Narrow your search
Listing 1 - 10 of 38 << page
of 4
>>
Sort by
The quantum theory of magnetism
Author:
ISBN: 9789812567925 Year: 2007 Publisher: New Jersey : World Scientific,

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract


Dissertation
Vortex pinning in superconductors laterally modulated by nanoscale self-assembled arrays
Authors: ---
ISBN: 9789086491162 Year: 2007 Publisher: Leuven Katholieke Universiteit Leuven. Faculteit Wetenschappen

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

In this work we studied the possibility of using nanoscale self-assembled arrays as templates to achieve periodic nanomodulation in superconducting thin films and their vortex pinning properties. The first system that was investigated was the periodic surface of a colloidal crystal grown by convective self-assembly of spherical colloidal polystyrene (PS) particles on SiO2. The top layer of the crystal consists of a closely packed (= triangular) array of nanospheres on which thin Nb films were grown. We studied crystals of nanospheres with a different diameter i.e. 357 nm and 202 nm. The Nb film thickness turned out to be crucial for achieving a reasonable level of electrical conduction in the weakly linked Nb "net" on top of the colloidal crystal. In the case of the 357 PS colloidal crystal covered with 130 nm Nb, we established the existence of a honeycomb potential of pinning centers which can be associated with the voids between the colloidal particles. The H – T phase diagram and resistance measurements indicate that this system behaves as a superconducting network, giving rise to integer and non-integer matching effects between the vortex lattice and the colloidal void lattice in magnetic fields up to 72 mT. However, the 202 nm PS colloidal crystal covered with 70 nm Nb shows that the nanosphere diameter clearly controls the vortex pinning properties of the colloidal crystal surface. Here, the resistance measurements only reveal weak pinning effects which are not entirely-field stable, apart from one single strongly pinned phase. The H – T phase diagram suggests the weak pinning to originate from purely geometric ordering effects due to competing symmetries in the colloidal lattice. Nevertheless, by using colloidal crystals of sufficiently large diameter, it is possible to observe periodic matching effects in magnetic fields covering the entire 100 G range. Currently, we are investigating the possibility of using macroscopically ordered monolayers of PS nanopsheres (monolayer) as etching mask to produce periodic pinning arrays in Nb thin film substrates (and magnetic films) and to study the effect of the nanosphere diameter on vortex pinning by magnetization and transport measurements. Futhermore, the use of neutron scattering is targetted for the study of the evolution of the vortex lattice symmetry with magnetic field in these structures. The second system that was investigated was the surface of anodized Al2O3 (AAO), which is essentially a membrane of triangularly arranged parallel hollow channels. AAO templates with different channel spacing and diameter were prepared; their surface was covered with 50 nm Nb. The superconductor mimics the periodic surface features, resulting in a Nb thin film with a triangular array of porous defects. We were able to analyze the vortex pinning properties of these system in the framework of the research conducted on lithographic antidot lattices. In the case of the template with 100 nm period and a pore diameter of 40 nm, the H – T phase diagram obtained from transport measurements indicates the existence of integer matching effects in fields up to 700 mT. The magnetization measurements showed that the "porous" antidots to act as efficient pinning centers, providing strongly increased critical currents compared to the plain reference film. Therefore, the triangular porous lattice can be labeled as a triangular lattice of "porous antidots". The second template with 50 nm period and a pore diameter of 25 nm suffered from a decrease in local order, but showed a single strong matching peak at a magnetic field close to 1T. AAO templated Nb thin films can provide enhanced critical currents and periodic matching effects in magnetic fields covering the entire 1000 G range. A practical application of nanoporous Al2O3 might be its incorporation into wires and cables as a template – matrix for Nb3Sn in the construction of high-field magnets. Recently, our interest in AAO membranes shifted partially away from the membrane surface towards the membrane itself. First, we are investigating the possibility to grow thin, long magnetic nanowires with local monopole character as a PPA system for AAO templated Nb thin films. Secondly, we are investigating the possibility to take advantage of the membrane porosity of AAO by using it as a directing or channeling guide for (superconducting or magnetic) ions to create arrays of size-dependent clusters in a host substrate. In conclusion, the analysis of the colloidal and AAO templates as topographic modulators has clearly shown that the notion