Listing 1 - 10 of 80 | << page >> |
Sort by
|
Choose an application
War --- Guerre --- Databases. --- Bases de données
Choose an application
Database management --- Databases --- Bases de données --- Gestion
Choose an application
Informatique de gestion Beheersinformatica --- Tableur Spreadsheet --- Bases de données Database --- Bases de données --- Tableur
Choose an application
According to the Department of Defense's 2004 Base Structure Report, the United States officially maintains 860 overseas military installations and another 115 on non-continental U.S. territories. Over the last fifteen years the Department of Defense has been moving from a few large-footprint bases to smaller and much more numerous bases across the globe. This so-called lily-pad strategy, designed to allow high-speed reactions to military emergencies anywhere in the world, has provoked significant debate in military circles and sometimes-fierce contention within the polity of the host countries. In Base Politics, Alexander Cooley examines how domestic politics in different host countries, especially in periods of democratic transition, affect the status of U.S. bases and the degree to which the U.S. military has become a part of their local and national landscapes. Drawing on exhaustive field research in different host nations across East Asia and Southern Europe, as well as the new postcommunist base hosts in the Black Sea and Central Asia, Cooley offers an original and provocative account of how and why politicians in host countries contest or accept the presence of the U.S. military on their territory. Overseas bases, Cooley shows, are not merely installations that serve a military purpose. For host governments and citizens, U.S. bases are also concrete institutions and embodiments of U.S. power, identity, and diplomacy. Analyzing the degree to which overseas bases become enmeshed in local political agendas and interests, Base Politics will be required reading for anyone interested in understanding the extent-and limits-of America's overseas military influence.
Military bases, American --- American military bases --- Political aspects --- United States --- Armed Forces
Choose an application
Information Modeling and Relational Databases, second edition, provides an introduction to ORM (Object-Role Modeling)and much more. In fact, it is the only book to go beyond introductory coverage and provide all of the in-depth instruction you need to transform knowledge from domain experts into a sound database design. This book is intended for anyone with a stake in the accuracy and efficacy of databases: systems analysts, information modelers, database designers and administrators, and programmers. Terry Halpin, a pioneer in the development of ORM, blends conceptual information with
Database design --- Relational databases --- Bases de données --- Bases de données relationnelles --- Conception --- Database design. --- Relational databases. --- Bases de données --- Bases de données relationnelles --- Information Technology --- General and Others --- Relational data bases --- Databases --- Data base design --- System design
Choose an application
This report discusses (1) the reliability of the annual funding estimates produced by the facilities sustainment model, (2) DOD's progress in meeting funding goals for facility sustainment and recapitalization, (3) the extent to which DOD has addressed deferred facility sustainment funding needs, and (4) the status of DOD's efforts to develop a new installation services model.
Military bases, American. --- United States. --- Management --- Evaluation. --- Appropriations and expenditures.
Choose an application
Military bases, American --- United States. --- Planning. --- United States --- Armed Forces
Choose an application
Covers system architecture, data structures, installation, management, security, networking, backup, recovery, and troubleshooting.
Relational databases. --- Bases de données relationnelles. --- Database management. --- Oracle (Computer file). --- Oracle (Logiciel). --- Oracle (Computer software). --- Relational databases --- Oracle (système informatique) --- Bases de données relationnelles --- Oracle (Computer file) --- Oracle (système informatique) --- Bases de données relationnelles
Choose an application
