Listing 1 - 1 of 1 |
Sort by
|
Choose an application
Cerebrale parese (CP) is een klinisch syndroom gekenmerkt door een persisterende houdings- of bewegingsstoornis ten gevolge van een niet-progressief pathologisch proces dat het centrale zenuwstelsel tijdens de ontwikkeling (voor, tijdens of kort na het tijdstip van de geboorte) heeft beschadigd. De symptomen kunnen variëren naarmate het kind ouder wordt. De typen bewegingsstoornissen kunnen onderverdeeld worden in topografische en neurologische stoornissen. Zo betreft spastische hemiparetische CP hoofdzakelijk één lichaamshelft, links of rechts. Dit proefschrift gaat voornamelijk over deze groep patiënten. Het lopen op de tenen met een voorvoetlanding van het aangedane been is de meest voorkomende afwijking in het looppatroon van kinderen met hemiparetische CP. Naast chirurgische, medicatieve en fysiotherapeutische behandelingsmethodes, worden enkel-voetorthesen (EVO's) ingezet om de tenengang te corrigeren. Tevens kunnen orthesen op het skelet een corrigerende werking uitoefenen of helpen om verkortingen van de kuitspieren tegen te gaan. Een EVO kan door haar biomechanische eigenschappen de positie van de voet ten opzichte van het onderbeen beheersen en een valvoet tijdens de zwaaifase van de gangcyclus verhinderen. Het doel van dit proefschrift is om het meest voorkomende looppatroon bij patiënten met een spastische hemiparetische CP, namelijk een tenengang met voorvoetlanding, te onderzoeken. Tevens werden de effecten van EVO's op dit looppatroon onderzocht. De onderzoeken die in dit proefschrift worden gepresenteerd dragen bij tot het behalen van deze doelstelling. De geïnstrumenteerde gangbeeld analyse en de analyse van oppervlakte electromyografische (EMG) signalen waren de onderzoeksmethodes die in alle onderzoeken werden gebruikt voor het verzamelen van de data. De belangrijkste conclusie die uit dit proefschrift getrokken kan worden is dat het tenenlopen bij patiënten met hemiparetische CP kan worden gerelateerd aan zowel primaire factoren, die door de aandoening zelf ontstaan, als aan secundaire (compenserende) factoren. Tevens werden niet alleen in het aangedane been maar ook in het niet aangedane been duidelijk hogere frequenties in de EMG registraties gevonden. Dit duidt erop dat beide lichaamshelften in het therapieplan van patiënten een rol moeten spelen. Alhoewel het looppatroon met een EVO verbeterde ten opzichte van blootsvoets lopen, kwam dit in de EMG registraties en de kinetica niet naar voren. Vooral het pathologische activiteitenpatroon van de m. gastrocnemius medialis en de m. rectus femoris en ook de verhoogde frequentie van de EMG signalen konden met een EVO niet beïnvloed worden. Cerebral palsy (CP) is a condition caused by lesions to the central nervous system. The impairment is characterised by disorders of movement or posture; occurring during early development and may arise in utero, during birth, or early thereafter. Although non-progressive, the symptoms and signs can vary as the child matures. Patients with CP are often classified according to topographical distribution and neurological dysfunction. Spastic hemiplegia refers to one sided body involvement with a relative sparing of the contralateral limbs. This group of patients is the main focus of this thesis. One of the most common gait abnormalities seen in hemiplegic CP is an initial foot contact with the toes on the affected side. Amongst the various choices for treatment (such as surgery, medication, and physical therapy) the application of ankle foot orthoses (AFOs) is a common treatment measure to correct for the toe walking gait pattern and prevent ankle plantar flexor contractures. The AFO biomechanically controls the foot position relative to the shank and prevents a foot-drop during the swing phase of gait. The general objective of this thesis was to study the most common gait abnormality in patients with hemiplegic CP, namely unilateral toe walking. A further question that was addressed was how the use of an AFO affected toe walking. The studies that are described in this thesis attempt to fulfil this objective. Instrumented gait analysis and surface electromyography (EMG) techniques were used in all studies for data collection. In conclusion it is suggested that the toe walking gait pattern in patients with spastic hemiplegic CP seems to be related to both primary deviations due to the disorder and secondary (i.e. compensatory) deviations. Furthermore, a higher frequency content of the measured EMG signals was found in the group of patients compared to healthy control subjects that was not only evident on the affected side but also the unaffected side. This shows that for clinical implications the unaffected side should not be ignored in treatment planning. Although gait was improved by the intervention of an AFO, characteristics of muscle activity and kinetics hardly changed. In particular, pathologic activity of the gastrocnemius medialis and rectus femoris muscles and also the higher frequency contents of the EMG signals could not be corrected despite the improved gait pattern. Cerebrale parese (CP) is een klinisch syndroom gekenmerkt door een persisterende houdings- of bewegingsstoornis ten gevolge van een niet-progressief pathologisch proces dat het centrale zenuwstelsel tijdens de ontwikkeling (voor, tijdens of kort na het tijdstip van de geboorte) heeft beschadigd. De symptomen kunnen variëren naarmate het kind ouder wordt. De typen bewegingsstoornissen kunnen onderverdeeld worden in topografische en neurologische stoornissen. Zo betreft spastische hemiparetische CP hoofdzakelijk één lichaamshelft, links of rechts. Dit proefschrift gaat voornamelijk over deze groep patiënten. Het lopen op de tenen met een voorvoetlanding van het aangedane been is de meest voorkomende afwijking in het looppatroon van kinderen met hemiparetische CP. Naast chirurgische, medicatieve en fysiotherapeutische behandelingsmethodes, worden enkel-voetorthesen (EVO's) ingezet om de tenengang te corrigeren. Tevens kunnen orthesen op het skelet een corrigerende werking uitoefenen of helpen om verkortingen van de kuitspieren tegen te gaan. Een EVO kan door haar biomechanische eigenschappen de positie van de voet ten opzichte van het onderbeen beheersen en een valvoet tijdens de zwaaifase van de gangcyclus verhinderen. Het doel van dit proefschrift is om het meest voorkomende looppatroon bij patiënten met een spastische hemiparetische CP, namelijk een tenengang met voorvoetlanding, te onderzoeken. Tevens werden de effecten van EVO's op dit looppatroon onderzocht. De onderzoeken die in dit proefschrift worden gepresenteerd dragen bij tot het behalen van deze doelstelling. De geïnstrumenteerde gangbeeld analyse en de analyse van oppervlakte electromyografische (EMG) signalen waren de onderzoeksmethodes die in alle onderzoeken werden gebruikt voor het verzamelen van de data.
Listing 1 - 1 of 1 |
Sort by
|