and importance of the antidot in the context of superconductivity can be extended to non-lithographic, less ideal systems. Nanoscale self-assembled surfaces have evidenced to provide lateral nanostructuring which allows controlling and manipulating up to a certain degree vortex motion and critical currents in superconducting thin films. In the case of AAO, the template effect has shown to provide efficient pinning centra in a large range of temperature and magnetic field. The potential of self-assembly is not limited to the functionality produced by the surface of its structures, but can reasonably be expected to be further integrated in the solid state research on nanostructures. Inleiding De studie van supergeleiders vormt een belangrijk onderzoeksgebied binnen het domein van de vaste-stoffysica. Een materiaal in de supergeleidende toestand wordt immers gekenmerkt door een oneindige geleidbaarheid en een quasi perfecte diamagnetische respons [1]. Na de ontdekking van de hoge-temperatuur supergeleiders in 1986 [2], werd een supergeleidend analogon van vele toepassingen mogelijk geacht, in het bijzonder bij het genereren en verdelen van elektriciteit. Door het gebruik van supergeleidende kabels in elektrische netwerken, generatoren, of magneten kunnen verliezen door Joulese warmte vermeden worden, wat de efficiëntie en de schaalgrootte van zulke systemen ten goede zou komen. Enkele van de toenmalige technologische voorspellingen zijn al gerealiseerd zoals het gebruik van supergeleidende magneten bij medische NMR visualizatie, het toepassen van supergeleidende bekabeling in elektriciteitscentrales… Andere, zoals het project van de magnetisch geleviteerde trein ("MAGLEV") zijn in volle ontwikkeling of bevinden zich op het punt van (commerciële) doorbraak. Tegenwoordig wordt ook onderzoek verricht naar het functionele gebruik van supergeleiders in de verwezenlijking van passieve en actieve telecommunicatiefilters, qubits voor quantum computing, flux diodes en lenzen (zogenaamde fluxonica toestellen). De supergeleidende fase van een materiaal wordt echter beperkt door een drietal belangrijke parameters, namelijk de kritische temperatuur Tc, de kritische stroomdichtheid jc en het kritische magneetveld Hcn. Wanneer één van deze drie waardes wordt overschreden, keert het materiaal terug naar de normale toestand. Mogelijke toepassingen van supergeleiders hangen in grote mate af van de waarde van deze parameters. Daarom spitst een groot gedeelte van het onderzoek naar supergeleiders zich toe op het verhogen en manipuleren van de kritische stroom jc en het kritische magneetveld Hcn. Supergeleidende materialen van technologisch belang behoren meestal tot de klasse van type-II supergeleiders, waarin magnetische flux door middel van gekwantiseerde magnetische fluxlijnen ("vortices") het materiaal binnendringen [3]. In het geval van hoge-temperatuur supergeleiders werd aangetoond dat de introductie van defecten gecreëerd door bestraling met hoogenergetische ionen de waarde van de kritische stroom gevoelig verhoogt [4]. Het pinnen van vortices aan defecten voorkomt vortex beweging en a fortiori de verbreking van de supergeleidende toestand. Daarom worden zulke defecten pinning centra genoemd. In het recente verleden werd aangetoond dat door de geometrie van de supergeleider te beïnvloeden op een lengteschaal die vergelijkbaar is met de karakteristieke supergeleidende lengteschalen (de coherentielengte x(T) en de penetratiediepte l(T)) de kritische parameters kunnen verhoogd worden [5]. Het aanbrengen van periodische roosters van pinning centra geeft bovendien aanleiding tot zogenaamd matching effecten waarbij het rooster van vortices geometrisch in overeenstemming wordt gebracht met het rooster van pinning centra. De specifieke geometrie van rooster en pinning centra hebben een bepalende invloed op het resistief en magnetische gedrag van supergeleiders [6, 7]. De periode en de defecten in zulke lithografische geschreven patronen bezitten typisch submicron afmetingen. In het verleden werd uitvoerig aangetoond dat het introduceren van roosters van gaten de kritische stroom jc gevoelig kan verhogen t.o.v. ongestructureerde supergeleiders [8]. Het schrijven van uitgestrekte (~ cm²) homogene roosters van pinning centra in dunne polymeerfilms op Si wafers vereist tijdrovende, seriële technieken zoals elektronenbundellithografie. Deze techniek is een typische illustratie van de zogenaamde "top-down" benadering in het vervaardigen van nanostructuren. De antipode van de bovenvernoemde "top-down" methode is de "bottom-up" benadering. Archetypisch voor de "bottom-up" benadering is het concept van zelf-assemblage. Zelf-assemblage is de spontane organisatie van identieke objecten (proteïnen, moleculen, nanodeeltjes…) tot een stabiele, goed gedefinieerde, meestal periodische structuur [9]. De modulatielengte bereikbaar in zelf-geassembleerde nanostructuren kan veel kleiner zijn dan deze verkregen via courante lithografische technieken. Het topografische oppervlak van zulke zelf-geassembleerde structuren verstrekt als sjabloon een periodische