Extranodaal marginale zone B-cel lymfoom van mucosa-geassocieerd lymfoid weefsel (MALT), of MALT lymfoom, vertegenwoordigt 8% van alle B-cel non-Hodgkin lymfomen en 50% van alle primaire maag lymfomen. Twee chromosomale translokaties specifiek voor MALT lymfomen zijn t(1;14)(p22;q32) en t(14;18)(q32;q21), die resulteren in een verhoogde expressie van het BCL10 en MALT1 gen, respectievelijk, door hun fusie aan de IgH enhancer. De belangrijkste chromosomale afwijking t(11;18)(q21;q21) induceert de expressie van een API2-MALT1 proteïne door de fusie van API2 aan MALT1 . Meestal worden hierdoor de drie N-terminale BIR domeinen van API2 gefusioneerd aan het C-terminale caspase-achtige domein van MALT1 (A7M8 variant). De A7M5 en A7M3 fusievarianten bevatten echter additioneel respectievelijk één of twee immunoglobuline (Ig) domeinen van MALT1. Recent werd een belangrijke rol aangetoond voor BCL10 en MALT1 in de signaalweg van de antigen receptoren op B- en T-lymfocyten naar de transcriptiefactor NF-κB. In afwezigheid van antigen bevindt NF-κB zich in een inactieve conformatie in het cytoplasma door binding aan zijn inhibitorproteïne IκB. Stimulatie van de antigen receptor resulteert in de recrutering door CARMA1 van zowel BCL10 en MALT1 als het IKK kinase complex (bestaande uit IKKα, IKKβ en IKKγ) naar de 'lipid rafts' rond de receptor. Dit induceert de activering van een nog ongekend E3 ubiquitine ligase, dat vervolgens IKKγ polyubiquitineert. Deze modificatie, tesamen met de fosforylatie van IKKβ door TAK1, activeert het IKK complex, dat vervolgens IκB fosforyleert en zo merkt voor degradatie door het proteasoom. NF-κB kan nu vrij migreren naar de kern om transcriptie van zijn doelwitgenen te bewerkstelligen. Overexpressie van BCL10 activeert NF-κB onafhankelijk van antigen stimulatie, terwijl MALT1 NF-κB signalering induceert synergistisch met BCL10. Vermits ook API2-MALT1 constitutief NF-κB activeert, wordt verondersteld dat verhoogde signalering naar deze transcriptiefactor aan de basis ligt van de ontwikkeling van MALT lymfomen met de translokaties t(1;14)(p22;q32), t(14;18)(q32;q21) en t(11;18)(q21;q21), respectievelijk. Het is daarom belangrijk een inzicht te verwerven in de moleculaire mechanismen van antigen receptor signaaloverdracht naar NF-κB en de manier waarop API2-MALT1 deze signaalweg kortsluit met een constitutieve activering van NF-κB tot gevolg. Bovendien blijft het onduidelijk hoe de inclusie van één of twee Ig domeinen van MALT1 in API2-MALT1 het NF-κB activeringspotentieel doen toenemen. De translokatie t(11;18)(q21;q21) genereert bovendien een MALT1-API2 fusie op genomisch niveau, hoewel die blijkbaar in de meeste gevallen niet tot expressie komt. MALT1-API2 bevat het 'dood domein' (DD) van MALT1 in combinatie met het CARD en RING domein van API2 (M2A8 variant). Eén of twee Ig domeinen van MALT1 zijn additioneel aanwezig in de M4A8 en M7A8 fusievarianten, respectievelijk. Het is mogelijk dat zo'n fusie van MALT1 met API2 het MALT1-API2 fusieproteïne van bepaalde eigenschappen voorziet die nadelig zijn voor de ontwikkeling van een MALT lymfoom, waardoor het genoodzaakt wordt de expressie van MALT1-API2 te onderdrukken. Er werd echter nooit onderzoek gedaan rond het fusieproteïne MALT1-API2. In een eerste studie identificeerden we TRAF6 als het E3 ubiquitine ligase verantwoordelijk voor de MALT1-geïnduceerde polyubiquitinatie van IKKγ. Bovendien toonden we aan dat TRAF6 ook essentieel is voor NF-κB activering door API2-MALT1, in tegenstelling tot BCL10. Het eerste BIR domein van API2 verzekert een constante lokalisatie van API2-MALT1 in de 'lipid rafts', vergelijkbaar met antigen receptor signalering-geïnduceerde raft recrutering van MALT1. Deze raft concentratie induceert de oligomerisatie en activering van TRAF6 gebonden aan de MALT1 C-terminus, resulterend in de polyubiquitinatie van IKKγ. De aanwezigheid van het tweede Ig domein van MALT1 in A7M5 en A7M3 biedt bovendien een extra bindingsplaats voor TRAF6, en de simultane binding van twee TRAF6 moleculen verklaart zo het hogere NF-κB activeringspotentieel van deze fusievarianten in vergelijking met A7M8. De aanwezigheid van het eerste Ig domein van MALT1 in A7M3 bewerkstelligt bovendien een intramoleculair mechanisme van TRAF6 activering, wat de signalering naar NF-κB nog verder doet toenemen ten opzichte van A7M5, waarvoor zo'n TRAF6 activeringsmechanisme niet mogelijk blijkt. Ook TRAF2 is betrokken in NF-κB activering