Listing 1 - 9 of 9 |
Sort by
|
Choose an application
Het cognitief-sociaal principe van gaze cueing stelt dat mensen van nature geneigd zijn om de blik van anderen te volgen, wat er vervolgens voor zorgt dat verschillende mensen hun aandacht zullen richten op hetzelfde object in de ruimte. De toepassing van dit principe in advertenties kan helpen om de aandacht van consumenten te richten op bepaalde onderdelen ervan, wat het merk ten goede kan komen. Niettemin blijft onderzoek naar gaze cueing in commerciële boodschappen schaars. De huidige masterproef onderzocht daarom de toepassing van het gaze-cueing principe in een marketingcontext, door de blik van modellen in advertenties te manipuleren. Enerzijds ging de studie na of het gebruik van gaze cueing in advertenties een gunstig effect heeft op de aandacht, herinnering en aankoopintentie van consumenten. Anderzijds ging de studie na of overeenkomsten in etniciteit tussen de consument en het afgebeelde model in de advertentie de effecten van gaze cueing beïnvloeden. Het effect van gaze cueing op aandacht, herinnering en aankoopintentie werd experimenteel onderzocht met behulp van mobiele eye-tracking technologie. Hierbij dragen mensen een bril die hun oogbewegingen meet en bepaalt waar ze naar kijken. In dit experiment werd de blik van het model in de advertentie gemanipuleerd, om zo twee condities te bekomen: één waarin het model in de richting van de merknaam keek (gaze cueing) en één waarin het model recht voor zich uitkeek (geen gaze cueing). Vervolgens werden deelnemers blootgesteld aan één van de advertenties terwijl ze wachtten in de gang van een universiteitsgebouw. Deze aanpakt blijkt innovatief, aangezien voorgaand onderzoek in dit domein steeds werkte in een artificiële labo-setting. Hierbij werden deelnemers blootgesteld aan advertenties op een computerscherm terwijl hun oogbewegingen geregistreerd werden met behulp van remote eye-tracking camera’s, bevestigd aan dat scherm. Naast het bestuderen van bovenstaande effecten, werd ook de rol van interpersoonlijke, etnische gelijkenissen in de effecten van gaze cueing onderzocht, met behulp van een gedragsstudie. In deze studie werd enkel de etniciteit van het model gemanipuleerd, om zo twee condities te bekomen: één met een donker model en één met een blank model. In beide condities was er sprake van gaze cueing. De resultaten van deze masterproef tonen aan dat het gebruik van gaze cueing in advertenties geen effect heeft op de aandacht, herinnering of aankoopintentie van respondenten. Daarnaast bleken etnische gelijkenissen tussen de consument en het afgebeelde model geen effect te hebben op aankoopintentie. Etnische gelijkenissen bleken daarentegen wel een effect te hebben op herinnering. Blanke proefpersonen konden zich de merknaam van het geadverteerde product namelijk beter herinneren wanneer het model dat de gaze cue gaf eveneens blank was, in vergelijking met wanneer dat model een donkere huidskleur had. De resultaten van dit onderzoek hebben enkele praktische implicaties. Het uitblijven van gaze-cueing effecten in het eye-tracking experiment zou te wijten kunnen zijn aan de natuurlijke setting waarin het experiment plaatsvond. Dit impliceert dat de effecten van gaze cueing minder optreden buiten de artificiële setting van het lab. Daarnaast suggereren de bevindingen rond etniciteit dat interpersoonlijke gelijkenissen tussen mensen het gaze-cueing effect gunstig kunnen beïnvloeden, al kon dat niet hardgemaakt worden in deze studie.
Choose an application
De globale prevalentie van obesitas is de laatste jaren toegenomen tot pandemische cijfers, en dat is grotendeels te wijten aan slechte voedingsgewoonten. Het veranderen van voedingsgewoonten is een complex gegeven, maar beleidmakers en voedingsproducenten kunnen hun steentje bijdragen door consumenten te helpen om meer inzicht te krijgen in de gezondheid van voedingsmiddelen. Front-of-pack (FOP) labels, die nutritionele informatie meegeven op de voorzijde van verpakkingen, kunnen daarbij helpen en uiteindelijk leiden tot gezondere voedingsgewoonten. Frankrijk introduceerde in 2017 een nieuw FOP-label: de Nutri-Score. In 2018 implementeerde ook België dat label. De Nutri-Score geeft aan hoe gezond of ongezond een product is met een score op een vijfpuntenschaal, gaande van A (donkergroen) tot E (rood). Zo kunnen consumenten de gezondheid van producten gemakkelijk beoordelen en vergelijken. Aangezien de Nutri-Score nog een relatief nieuw label is, is het onderzoek ernaar in vergelijking met dat van oudere labels nog vrij beperkt. Toch toont de bestaande literatuur aan dat de Nutri-Score een veelbelovend instrument is. Momenteel zijn studies naar de invloed van de Nutri-Score op voedingskeuzes in echte winkelsituaties schaars. Bovendien is er nood aan onderzoek naar of en hoe visuele aandacht voor de Nutri-Score de impact van het label op voedingskeuzes medieert. Daarom was het doel van deze studie om de invloed van de Nutri-Score op voedingskeuzes in een natuurlijke setting te onderzoeken. Bovendien onderzocht de studie of er een relatie bestaat tussen voedingskeuzes en de mate waarin consumenten visuele aandacht voor de Nutri-Score hebben. Ten slotte werden de voedingskeuzes en visuele aandacht voor de Nutri-Score tussen consumenten met en zonder gezondheidsdoel nagegaan. Om dat te onderzoeken werden twee experimenten opgezet. Ten eerste werd een eye-trackingexperiment uitgevoerd waarbij participanten een drankje uit een koelkast moesten kiezen waar al dan niet Nutri-Score-labels aan waren toegevoegd. Achteraf vulden participanten de reden van hun keuze in om na te gaan of er sprake was van een gezondheidsdoel of niet. Het tweede experiment bestond uit het verzamelen van verkoopcijfers van drankjes in Leuvense horecazaken. Die drankjes bevonden zich in koelkasten in het zicht van de klanten en bevatten afwisselend wel of geen Nutri-Score-labels. De resultaten tonen geen significant verband tussen de mate waarin iemand visuele aandacht aan de Nutri-Score schenkt en de gezondheid van diens voedingskeuze. Wel toonde de studie aan dat consumenten met een gezondheidsdoel niet alleen gezondere keuzes maken, maar ook meer visuele aandacht voor de Nutri-Score hebben. Ten slotte waren de resultaten voor de impact van de Nutri-Score op de voedingskeuzes van de consument gemengd, waardoor het onduidelijk blijft in welke mate het effect van de Nutri-Score op aankoopintenties groot genoeg is om een verschil te maken in de echte wereld.