laterale diktemodulatie op nanoschaal aan dunne film supergeleiders gegroeid op dit oppervlak. Hierdoor worden op een natuurlijke manier periodische roosters van pinning centra gecreëerd. In dit werk werd de mogelijkheid onderzocht om de supergeleidende kritische parameters te verhogen via het gebruik van zelf-geassembleerde nanostructuren. Daartoe werden de vortex pinning eigenschappen nagegaan van dunne supergeleidende Nb films gegroeid op het oppervlak van polystyreen colloïdale kristallen en nanoporeus aluminiumoxide. Experimentele technieken Dunne Nb films werden gegroeid door elektronenbundelverdamping in een ultra hoog vacuüm (UHV) kamer. De opdampsnelheid wordt gecontroleerd door middel van een quadrupoolmassaspectrometer. Vlakke referentiefilms werden simultaan gegroeid op Si/SiO2 substraten. Polystyreen colloïdale kristallen werden gegroeid door een gecontroleerde droging van colloïdaal polystyreen (gedispergeerd in H2O) op voorbehandelde SiO2 substraten. De colloïdale sferische deeltjes ordenen zich tijdens het drogingsproces tot een kristal, waarbij het oppervlak van het colloïdale kristal een triangulaire roosterstructuur vertoont. Er werden kristallen van colloïdale sferen met een diameter van 357 en 202 nm gegroeid. Poreuze Al2O3 membranen werden gefabriceerd door een getrapt, gecontroleerd elektrochemisch oxidatie van Al opgedampt op gedopeerde Si substraten. Parallelle poreuze kanalen in Al2O3 ordenen zich tot een nanoporeus membraan met triangulaire roosterstructuur. In dit werk werd gebruik gemaakt van poreus Al2O3 met een roosterperiode van 100 respectievelijk 50 nm en een poriediameter van 40 nm respectievelijk 25 nm. De keuze voor de supergeleider in dit onderzoek werd hoofdzakelijk bepaald door de vereiste van een relatief hoog kritisch magneetveld gezien de kleine modulatielengtes die kunnen verkregen worden door het gebruik van zelf-geassembleerde structuren. Daartoe werd Nb gekozen. Dit element heeft het hoogste kritische magneetveld van alle enkelvoudige elementen en is uitstekend bestand tegen oxidatie. In zijn nadeel spreken zijn reputatie van een "getter" materiaal (aantrekken van onzuiverheden) en zijn tendens om intrinsieke pinning centra (pinnen van fluxlijnen aan kristallijne defecten) te vormen. De karakterisering van de monsters gebeurt door middel van x-stralen diffractie, atomaire-kracht microscopie en raster elektronenmicroscopie. De Bragg-pieken in het lage-hoek q - 2q x-stralendiffractiespectrum laten een diktebepaling van de referentiemonsters toe. Uit hoge-hoek diffractiespectra kan de kristalstructuur bepaald worden. Atomaire-kracht- en elektronenmicroscopie verlenen een gedetailleerd beeld van de oppervlaktestructuur voor en na de groei van Nb. In het geval van atomaire-kracht microscopie (AFM) wordt het oppervlak in beeld gebracht door met een zeer scherpe naald het oppervlak af te tasten. De beweging van de naald wordt met behulp van een laserstraal gedetecteerd. Atomaire-kracht microscopie werd in dit werk gebruikt om een idee van de oppervlakteruwheid en de laterale dimensies in de monsters te verkrijgen. Bij raster elektronenmicroscopie (SEM) wordt het monsteroppervlak afgetast met een gerasterde elektronenstraal, waarbij de weerkaatste elektronen worden afgeleid, opgevangen en een gerasterde intensiteitsdistributie als beeld opleveren. In dit werk was elektronenmicroscopie vooral nuttig om de structuur van grote oppervlakken in beeld te brengen en om een idee van de laterale dimensies te verkrijgen daar waar atomaire-kracht microscopie ontoereikend bleek. Elektrische transportmetingen (weerstand in functie van temperatuur (R(T)) en magneetveld (R(H)) en V(I) stroom-spanningskarakteristieken) werden uitgevoerd in een He-cryostaat met een 9T supergeleidende magneet. De magnetische respons van de gemoduleerde supergeleidende films werd opgemeten in een SQUID- en VSM - magnetometer. Vortex pinning in Nb gemoduleerd door colloïdale kristallen van sferisch polystyreen In dit hoofdstuk hebben we de vortex pinning eigenschappen bestudeerd van supergeleidende dunne Nb films gegroeid op colloïdale kristallen. Drie-dimensionale periodische roosters (multilagen) van sferische polystyreen (PS) deeltjes werden gefabriceerd via de techniek van convectieve zelf-assemblage. Het periodische colloïdale oppervlak fungeert als een sjabloon tijdens de filmgroei. Door de sferische vorm van de colloïdale deeltjes werd een periodische diktemodulatie bekomen in dunne film supergeleiders. Er werden PS sferen met een diameter van 357 en 202 nm gebruikt. De partikeldiameter en kristalsymmetrie werden onderzocht en geverifieerd met AFM en elektronenmicroscopie. De 357 nm en 202 nm PS kristallen werden bedekt met een 130 nm respectievelijk 70 nm dikke Nb film. De Nb filmdikte bleek cruciaal om voldoende elektrische geleiding te creëeren in de gelinkte Nb "netten" gedeponeerd op de colloïdale kristallen. Om de supergeleidende eigenschappen van deze structuren te onderzoeken, werd een masker van Au contacten gedeponeerd op de monsters om 4-punts transportmetingen uit te voeren. Afhankelijk van