door alle API2-MALT1 fusievarianten, hoewel zijn precieze rol nog onduidelijk blijft. In een tweede studie toonden we aan dat het reciproke MALT1-API2 fusietranscript wel tot expressie komt in de meeste MALT lymfomen met t(11;18)(q21;q21), in tegenstelling met wat eerder werd gesuggereerd. De combinatie van het DD en het eerste Ig domein van MALT1 met het RING domein van API2 laat de M4A8 fusievariant bovendien toe BCL10 te binden en via ubiquitinatie te merken voor degradatie door het proteasoom in vitro . MALT lymfomen met expressie van M4A8 vertoonden echter geen gereduceerd proteïneniveau van BCL10. Dit kon worden verklaard door de observatie dat MALT1-API2 zelf een belangrijk doelwit is van zijn E3 ubiquitine ligase activiteit, die zo zijn proteïneniveau in vivo waarschijnlijk te laag houdt om een merkbare degradatie van BCL10 te bekomen. Aangezien werd gesuggereerd dat BCL10 een belangrijke rol speelt in de ontwikkeling van MALT lymfomen met t(11;18)(q21;q21), maakt deze inherente instabiliteit van M4A8 het overbodig om zijn transcriptie te onderdrukken teneinde interferentie met MALT lymfoom ontwikkeling en progressie te voorkomen. Extranodal marginal zone B-cell lymphoma of mucosa-associated lymphoid tissue (MALT), or MALT lymphoma, accounts for 8% of B-cell non-Hodgkin lymphoma and 50% of primary gastric lymphoma. Two chromosomal translocations specifically associated with MALT lymphoma are t(1;14)(p22;q32) and t(14;18)(q32;q21), which upregulate the expression of the BCL10 and the MALT1 gene, respectively, via their fusion to the IgH enhancer. The most important chromosomal aberration t(11;18)(q21;q21) results in the expression of an API2-MALT1 fusion protein via the fusion of API2 to MALT1 . While most fusion proteins contain the three N-terminal BIR domains of API2 in combination with the C-terminal caspase-like domain of MALT1 (A7M8 variant), one or two immunoglobulin (Ig) domains of MALT1 are additionally included in the A7M5 and A7M3 fusion variants, respectively. Recently, BCL10 and MALT1 were identified to play an important role in signal transmission from the antigen receptors on B- and T-cells to the transcription factor NF-κB. In unstimulated conditions, NF-κB is held in an inactive conformation in the cytoplasm through binding to its inhibitor protein IκB. Following antigenic stimulation, CARMA1 recruits both BCL10 and MALT1 as the IKK kinase complex (consisting of IKKα, IKKβ and IKKγ) to the lipid rafts surrounding the receptor. This induces the activation of a yet unknown E3 ubiquitin ligase, which subsequently polyubiquitinates IKKγ. This modification, together with the TAK-mediated phosphorylation of IKKβ fully activates the IKK complex, resulting in the phosphorylation and proteasome-mediated degradation of IκB. NF-κB is now released and translocates to the nucleus to induce transcription of its target genes. Overexpression of BCL10 results in the activation of NF-κB independently from antigenic stimulation, while MALT1 is able to induce NF-κB signalling synergistically with BCL10. As also API2-MALT1 constitutively activates NF-κB, it is thought that enhanced signalling to this transcription factor underlies the development of MALT lymphomas harbouring the translocations t(1;14)(p22;q32), t(14;18)(q32;q21) and t(11;18)(q21;q21), respectively. It is therefore important to unravel the molecular mechanisms of antigen receptor signal transmission to NF-κB and how API2-MALT1 shortcuts this signalling pathway to induce a constitutive activation of NF-κB. It remains furthermore unclear how the inclusion of one or two Ig domains of MALT1 in API2-MALT1 enhances its NF-κB activating potential. The translocation t(11;18)(q21;q21) generates in addition a MALT1-API2 fusion at the genomic level, which however was reported not to be frequently expressed. MALT1-API2 contains the death domain (DD) of MALT1 in combination with the CARD and RING domain of API2 (M2A8 variant). One or two Ig domains of MALT1 might furthermore be included to generate the M4A8 and M7A8 fusion variants, respectively. It is possible that such fusion of MALT1 to API2 confers the MALT1-API2 protein with properties that are unfavourable for MALT lymphomagenesis and therefore require silencing of its expression. However, the MALT1-API2 fusion protein has not been studied until now. In a first study, we identified TRAF6 as the E3 