dissertation
Between sin and disease : A historical-sociological study of the prevention of syphillis and AIDS in Belgium (1880-2000).
Authors: --- --- --- --- --- et al.
Year: 2009 Publisher: Leuven K.U.Leuven. Faculteit Sociale Wetenschappen

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Doorheen de geschiedenis zijn geslachtsziekten altijd geassocieerd geweest met de notie van zonde. Traditioneel werden geslachtsziekten opgevat als een fysieke straf voor zondig seksueel verkeer dat men zelf had gezocht. Maar vanaf de late 19de eeuw zijn deze ziekten in de westerse landen op een nieuwe manier, namelijk als een maatschappelijk gezondheidsprobleem, naar voren getreden. Dit historisch-sociologisch onderzoek exploreert hoe de Belgische samenleving in de periode 1880-2000 met seksueel overdraagbare aandoeningen (SOA), in het bijzonder syfilis en AIDS, als een volksgezondheidsprobleem omging. Aangezien een effectieve medische behandeling enkel beschikbaar was gedurende een klein deel van de periode 1880-2000 - het was enkel na WWII dat penicilline als een 'magic bullet' tegen geslachtsziekten kon worden ingezet - moeten de historische volksgezondheids-campagnes tegen syfilis en AIDS als de belangrijkste uitdrukkingen worden gezien van de wijze waarop de Belgische samenleving met seksueel overdraagbare aandoeningen omging. Dit onderzoek wil een originele bijdrage leveren tot het historisch en sociologisch onderzoek naar de volksgezondheid op minstens twee manieren. Ten eerste laat dit onderzoek een meer complexe en genuanceerde lezing toe van de geschiedenis van SOA-preventie dan het beperkte aantal studies dat meestal op een theoretisch weinig accurate en tegenstrijdige manier een parallel heeft getrokken tussen AIDS en de geslachtsziekten van weleer. Ten tweede wordt de bruikbaarheid van de medicaliseringsthese voor de verklaring van de veranderende sociale reacties t.a.v. SOA nagegaan. Het medicaliseringsconcept neemt vandaag een hegemoniale positie in de medische sociologische literatuur in. Vaak wordt verondersteld dat de problematiek van geslachtsziekten onderhevig was aan een langzaam proces van medicalisering, waarbij aanvankelijk sterke, morele overtuigingen m.b.t. SOA plaats maakten voor een meer wetenschappelijke en minder moralistische benadering van geslachtsziekten. Volgens deze these veranderde de culturele status van SOA langzamerhand van een fysieke straf voor een begane zonde naar een besmettelijke ziekte die via de publieke gezondheidszorg moest worden bestreden, zoals dit in vroegere periodes het geval was geweest voor andere, minder taboegeladen ziekten. Een theoretische bespreking van het medicaliseringsconcept in hoofdstuk 1 maakt echter haar conceptuele beperkingen duidelijk. Eerst en vooral bestuderen medicaliseringstheorieën enkel de uitbreiding en groeiende invloed van de curatieve geneeskunde, die wordt uitgeoefend door een bij wet gemandateerd artsenkorps. Ze hebben geen aandacht voor andere vormen van medische kennis en ziektemodellen die zich meer in de marge van het geneeskundige bedrijf bevinden, of voor actieterreinen die niets met de behandeling van patiënten van doen hebben, zoals het geval is voor ziektepreventie en volksgezondheidsmaatregelen. Daarom heb ik een beroep gedaan op het sociale werelden/arena's model dat werd ontwikkeld door vertegenwoordigers van het symbolic interactionisme zoals Anselm Strauss en Adele Clarke, als een meer flexibel, conceptueel instrument om de veelheid van betrokken partijen, discours en praktijken die zich duidelijk buiten de klinische setting bevinden, in kaart te brengen. Een andere belangrijke beperking van de bestaande medicaliseringstheorieën is dat ze weinig conceptuele aandacht hebben voor de handelingsbekwaamheid van het individu en de regulering van het gedrag van grotere groepen bij de maatschappelijke strijd tegen een ziekte. Verderbouwend op de neo-Foucauldiaanse literatuur over 'governmentality', heb ik mij gericht op de historisch-specifieke ideeën en strategieën die werden gehanteerd om de gedragingen van groepen en van het zelf te 'besturen'. Zo was ik in staat om meer diepgaand te exploreren hoe het vraagstuk van de geslachtsziekten verbonden was met eigentijdse problemen van publiek bestuur en seksuele regeling. Het historische materiaal dat in de hoofdstukken 2 tot en met 9 wordt bestudeerd, geeft aan dat wat wij vandaag 'preventie' noemen, sterk verschilt van hoe preventie in de vroegere