Dissertation
Magnetization reversal and domain structure in the polycrystalline Co/CoO exchange bias system
Authors: ---
ISBN: 9789086491292 Year: 2007 Publisher: Leuven Katholieke Universiteit Leuven. Faculteit Wetenschappen

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Inleiding Magnetisme speelt een belangrijke rol in de huidige technologische samenleving en wordt gebruikt in tal van toepassingen. Op medisch vlak wordt magnetisme zinvol toegepast in scanners met een hoge resolutie. Verder wordt er veel onderzoek verricht naar magnetische nanodeeltjes die nuttig kunnen zijn bij het bestrijden van verschillende ziektes. Dergelijke magnetische deeltjes kunnen gebruikt worden om medicijnen te vervoeren naar een specifieke plaats in het lichaam, bv. een tumor. Deze deeltjes kunnen namelijk gestuurd worden door het aanleggen van een magneetveld. Andere voorbeelden van de toepasbaarheid van magnetisme kan men vinden in de huidige informatie- en communicatietechnologie. Denk maar aan videobanden, kredietkaarten, sensoren, harde schijven, … Omwille van de huidige en nieuwe aanstromende technologie, blijft magnetisme een uitdagend onderzoeksdomein. In deze thesis wordt het exchange bias effect onderzocht in polykristallijne Co/CoO dubbellagen. Dit exchange bias effect wordt gekarakteriseerd door een horizontale verschuiving van de ferromagnetische hysteresislus en is het gevolg van de ‘exchange’ koppeling aan het grensvlak tussen een ferromagnetische laag (bv. Co, Fe, Ni,… ) en een antiferromagnetische laag (bv. CoO, FeMn, NiO,… ). De antiferromagnetische laag wordt bijna niet beïnvloed door een uitwendig aangelegd magneetveld aangezien dergelijk materiaal geen macroscopische magnetisatie bezit. Bijgevolg kan de magnetisatie van de ferromagnetische laag gestabiliseerd worden in een bepaalde richting door deze te koppelen met een antiferromagnetische laag. Dergelijke stabilisatie van de ferromagnetische laag werd reeds in 1956 ontdekt door Meiklejohn en Bean, maar tot op heden is er nog steeds geen betrouwbare theoretische verklaring voor dit fenomeen. De grootste oorzaak voor het uitblijven van een goed inzicht is de moeilijkheid om de magnetische configuratie van beide lagen aan het grensvlak zichtbaar te maken. Het resultaat is dat er vandaag verschillende theoretische modellen bestaan die andere fysische parameters gebruiken, zoals ruwheid, korrelgrootte, een al dan niet gecompenseerde antiferromagnetische grenslaag, loodrechte koppeling, anisotropieëen,… Naast de horizontale verschuiving van de hysteresislus die het exchange bias effect karakteriseert, zijn er nog andere fenomenen die met dit effect direct in verband kunnen gebracht worden, zoals een verbreding van de hysteresislus, een training effect, een asymmetrische hysteresislus, magnetische relaxatie, een verticale verschuiving van de hysteresislus en een positief exchange bias effect. De microscopische oorsprong van sommige van deze fenomenen is nog steeds onduidelijk. Eén van deze fenomenen, het training effect, is het onderwerp van deze thesis. Het training effect is een geleidelijke vermindering van de horizontale verschuiving van de hysteresislus wanneer de dubbellaag aan opeenvolgende hysteresislussen wordt onderworpen. Het is algemeen aanvaard dat het training effect verbonden is met een gewijzigde spinstructuur van de antiferromagnetische laag ten gevolge van een cyclisch variëerend magneetveld. De microscopische oorsprong van het training effect is evenwel nog altijd een onderwerp van discussie. Dit wordt weerspiegeld door de verschillende modellen met uiteenlopende fysische achtergronden die het training effect proberen te verklaren. Het doel van de thesis is tweeledig. Eerst en vooral willen we meer inzicht verwerven in het training effect en de daarbij horende ferromagnetische domeinstructuur in polykristallijne Co/CoO dubbellagen. Het Co/CoO exchange bias systeem werd geselecteerd omdat het gekend staat voor een uitgesproken training effect en asymmetrische hysteresislus onmiddellijk na koelen in de aanwezigheid van een uitwendig magneetveld. Als tweede doel werd er vooropgesteld om het training effect terug te draaien, of met andere woorden, de dubbellagen terug te initialiseren naar de toestand die wordt bekomen na veldkoelen. Twee methoden worden toegepast om de dubbellagen naar hun oorspronkelijke