ubiquitin ligase responsible for MALT1-mediated polyubiquitination of IKKγ. In addition, we provide evidence that TRAF6 is also essential for API2-MALT1 to induce NF-κB activation, in contrast to BCL10. The first BIR domain of API2 mediates the constitutive localization of API2-MALT1 in the lipid rafts, in this way mimicking antigen receptor signalling-induced raft recruitment of MALT1. This then evokes the oligomerization and activation of TRAF6 associated with the MALT1 C-terminus, resulting in the polyubiquitination of IKKγ. The inclusion of the second Ig domain of MALT1 in A7M5 and A7M3 furthermore provides an additional binding site for TRAF6, and this ability to recruit two TRAF6 molecules simultaneously explains the higher NF-κB activating potential of these fusion variants compared to A7M8. The presence of the first Ig domain of MALT1 in A7M3 moreover allows an intramolecular mechanism of TRAF6 activation, which further increases signal transmission to NF-κB compared to A7M5, in which such TRAF6 activation mechanism is not possible. Also TRAF2 is involved in NF-κB activation by all fusion variants, although its precise function remains to be unravelled. In a second study, we found that the reciprocal MALT1-API2 fusion is expressed in most MALT lymphomas with t(11;18)(q21;q21), in contrast to previous reports. Furthermore, the combination of the DD and the first Ig domain of MALT1 with the RING domain of API2 in the M4A8 fusion variant enabled this fusion protein to recruit BCL10 and efficiently induce the ubiquitination and proteasome-mediated degradation of BCL10 in vitro . MALT lymphoma cases with expression of M4A8 however did not show a reduced BCL10 protein level. This could be explained by the observation that MALT1-API2 is also an important target of its own E3 ubiquitin ligase activity, which probably keeps its protein level sufficiently low in vivo and thus prevents BCL10 degradation. As BCL10 has been suggested to play an important role in the development of MALT lymphomas with t(11;18)(q21;q21), this capacity of M4A8 to reduce its own stability seems to exclude an effect on MALT lymphoma development and progression. Genetische fouten in B-cellen veroorzaken MALT lymfoom door overactivatie van het NF-κB eiwit B-cellen zijn een type van witte bloedcellen en spelen een belangrijke rol in ons immuunsysteem. Wanneer bijvoorbeeld een bacterie ons lichaam binnendringt, zullen B-cellen zich naar de plaats van infectie begeven en zich op een gecontroleerde manier vermenigvuldigen, zodat vele B-cellen samen de bacterie kunnen vernietigen. Er kunnen echter fouten optreden in het genetische materiaal van een B-cel, waardoor deze ongeremd gaat delen, zelfs bij afwezigheid van een infectie. Op deze manier kan dan een B-cel kanker ontstaan. MALT lymfomen vormen een belangrijke groep van die B-cel kankers, met in onze omstreken jaarlijks ongeveer 1 nieuw geval per 100.000 personen. Ze kunnen voorkomen in elk orgaan van het lichaam, met een sterke voorkeur voor de maag en de longen. Enkele jaren geleden werden drie belangrijke genetische defecten geïdentificeerd in de kankercellen van MALT lymfomen. De eerste twee resulteren in een verhoogde hoeveelheid van de eiwitten BCL10 of MALT1, terwijl de derde en meest voorkomende fout - ontdekt in ons labo - aanleiding geeft tot de aanmaak van een nieuw API2-MALT1 eiwit door de fusie van API2 aan MALT1. Interessant is dat zowel API2-MALT1, BCL10 als MALT1 in combinatie met BCL10 het NF-κB eiwit activeren. Aangezien NF-κB zorgt voor de productie van eiwitten die celdood tegengaan en celdeling stimuleren, zouden de hoger beschreven genetische defecten dus de ongeremde B-cel groei en kanker kunnen veroorzaken door een overactivering van NF-κB. De ontwikkeling van een therapie ter behandeling van deze MALT lymfomen vereist echter een gedetailleerde kennis van het onderliggende mechanisme van NF-κB activering. Studie 1 => Model van NF-κB activering door het kankereiwit API2-MALT1 In een eerste studie ontrafelden we het mechanisme van NF-κB activering door API2-MALT1
Choose an application