periodes werd opgevat. In elk van de drie onderscheiden perioden, namelijk 1880-1914, 1914-1950, en 1982-2000, steunden de ideeën en preventiepraktijken met betrekking tot SOA op eigentijdse medisch-sociale theorieën over de biologische en maatschappelijke condities van SOA-besmetting en opvattingen over hoe best kon worden geïntervenieerd in populaties die met SOA geassocieerd werden. Wanneer we over de verschillende onderscheiden perioden heen kijken, dan wordt duidelijk dat de culturele definitie van SOA in de periode 1880-2000 veranderde van een fysieke straf voor een begane zonde naar een infectieziekte zoals een ander. Echter, deze ontwikkeling toeschrijven aan een voortschrijdende medicalisering van het SOA-probleem zou een te eenvoudige voorstelling van zaken zijn. De vastgestelde maatschappelijke verandering moet integendeel worden begrepen als het resultaat van met elkaar verbonden veranderingen op het vlak van geneeskunde, het volksgezondheidsbeleid en de seksuele moraal, die op specifieke historische momenten werden gearticuleerd en genegotieerd door betrokken sociale werelden binnen de context van een arena. Drie veranderingen zijn cruciaal om de vastgestelde culturele evolutie te begrijpen. Ten eerste waren artsen steeds makkelijker in staat om op exclusieve wijze het probleem van SOA in de publieke sfeer te definiëren, terwijl tegelijkertijd ook andere groepen van morele/sociale hervormers en professionals in toenemende mate deze medische definitie gingen volgen. Ten tweede hebben verklarende theorieën over het optreden van SOA een aanzienlijke evolutie gekend waarbij de kern van het probleem verschoof van bepaalde immorele 'types' van besmette mensen naar abstracte risicovolle gedragspatronen in de hele samenleving. Hiermee samenvallend kregen volksgezondheidsmaatregelen over de tijd heen een meer geïndividualiseerd en omvattend karakter, waarbij de fundamentele overgang gemaakt werd van strategieën van dwang naar strategieën van overtuiging en educatie. Ten derde moet de veranderde, publieke omgang met SOA eveneens worden begrepen tegen de achtergrond van een voortschrijdende detraditionalisering van de seksuele moraal. Tot slot pleit ik voor de notie van de 'vermaatschappelijking van geneeskunde' als een beter alternatief voor het medicaliseringsconcept om de vastgestelde veranderde maatschappelijke omgang met SOA te begrijpen. Op basis van deze notie wordt het biomedische model immers niet meer opgevat als een ultieme, wetenschappelijke waarheid dat onveranderlijk in de samenleving wordt verspreid maar wordt de aandacht verlegd naar de historisch gesitueerde vertalingsprocessen waarbij medische noties met betrekking tot SOA buiten de klinische setting bruikbaar werden in een toenemend aantal sociale settings. Venereal diseases (VD) have always been associated with the idea of sin, yet from the late 19th century, these pathologies gradually emerged under a new light in western societies as a collective health threat, succeeding a long tradition in which venereal disease infection was merely seen as a self-inflicted punishment for committed vice. This historical-sociological study explores the ways Belgian society dealt with sexually transmitted diseases, in particular syphilis and AIDS, as a public health problem in the period 1880-2000. As effective medical treatment covered only a small part of the period 1880-2000 - only after WWII could penicillin be used by doctors as a 'magic bullet' against sexually transmitted diseases (STDs) -the public health campaigns against syphilis and AIDS were the major expressions of how Belgian society reacted to STDs in the late nineteenth and twentieth centuries. This study aims to make an original contribution to historical and sociological research into public health in at least two ways. Firstly, it provides a more complex and nuanced reading of the history of STD prevention than the few studies that generally have drawn parallels between AIDS and former VD history in rudimentary, theoretically inaccurate and contradictory ways. Secondly, it discusses the utility of the medicalisation thesis, which presents itself today as a hegemonic model in medical sociological literature, for explaining the changing social reactions regarding STDs over time. It is often assumed that the problem of STDs was subject to a gradual process of medicalisation, in which initial, strong moral beliefs regarding STDs in society gradually gave way