toestand te laten terugkeren. Bij de eerste methode wordt er een groot magneetveld aangelegd in de richting van het koelveld. Bij de tweede methode wordt er een hysteresislus uitgevoerd in het vlak, maar loodrecht op de koelrichting. De tweede methode blijkt veel efficiënter voor het recupereren van de originele toestand van de dubbellagen na veldkoelen. Experimentele technieken De structuur van de CoO laag wordt bestudeerd met behulp van x-stralenreflectometrie en atomaire krachtmicroscopie. De atomaire krachtmicroscoop gebruikt een zeer scherpe naald (tip) die het oppervlak aftast en hierbij de van der Waals interactiekracht tussen tip en sample detecteert. Op deze manier wordt een topografisch beeld van het oppervlak gevormd. Voor het bestuderen van de ferromagnetische Co laag worden verschillende technieken aangewend. Er werd een lage temperatuur magnetische krachtmicroscoop (LT-MFM) gebouwd om de domeinstructuur van de Co laag tijdens de verschillende stadia van de hysteresislus te bestuderen. De LT-MFM maakt gebruik van hetzelfde principe als de atomaire krachtmicroscoop. Bij de LT-MFM wordt de tip bedekt met een dun magnetisch laagje en bijgevolg kan men de magnetische interactie tussen de tip en het sample-oppervlak opmeten. Op deze manier kan de domeinstructuur van het sample in beeld gebracht worden. Fig. 1 (zie samenvatting doctoraatsproefschrift) toont de belangrijkste onderdelen van de huisgebouwde LT-MFM opstelling. De LT-MFM wordt afgekoeld in een cryogene opstelling die gekenmerkt wordt door 3 onafhankelijke supergeleidende spoelen. Bijgevolg kan een magneetveld aangelegd worden in de 3 ruimtelijke richtingen, wat een grote meerwaarde betekent voor de LT-MFM. De magnetisatie-metingen van de ferromagnetische Co laag worden uitgevoerd met behulp van het magneto-optisch Kerr effect (MOKE) bij kamertemperatuur. Het anisotrope magnetoweerstandseffect (AMR), de ‘vibrating sample magnetometer’ (VSM) en gepolariseerde neutronenreflectometrie (PNR) worden aangewend om de magnetisatie van de Co laag te bestuderen bij lage temperatuur. Het AMR effect wordt nauwkeurig opgemeten door de Co/CoO dubbellaag te integreren in een Adler-Jackson weerstandsbrug. De AMR metingen worden uitgevoerd in de cryogene opstelling die ook voor de LT-MFM metingen gebruikt wordt. Gepolariseerde neutronenreflectometrie (PNR) wordt gebruikt om de magnetisatie-richtingen van de ferromagneet tijdens de verschillende hysteresislussen na te gaan. De metingen worden uitgevoerd met de V6 reflectometer-opstelling in het Hahn-Meitner-instituut te Berlijn. De gepolariseerde neutronen, waarvan het magnetisch moment parallel (up) of antiparallel (down) georiëenteerd is met het aangelegde veld, worden weerkaatst op het sample. De intensiteit van de gereflecteerde neutronenbundel wordt opgemeten door een detector die zodanig gepositioneerd is dat de weerkaatsingshoek identiek is aan de invalshoek. Door gebruik te maken van een analysator, gepositioneerd net voor de detector, kunnen 4 verschillende intensiteiten (R++, R--, R-+ en R+-) opgemeten worden. De R++ en R-- signalen, waarbij het magnetisch moment van de neutronen onveranderd blijft, geven informatie over de structuur en de magnetisatie-component van het sample in het vlak dat evenwijdig is met het aangelegde veld. De R+- en R-+ reflectiviteiten, waarbij het magnetisch moment van de neutronen omkeert door interactie met het sample, geven enkel informatie van magnetische oorsprong. De spin-flip reflectiviteiten zijn evenredig met het kwadraat van de magnetisatie-component in het vlak van het sample en loodrecht op het aangelegde veld. Karakterisatie van de structurele en magnetische eigenschappen De polykristallijne Co/CoO dubbellagen worden vervaardigd door het opdampen van ongeveer 20 nm Co bij kamertemperatuur op een geoxideerd Si substraat door middel van DC magnetronverstuiving (DC-sputtering) of moleculaire-bundel-epitaxie. Vervolgens wordt de gegroeide Co laag in situ in een zuurstofatmosfeer gebracht bij een druk van ongeveer 10-3 mbar gedurende 2 minuten. Uit atomaire krachtmicroscopie volgt dat de CoO laag een typische korrelstructuur heeft met een gemiddelde diameter van ongeveer 26 nm. De verdeling van de korrelgroottes kan benaderd worden door een lognormale verdeling. Uit de x-stralenmetingen blijkt dat de dikte van de CoO laag ongeveer 2 nm