Omkeerbare fosforylering is een uiterst belangrijk mechanisme dat tussenkomt in de regulatie van vele cellulaire processen. Deze modificatie wordt bewerkstelligd door proteïne kinasen en fosfatasen. Proteïne fosfatase 2A (PP2A) is verantwoordelijk voor een groot deel van de serine/threonine defosforylerende activiteit in een cel en komt zo tussen in tal van signalisatie transductiewegen, waaronder celcyclus regulatie, cytoskelet organisatie, gen transcriptie en proteïne synthese. PP2A komt hoofdzakelijk voor als een heterotrimeer, opgebouwd uit een katalytische C subeenheid, een structurele A subeenheid en een regulerende B subeenheid. Tot op heden zijn er twee A subeenheden, twee C subeenheden en meer dan 20 B subeenheden geïdentificeerd. Bijgevolg bestaan er een groot aantal verschillende PP2A complexen, elk met een mogelijk specifieke functie. In deze studie hebben we onze aandacht gevestigd op de PP2A complexen die PR130 als regulerende B subeenheid bevatten (PP2AT130). PR130 is het grootste proteïne van de PR72/B" familie van regulerende subeenheden. De PR72/B" leden bevatten allen een goed geconserveerd centraal gedeelte met daarin twee Ca2+-bindende EF hand motieven. In het eerste gedeelte van dit werk hebben we de sequentie en genomische organisatie van de verschillende PR72/B" isovormen afgeleid bij de muis en dit als basis gebruikt om een aangepaste naamgeving voor de PR72/B" familie te introduceren. We vonden 4 transcripten (PR130/B"a1,a3; PR72/B"a2,a4) afgeleid van Ppp2r3a (waarvan PR130/B"a1 en PR72/B"a2 de belangrijkste zijn), 4 transcripten (PR59/B"d1,2,3,4) afgeleid van Ppp2r3d (waarvan PR59/B"d3 niet kan binden met PP2A en PR59/B"d4 in heel geringe mate aanwezig is) en 1 transcript (G5PR/B"g) afgeleid van Ppp2r3c. Alhoewel we PR70 isovormen terugvinden bij de mens, hond en kikker, is er bij de muis geen PR70 ortholoog aanwezig. Ook vonden we geen humaan ortholoog van de verschillende muize PR59/B"d isovormen. Hieruit kunnen we afleiden dat de PR72/B" familie, in vergelijking met PR55/B en PR61/B', een grotere diversiteit vertoont op evolutionair vlak. Via Northern blotting hebben we de weefselspecificiteit en de embryonale expressie van de belangrijkste muize PR72/B" isovormen onderzocht. Allen komen hoog tot expressie in het hartweefsel. Mogelijk hebben zij daar een belangrijke functie. Immunohistochemische analyse van hart en skeletspier toonde een gestreept expressiepatroon, de zogenaamde A band, aan voor PR130 en PR72. Daarnaast zagen we een epitheliale expressie voor PR130 in de blaas en nier. Voorts hebben we ook de subcellulaire lokalisatie en de impact op de celcyclus voor de verschillende B"/PR72 isovormen bepaald. Deze vertoonden zowel verschillen als gelijkenissen. Bovenstaande studie verstrekt waardevolle informatie voor de generatie en karakterisatie van toekomstige PR72/B" knock-out muizen. In het tweede gedeelte van dit werk hebben we geprobeerd meer inzicht te krijgen in de fysiologische functies die door PP2AT130 beïnvloed worden. In een eerste luik hebben we de capaciteit van IQ-1 om PP2AT130 en PP2AT72 in vitro en in vivo te inhiberen, nagekeken. Na IQ-1 toevoeging zagen we een reductie van de protamine gestimuleerde PP2AT130/72 activiteit, niettegenstaande we geen verschil in binding van PR130/72 met PP2A zagen. Verdere analyse is dus nodig vooraleer we deze stof kunnen gebruiken om in vivo specifiek PP2AT130 te inhiberen. In een tweede luik hebben we PR130-interagerende proteinen geïdentificeerd via de gist dubbel-hybride methode met PR130N als aas en via massaspectrometrische identificatie van proteïnen die coïmmunoprecipiteren met PR130. Beide strategieën hebben geleid tot de identificatie van LPP, een proteïne belangrijk voor de communicatie tussen celadhesieplaatsen en de kern. Hoewel LPP en PR130 zich beide bevinden in focale contacten en aan de frontale celmembraan van migrerende cellen, is enkel LPP aanwezig in focale adhesies. We konden aantonen dat PR130 een negatieve invloed heeft op cel-matrix adhesie en dat het LPP-PP2AT130 complex noodzakelijk is voor een efficiënte celmigratie. Daarnaast zagen we, afhankelijk van het celtype, een dynamische expressie van PR130 in de kern. De functie(s) van PR130 in de kern zijn voorlopig nog onbekend. SHIP2, een inositol en fosfoinositide 5'-fosfatase werd ook geïdentificeerd als een PR130-interagerend proteïne. Dit proteïne bindt ondermeer aan de EGF receptor (EGFR) en heeft een negatief effect op EGFR degradatie. We hebben kunnen aantonen dat ook PR130 associeert met de EGFR en een negatieve invloed heeft op de EGF-geïnduceerde EGFR degradatie. Bovendien translokeert PR130 net als SHIP2 naar de celmembraan