to a more scientific and less moralistic approach to STDs. Following this thesis, the cultural status of STDs gradually moved from a physical punishment for committed sin to an infectious disease that was included in preventive and curative health care, like had been the case for other, less tabooed diseases, in earlier times. However, a theoretical discussion of the medicalisation concept in Chapter 1 reveals its conceptual limits. First of all, medicalisation theories are merely focused on the extension and growing influence of mainstream curative medicine, performed by legally certified physicians, excluding alternative, more marginal types of medical knowledge and disease models, or domains that are not concerned with the treatment of patients such as prevention and public health policy. Therefore, I adopted the social worlds/arenas model, developed by symbolic interactionists like Anselm Strauss and Adele Clarke, as a more flexible, conceptual device to map the variety of concerned parties, discourses and practices that were implicated in the fight against STDs beyond the 'clinical setting'. Another important drawback of medicalisation theories is that they generally pay little attention to issues of individual agency and the regulation of the behaviour of larger populations in relation to the social fight against diseases. Drawing on neo-Foucauldian literature on 'governmentality', I focused on the historical-specific ideas and strategies for 'governing' the behaviours of populations and the self in relation to the problem of STDs. In doing so, I was able to explore more thoroughly how the question of STDs was connected with contemporary issues of public government and sexual regulation. The historical evidence analysed in Chapters 2 to 9 reveals that what we today call STD 'prevention' significantly differed from how prevention was conceived in earlier periods. In each of the three distinguished periods 1880-1914, 1914-1950, and 1982-2000 contemporary ideas and practices with respect to STDs relied on distinctive explanatory medical-social theories on the biological and social conditions of STD transmission in society as well as on contemporary ideas about the best ways to intervene in the targeted populations. Overviewing these different periods, it is clear that in the period of 1880-2000 the cultural definition of STDs changed from a physical punishment for committed sin to an infectious disease. Yet, attributing this transformation to a progressive medicalisation of the problem of STDs would be a gross simplification. Instead, the observed shift should be understood as the result of interrelated changes in the domains of medicine, public health policy and sexual morality, which were articulated and negotiated at specific historical moments by committed social worlds in a contemporary arena. Three major evolutions are crucial to understand this cultural transformation. Firstly, doctors could more easily and more exclusively define the STD problem in the public sphere over time, while at the same time, also other groups of moral/social reformers and professionals were more eager to follow this medical definition. Secondly, explanatory theories of STD infection have went through an enormous evolution in which the problem shifted from immoral 'types' of infected people to more abstract risk patterns of behaviour in society as a whole. Concomitantly, public health measures against STDs individualised and became more comprehensive and fine-tuned over time, fundamentally switching from strategies of coercion to strategies of persuasion and education. Thirdly, changes in the public management of STDs should also be understood against the backdrop of a progressing detraditionalisation of sexual regulation. Finally, I make a plea for the notion of the 'socialisation of medicine' as a better alternative for the medicalisation concept in order to understand the observed social changes with respect to STDs. With this notion, the focus of analysis shifts from the biomedical model that is spread in an unaltered way as an ultimate, scientific truth in contemporary society to the historically situated processes of 'translation' through which medical notions with respect to STDs became useful in an increasing number of non-clinical, i.e. social settings.

Keywords


Book
Being an artist in post-Fordist times

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Listing 1 - 8 of 8
Sort by