is. X-stralenmetingen tonen verder aan dat de Co laag voornamelijk bestaat uit een polykristallijne hexagonale dichtgepakte structuur. MOKE metingen bij kamertemperatuur laten zien dat er een uniaxiale anisotropie aanwezig is in de Co laag, consistent met de hexagonale kristalkorrels. De temperatuursafhankelijkheid van de weerstand van de Co laag kan beschreven worden met behulp van de Bloch-Grüneisen integraal. De parameter m in de Bloch-Grüneisen integraal neemt de waarde 3 aan tijdens de fit procedure, wat verklaart kan worden doordat de Co laag een korrelige structuur heeft. Electron-magnon verstrooiing in Co is verwaarloosbaar klein, en bijgevolg wordt de temperatuursafhankelijkheid van de weerstand beschreven door een T3 wet. Het trainingseffect in Co/CoO dubbellagen Het exchange bias effect in de Co/CoO dubbellaag wordt tot stand gebracht door het systeem te koelen in de aanwezigheid van een magneetveld. Het magneetveld is noodzakelijk om de ferromagneet te satureren, maar verder is de grootte van het magneetveld onbelangrijk. Fig. 2 (zie samenvatting doctoraatsproefschrift) toont de eerste drie hysteresislussen nadat het systeem gekoeld werd tot 5K in een magneetveld van 400 mT. De hysteresislussen vertonen een duidelijke horizontale verschuiving in de tegengestelde richting als de koelveldrichting. In de eerste hysteresislus kan een duidelijke asymmetrische vorm waargenomen worden. De eerste magnetisatie-omkering in de afnemende tak is abrupt en wordt gedomineerd door domeinwandverschuiving. De daaropvolgende magnetisatie-omkeringen zijn meer geleidelijk en worden gekarakteriseerd door een rotatie van de magnetisatie. Het training effect in Co/CoO dubbellagen kan beschreven worden met een model waarbij vele onafhankelijke antiferromagnetische korrels met een grootte Gi gekoppeld zijn aan één enkel ferromagnetisch domein. Volgens Hoffmann zijn er meerdere gemakkelijke assen nodig om het training effect te observeren. Bijgevolg wordt elke antiferromagnetische korrel opgebouwd uit verschillende (drie) gemakkelijke assen en die assen zijn willekeurig georiënteerd tussen de verschillende korrels. Verder wordt er een ferromagnetische interactie verondersteld tussen de ongecompenseerde antiferromagnetische magnetisatie en het ferromagnetische domein. De totale energie van het model is de som van de antiferromagnetische magneto-kristallijne anisotropie energie, de exchange koppelingsenergie en de Zeeman energie. Het model is in staat het training effect in Co/CoO dubbellagen te beschrijven. De minimalisatie van de energie toont aan dat na veldkoelen de ongecompenseerde magnetisatie van de antiferromagnetische korrels gemiddeld langs de koelrichting gericht is. Na een volledige hysteresislus maakt de ongecompenseerde antiferromagnetische magnetisatie bij saturatie gemiddeld een hoek van -21.5° met het aangelegde magnetische veld. De richtingsverandering van de gemiddelde ongecompenseerde antiferromagnetische magnetisatie is de oorzaak van het trainingseffect. Om een beeld te vormen over de veranderende domeinstructuur van de ferromagnetische Co laag tijdens het training effect worden LT-MFM metingen uitgevoerd. Na veldkoelen wordt er geen magnetisch contrast waargenomen, maar na de eerste magnetisatie-omkering tijdens de afnemende tak van de hysteresislus ontstaat een duidelijke magnetische structuur met een golflengte van ongeveer 1 m. De magnetische domeinen blijven zelfs zichtbaar bij het aanleggen van een magneetveld dat de ferromagneet satureert. De LT-MFM metingen zijn in overeenstemming met de AMR metingen, die een weerstandsverandering aan het licht brengen na de eerste magnetisatie-omkering. De weerstandsverandering wijst op een verandering van de ferromagnetische domeinstructuur. De terugkeer naar de oorspronkelijke toestand Een tweede doelstelling van deze thesis is de dubbellaag terug te initialiseren naar de toestand die bekomen wordt na veldkoelen, zonder het sample terug op te warmen. Een voor de hand liggende methode is het aanleggen van een groot magneetveld in de koelrichting om op die manier de ongecompenseerde antiferromagnetische magnetisatie terug in de veldkoelrichting te brengen. Er wordt aangetoond dat het aanleggen van een DC magneetveld van 12 T onvoldoende is om de ongecompenseerde magnetisatie duidelijk te beïnvloeden. Om nog hogere velden te bekomen wordt