na EGF stimulatie. Momenteel zijn we de hypothese aan het onderzoeken dat PR130 een brug vormt tussen SHIP2 en de EGFR en zo SHIP2 helpt om de EGFR degradatie te beïnvloeden. Uit bovenstaande gegevens kunnen we besluiten dat PR130 een negatieve invloed heeft op cel adhesie en EGFR degradatie en een positieve rol speelt tijdens cel migratie. Cel adhesie en migratie spelen een belangrijke rol tijdens de ontwikkeling van kanker. Daarnaast is geweten dat EGFR hyperactivatie correleert met verschillende soorten kanker. Bijgevolg suggereren deze data dat PR130 mogelijks een tumor promoverende functie vervult. Reversible protein phosphorylation is an important regulation mode of most cellular processes, and is controlled by the action of protein kinases and phosphatases. Protein phosphatase 2A (PP2A) accounts for a significant serine/threonine phosphatase activity in cells and has been implicated in the regulation of many signalling pathways involved in the control of cell division, cytoskeleton organisation, gene transcription and protein biosynthesis. PP2A mainly exists as heterotrimeric complexes made up of a catalytic C subunit, a structural A subunit and a regulatory B-type subunit. To date in mammalian cells, two A subunits, two C subunits, and over twenty B-type subunits have been identified, giving rise to numerous PP2A complexes, each potentially serving distinct functions. In this study, we focused on the PP2A complexes containing PR130 as a regulatory B-type subunit (PP2AT130). PR130 is the longest isoform of the PR72/B" regulatory subunit family. All PR72/B" members share a highly conserved 'central' region with two Ca2+-binding EF hand motifs. In the first part of this work, we deduced the sequences and genomic organisation of the different murine PR72/B" isoforms, which served as a basis to introduce an adapted B" nomenclature. We found that four transcripts (PR130/B"a1,a3; PR72/B"a2,a4) can be derived from Ppp2r3a (of which PR72/B"a2 and PR130/B"a1 are the main splice variants), four transcripts (PR59/B"d1,2,3,4) arise from Ppp2r3d, (of which PR59/B"d3 cannot bind PP2A and PR59/B"d4 is not very abundant), and only one transcript (G5PR/B"g) arises form Ppp2r3c. Although PR70/B"b is present in man, dog and frog, no murine PR70 orthologue could be found. Similarly, no human orthologues of the murine PR59/B"d isoforms are present. Therefore, the PR72/B" family seems evolutionary more divergent than the PR55/B and PR61/B' families. We further examined the tissue-specific and developmental expression of the main murine PR72/B" isoforms via Northern blotting. All subunits are highly expressed in heart, suggesting an important cardiac function. Immunohistochemical analysis revealed a striated expression pattern of PR72 and PR130 in heart and skeletal muscle, coinciding with the A-band, alongside an epithelial localisation of PR130 in bladder and kidney at the apical side of the cells. Finally, the subcellular localisation and cell cycle regulatory ability of several PR72/B" isoforms were determined, demonstrating differences as well as similarities. Together, these data provide valuable information for the future generation of PR72/B" knock-out mice. In the second part of this work, we tried to gain more insight into the physiological functions modulated by PP2AT130. In a first approach, we tested the ability of IQ-1, a compound which targets PR130 and PR72, to inhibit PP2AT130 and PP2AT72 in vitro and in vivo. We observed a reduction in protamine-stimulated PP2AT130/72 activity, although we did not see any differences in PP2A binding to PR130/72. Further analysis is thus needed before this compound can be safely used as a specific PP2AT130/72 inhibitor in living cells. In a second approach, we identified PR130-interacting proteins via a yeast two-hybrid screening with the PR130 specific N-terminus as bait, as well as via mass spectrometrical identification of proteins specifically co-immunoprecipitating with PR130. Both strategies led to the identification of LPP, a protein involved in the communication between cell adhesion structures and the nucleus. Although LPP and PR130 are both found at focal contacts and at the leading edge of migrating cells, PR130 - in contrast with LPP - is not present in focal adhesions. We demonstrated that PR130 has a negative effect on cell-matrix adhesion and that the LPP-PP2AT130 complex is necessary for efficient cell migration. We also demonstrated a dynamic nuclear distribution of PR130 which varied depending on the cell line. The nuclear function of PR130 remains to be determined. SHIP2, an inositol and phosphoinositide 5'-phosphatase, was also identified as a PR130 interactor. This protein has been reported to bind the EGF receptor (EGFR) and negatively modulate its ligand-induced degradation. We have demonstrated that PR130 can also bind EGFR and similar to SHIP2, reduces EGF-stimulated EGFR degradation. Moreover, like SHIP2, PR130 partially translocates to the cell membrane upon EGF stimulation. We hypothesised that PR130 may serve as a scaffold, bringing SHIP2 and EGFR in close contact and thus enabling SHIP2 to affect EGFR degradation. We can conclude that PR130 negatively influences cell adhesion and EGFR degradation and positively influences cell migration. Cell detachment and migration are vital processes in the progression of cancer. Furthermore, EGFR overactivation has been reported to correlate with various kinds of cancers. Therefore, our data could imply a positive role for PR130 in tumourigenesis. Proteïne fosfatase 2A (PP2A) is een serine/threonine fosfatase belangrijk voor de regulatie van tal van cellulaire processen. Op deze manier is PP2A verbonden met verschillende humane ziektes waaronder neurodegeneratieve ziektes (zoals Alzheimer ) en kanker. PP2A is een enzyme opgebouwd uit 3 verschillende typen subeenheden: een katalytische C subeenheid, een structurele A subeenheid en een regulatorische B subeenheid. Er bestaan meer dan 20 verschillende regulatorische B subeenheden en deze zijn op basis van hun structuur onderverdeeld in drie families; de PR55/B, PR61/B' en PR72/B" familie. De regulatorische B subeenheden zijn verantwoordelijk voor de verschillende functies van PP2A doordat ze het enzyme naar verschillende subcellulaire lokalisaties of naar verschillende substraten leiden. Het doel van deze studie was het verder ophelderen van de functies van PR130 bevattende PP2A complexen. PR130 is een lid van de PR72/B" familie van regulatorische subeenheden. In het 1e deel van deze doctoraatsthesis hebben we de genomische organisatie en proteïne expressie van de verschillende PR72/B" familieleden onderzocht in de muis en vergeleken met de situatie in de mens. Zo vonden we dat de PR72/B" familie in zoogdieren wordt vertegenwoordigd door 4 genen (PPP2R3A-D). Een van deze genen, zijnde Ppp2r3d, is enkel aanwezig in de muis terwijl het PPP2R3B gen juist niet aanwezig is in dit organisme. In de muis zijn er 6 veel voorkomende PR72/B" familieleden: PR130/B"a1, PR72/B"a2, G5PR/B"g, PR59/B"d1, PR59/B"d2 en PR59/B"d3. Voorts hebben we de weefselexpressie, expressie tijdens de ontwikkeling, subcellulaire lokalisatie en invloed op de cel cyclus voor de verschillende PR72/B" leden bepaald. Opmerkelijk was dat alle PR72/B" subeenheden hoog tot expressie komen in het hart, wat kan wijzen of een belangrijke rol in dit weefsel. Deze studie levert waardevolle informatie voor de generatie en karakterisatie van toekomstige PR72/B" knock-out muizen. In een tweede deel van deze thesis hebben we de functie van PR130 bevattende PP2A verder bestudeerd. We hebben de werking van IQ-1, een nieuwe component die PR130 en PR72 bindt, geëvalueerd. Alhoewel we konden vaststellen dat deze component inderdaad de PR130-bevattende PP2A activiteit reduceert, is verdere analyse nodig vooraleer kan besloten worden dat bekomen effecten alleen te wijten zouden zijn aan deze inhibitie. Daarnaast zijn we ook op zoek gegaan naar eiwitten die binden met PR130. Dit leidde tot de identificatie van LPP. Dit eiwit is noodzakelijk voor de communicatie tussen de plaatsen van focale adhesie en de celkern . We hebben de invloed van PR130 op cel adhesie en migratie getest. Hieruit bleek dat PR130 een negatieve invloed heeft op cel adhesie en het PR130-LPP complex noodzakelijk is voor efficiënte cel migratie. Het loskomen van cellen en cel migratie zijn belangrijke processen bij de ontwikkeling van kanker en metastase. Deze informatie suggereert een stimulerende rol voor PR130 in tumor progressie. Behalve LPP, werd ook SHIP2 geïdentificeerd als een eiwit dat bindt met PR130. SHIP2 is een inositol en fosfoinositide fosfatase dat na Epidermale GroeiFactor (EGF) stimulatie naar de celmembraan translokeert, daar bindt met