een gepulst magneetveld van 34.5 T aangelegd langs de veldkoelrichting. Fig. 3(a) (zie samenvatting doctoraatsproefschrift) toont de eerste twee hysteresislussen na veldkoeling, waarbij tijdens de eerste magnetisatie-omkering een kleine weerstandsverandering optreedt en de daaropvolgende magnetisatie-omkeringen komen overeen met een grote weerstandsverandering. Dit wijst op domeinwandverschuiving tijdens de eerste magnetisatie-omkering en rotatie tijdens de daaropvolgende omkeringen. Fig. 3(b) (zie samenvatting doctoraatsproefschrift) geeft twee hysteresislussen weer die gemeten zijn na het aanleggen van een gepulst veld van 34.5 T. De magnetisatie-omkering in de afnemende tak van de hysteresislus na het gepulste veld wordt gekarakteriseerd door minder rotatie (kleinere weerstandsverandering) en vindt plaats bij een hoger negatief veld in vergelijking met de getrainde lus. Dit is de eerste keer dat een duidelijke toename van de horizontale verschuiving van de hysteresislus wordt waargenomen door het aanleggen van een gepulst veld langs de koelrichting. De toename van het exchange bias effect is ook een indirect bewijs van de ferromagnetische koppeling tussen de Co en de CoO laag. De resultaten van het aanleggen van een gepulst veld kunnen niet verklaard worden door gebruik te maken van voorgaande energievergelijking, aangezien er geen term aanwezig is die de ongecompenseerde antiferromagnetische magnetisatie direct koppelt met het uitwendige magneetveld. Men zou dit kunnen oplossen door een term in de energievergelijking bij te voegen die Zeeman-energie tussen het ongecompenseerde moment van de antiferromagnetische korrels en het uitwendige veld afschat. Dergelijke term is verantwoordelijk voor het richten van de ongecompenseerde antiferromagnetische magnetisatie langs de veldkoelrichting. Een tweede en efficiëntere manier om de Co/CoO dubbellaag terug te brengen naar zijn originele toestand na veldkoelen is het aanleggen van een hysteresislus in het vlak van het sample en loodrecht op de veldrichting. Dit wordt verder de loodrechte hysteresislus genoemd. Dit verrassende resultaat is samengevat in Fig. 4 (zie samenvatting doctoraatsproefschrift). Voor elk datapunt in Fig. 4(a) (zie samenvatting doctoraatsproefschrift) wordt de Co/CoO dubbellaag gekoeld in een magneetveld van 400mT totdat een temperatuur van 10K bereikt wordt. Vervolgens worden twee hysteresislussen gemeten langs het koelveld om de asymmetrie de eerste hysteresislus te verwijderen. Nadien wordt een loodrechte hysteresislus aangelegd met een maximaal magneetveld dat is weergegeven op de horizontale as van Fig. 4(a) (zie samenvatting doctoraatsproefschrift). Tenslotte wordt er opnieuw een hysteresislus aangelegd langs de koelrichting en wordt er nagegaan of de originele toestand na veldkoelen terug wordt bekomen. Elk datapunt van de grafiek stelt de asymmetriegraad voor en deze is gedefinieerd als het hoogteverschil tussen beide AMR pieken gedeeld door de verandering van het AMR signaal bij het tweede coërcitieve veld. Wanneer het loodrechte veld een maximale waarde van 150 mT bereikt, wordt de initiële toestand na veldkoelen grotendeels hersteld (zie Fig. 4(b) in de samenvatting van het doctoraatsproefschrift). Het is merkwaardig dat de asymmetrie opnieuw verdwijnt als het loodrechte magneetveld groter is dan 400 mT. PNR en SQUID metingen bevestigen het heroptreden van de initiële toestand. LT-MFM metingen tonen verder aan dat de domeinstructuur, die na de eerste magnisatie-omkering ontstaat, gedeeltelijk kan verwijderd worden door het uitvoeren van de loodrechte hysteresislus. Er wordt aangetoond dat het effect van het aanleggen van een loodrechte hysteresislus volledig kan verklaard worden met behulp van de energie vergelijking. Wanneer in de berekeningen het maximale loodrechte veld een waarde bereikt van 90 mT, zal de ongecompenseerde magnetisatie gemiddeld gericht zijn volgens de koelveldrichting en bijgevolg wordt de initiële situatie na veldkoelen opnieuw bekomen. Hoe meer het loodrechte veld de waarde van 90 mT overschrijdt, hoe verder de ongecompenseerde antiferromagnetische magnetisatie zich gemiddeld van de koelrichting verwijdert. Bijgevolg verdwijnt de asymmetrische hysteresislus opnieuw. Aangezien het uitgebreide Fulcomer en Charap model het effect van de loodrechte hysteresislus volledig beschrijft,