de EGF receptor en zo de degradatie van deze receptor tegengaat. Wij konden aantonen dat PR130 ook translokeert naar de celmembraan na EGF stimulatie. Voorts zagen we dat PR130 kan binden met de EGF receptor en de degradatie ervan tegengaat. EGFR signalisatie is belangrijk voor cel proliferatie. Overactivatie van deze transductieweg zorgt voor een ongecontroleerde celgroei, wat kan leiden tot tumorontwikkeling. Het is dus belangrijk dat EGFR signalisatie ten gepaste tijde verdwijnt. Uit het 2e luik van deze studie kunnen we besluiten dat PR130 mogelijk een positieve invloed heeft op tumor ontwikkeling en progressie. Verdere analyse van deze subeenheid zal uitwijzen of inhibitie van PR130, bijvoorbeeld door IQ-1 toevoeging, een hoopvol middel zou kunnen vormen in de bestrijding van enkele specifieke kankers. Protein phosphatase 2A (PP2A) accounts for a significant serine/threonine phosphatase activity in cells and has been implicated in the regulation of many signalling pathways involved in the control of cell division, cytoskeleton organisation, gene transcription and protein biosynthesis. This way, PP2A is linked with several human diseases, including Alzheimer's disease and cancer. PP2A mainly exists as heterotrimeric complexes made up of a catalytic C subunit, a structural A subunit and a regulatory B-type subunit. To date in mammalian cells, two A subunits, two C subunits, and over twenty B-type subunits have been identified, giving rise to numerous PP2A complexes, each potentially serving distinct functions. In this study, we focused on the PP2A complexes containing PR130 as a regulatory B-type subunit. PR130 is a member of the PR72/B" regulatory B-type subunit family. In the first part of this work, we deduced the sequences and genomic organisation of the different murine PR72/B" isoforms. In mammals, the PR72/B" family is represented by four genes (PPP2R3A-D). One of these genes, Ppp2r3d is only present in mice while another, PPP2AR3B is absent in mice. In mice 6 abundantly expressed PR72/B" family members are present: PR130/B"a1, PR72/B"a2, PR59/B"d1,2,3 and G5PR/B"g. We examined the tissue-specific and developmental expression, subcellular localisation and influence on cell cycle progression of the main murine PR72/B" isoforms. Remarkably, all subunits are highly expressed in heart, suggesting an important cardiac function. Together, these data provide valuable information for the future generation and characterisation of PR72/B" knock-out mice. In the second part of this work, we tried to gain more insight into the physiological functions modulated by PP2AT130. In a first approach, we worked with IQ-1, a compound which targets PR130 and PR72. After IQ-1 treatment, we observed a reduction in the PR130-containing PP2A enzyme activity. Further analysis is needed to determine the specificity of this component. In a second approach, we searched for proteins which interact with PR130 and found that LPP binds PR130. LPP is involved in the communication between cell adhesion structures and the nucleus. We tested PR130's influence on cell adhesion and migration. We could demonstrate that PR130 has a negative effect on cell-matrix adhesion and that the LPP-PP2AT130 complex is necessary for efficient cell migration. Cel detachment and migration are important processes during the development of cancer and metastase. Our data suggests a stimulatory role for PR130 in tumour progression. SHIP2, an inositol and phosphoinositide 5'-phosphatase, was also identified as a PR130 interactor. Upon epidermal growth factor (EGF) stimulation, SHIP2 translocates to the cell membrane where it binds the EGF receptor and diminishes its degradation. We could prove that PR130 also translocates to the cell membrane upon EGF stimulation. Furthermore, PR130 binds the EGF receptor and reduces its degradation. EGFR signalling is important for cell proliferation. Overactivation of this pathway correlates with unregulated cell growth, leading to tumour development. Consequently, termination of EGFR signalling is crucial to avoid tumour formation. We can conclude that PR130 might have a positive role in tumour development and progression. Further analysis of this protein is necessary to evaluate whether PR130 could become an interesting novel target in the development of anticancer therapeutics.
Listing 1 - 10 of 80 | << page >> |
Sort by
|