Periodical
日本応用磁気学会誌 [[ニッポンオウヨウジキガッカイシ]].
Author:
ISSN: 18804004 Year: 2007 Publisher: [Tōkyō] : Nihon Ōyō Jiki Gakkai,

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract


Periodical
Metamaterials.
ISSN: 18780288 Year: 2007 Publisher: [Amsterdam] : Elsevier,

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract


Book
Abstracts of the Tenth Joint MMM/Intermag Conference : Baltimore, Maryland, 7-11 January 2007

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract


Book
Electromagnetic theory
Authors: ---
ISBN: 1119134641 1601195109 Year: 2007 Publisher: Hoboken, New Jersey : [Piscataqay, New Jersey] : John Wiley & Sons, Inc., IEEE Xplore,

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

First published in 1941, Julius Stratton's classic Electromagnetic Theory has been a mainstay for generations of students, researchers, and scientists. This classic reissue of the original features a Foreword to the Classic Reissue by Dr. Donald G. Dudley that details the book's contribution to the field and an introductory biography by Dr. Paul E. Gray, former MIT President and colleague of Dr. Stratton.

This respected and frequently cited text remains as useful and relevant as ever, with areas of particular interest to today's students and researchers that include: . The discussion of Hansen vector wave functions. The outstanding treatment of phase and group velocity. The Stratton-Chu formulation for integration of the vector Helmholtz equations. The development of the source-free solutions for a circular cylinder in a lossy medium. The treatment of spherical vector wave expansions The IEEE Press Series on Electromagnetic Wave Theory offers outstanding coverage of the field. It consists of new titles of contemporary interest as well as reissues and revisions of recognized classics by established authors and researchers. The series emphasizes works of long-term archival significance in electromagnetic waves and applications. Designed especially for graduate students, researchers, and practicing engineers, the series provides affordable volumes that explore and explain electromagnetics waves beyond the undergraduate level. First published in 1941, Julius Stratton's classic Electromagnetic Theory has been a mainstay for generations of students, researchers, and scientists. This classic reissue of the original features a Foreword to the Classic Reissue by Dr. Donald G. Dudley that details the book's contribution to the field and an introductory biography by Dr. Paul E. Gray, former MIT President and colleague of Dr. Stratton. This respected and frequently cited text remains as useful and relevant as ever, with areas of particular interest to today's students and researchers that include: . The discussion of Hansen vector wave functions. The outstanding treatment of phase and group velocity. The Stratton-Chu formulation for integration of the vector Helmholtz equations. The development of the source-free solutions for a circular cylinder in a lossy medium. The treatment of spherical vector wave expansions The IEEE Press Series on Electromagnetic Wave Theory offers outstanding coverage of the field. It consists of new titles of contemporary interest as well as reissues and revisions of recognized classics by established authors and researchers. The series emphasizes works of long-term archival significance in electromagnetic waves and applications. Designed especially for graduate students, researchers, and practicing engineers, the series provides affordable volumes that explore and explain electromagnetics waves beyond the undergraduate level.

Electromagnetic fields
Authors: ---
ISBN: 1280900172 9786610900176 047012458X 1601195117 0470124571 9780470124581 0471263885 9780471263883 9781601195111 Year: 2007 Publisher: Hoboken, New Jersey : Wiley-Interscience,

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Professor Jean Van Bladel, an eminent researcher and educator in fundamental electromagnetic theory and its application in electrical engineering, has updated and expanded his definitive text and reference on electromagnetic fields to twice its original content. This new edition incorporates the latest methods, theory, formulations, and applications that relate to today's technologies. With an emphasis on basic principles and a focus on electromagnetic formulation and analysis, Electromagnetic Fields, Second Edition includes detailed discussions of electrostatic fields, potential theory, propagation in waveguides and unbounded space, scattering by obstacles, penetration through apertures, and field behavior at high and low frequencies.

Magnetism in medicine : a handbook
Authors: ---
ISBN: 3527405585 9783527405589 Year: 2007 Publisher: Weinheim: Wiley,

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Applied Electromagnetism and Materials
Author:
ISBN: 0387380647 0387380620 1441922830 Year: 2007 Publisher: New York, NY : Springer New York : Imprint: Springer,

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Applied Electromagnetism and Materials picks up where the author's Basic Electromagnetism and Materials left off by presenting practical and relevant technological information about electromagnetic material properties and their applications. This book is aimed at senior undergraduate and graduate students as well as researchers in materials science and is the product of many years of teaching basic and applied electromagnetism. Topics range from the spectroscopy and characterization of dielectrics and semiconductors, to non-linear effects and electromagnetic cavities, to ion-beam applications in materials science.

Listing 1 - 10 of 38 << page
of 4
>>
Sort by