Choose an application
NedBox werd gelanceerd in oktober 2015. De bedoeling van de ontwikkelaars is om met NedBox een motiverend en leuk online platform te bieden aan een wijde groep van volwassen leerders van het Nederlands als tweede taal (NT2-leerders), waarop ze op een niet-academische en ontspannende manier hun Nederlandse taalvaardigheid kunnen oefenen, waar en wanneer ze maar willen. Nu, verschillende maanden later, probeer ik met deze thesis een tussentijdse balans op te stellen met een focus op de laaggeschoolde doelgroep. Met dit kwalitatief onderzoek wil ik namelijk meer inzicht krijgen in de geschiktheid van NedBox als oefenplatform voor laaggeschoolde NT2-leerders. Kan NedBox ook deze doelgroep ondersteunen in hun tweedetaalverwervingsproces, zoals de ontwikkelaars bij de lancering vooropstelden? Naast de opleidingsgraad vormen ook de computervaardigheden van de cursisten een uitgangspunt in deze masterproef. In dat opzicht onderzocht ik of leerders met weinig of geen computervaardigheden met de website aan de slag kunnen gaan. Daarnaast peil ik naar de meningen van de cursisten zelf. Wat vinden zij zelf van de website? Helpt het hen om Nederlands te leren? Anderzijds bekijk ik de manier waarop lesgevers NedBox bij hun cursisten aanbrengen en in de klas gebruiken. Deel I van deze masterproef schetst een theoretische achtergrond bij het onderzoek. Eerst worden tweedetaalverwerving en taakgericht onderwijs uitgebreid besproken. De rest van de theoretische achtergrond focust op de tweedetaalverwerving van laaggeschoolde leerders. Daarbij wordt enerzijds gekeken naar hun leerkenmerken en anderzijds wordt nagegaan of taakgericht onderwijs mogelijk is met deze doelgroep, aangezien vaak gesuggereerd wordt dat dat niet het geval zou zijn. Daarnaast wordt onderzocht in welke mate computergebruik de motivatie en de prestaties van laaggeschoolden kan beïnvloeden. Ten slotte wordt er een overzicht gegeven van de manieren waarop NedBox mogelijk zou kunnen bijdragen aan het tweedetaalverwervingsproces van deze leerders. Deel II van deze masterproef is gewijd aan het empirisch onderzoek en de onderzoeksresultaten. Daarbij ligt de focus op het gebruik van NedBox door lesgevers en leerders en op hun meningen over de website. Ik bespreek de handelingen van de leerders op NedBox met speciale aandacht voor de problemen die ze tegenkomen tijdens het oefenen. De resultaten werden bekomen aan de hand van observaties en interviews met laaggeschoolde NT2-leerders in verschillende Centra voor Basiseducatie in Vlaanderen. Het hoofddoel van deze masterproef is nagaan of NedBox een geschikt platform is voor deze doelgroep. Dat gebeurt aan de hand van vier subvragen, namelijk: (a) welke problemen komen de leerders tegen tijdens het oefenen op NedBox?, (b) welke aspecten motiveren hen om te blijven oefenen?, (c) vinden ze het leuk om oefeningen te maken op NedBox?, en (d) kunnen ook leerders met weinig of geen computervaardigheden of –ervaring met de website overweg?
Choose an application
Deze masterproef onderzoekt of – en zo ja, hoe en wanneer – de voorzitsters van twee vergaderingen hun leidersidentiteit weten te construeren aan de hand van typische leiderschapsactiviteiten. Het concept van leiderschap in een vergadering is een complex gegeven en wordt niet uitsluitend door de voorzitter uitgeoefend, hoewel deze rol wel met de identiteit van leider geassocieerd wordt (Schnurr, 2009). De voorzitter kan de leidersidentiteit creëren via interactie door middel van typische leidersactiviteiten, zoals het openen en sluiten van een vergadering, het aansnijden van nieuwe vergaderpunten op de agenda of het uitdelen van spreekbeurten. (Angouri en Marra, 2010). Deze masterproef focust op twee typische leiderschapsactiviteiten. Enerzijds wordt onderzocht op welke manier de voorzitter de vergadering opent en sluit. Anderzijds werd het gebruik van ok door de voorzitter bekeken. Dat partikel wordt namelijk vaak gebruikt in contexten waarin een agendapunt wordt afgesloten en een nieuw topic wordt geïntroduceerd. De data die voor deze masterproef gebruikt werden, werden verzameld tijdens twee vergaderingen in een groot Vlaams ziekenhuis. De vergaderingen werden gefilmd, waarna ze werden getranscribeerd volgens de conventies van Jefferson (Mazeland, 2003) en werden onderworpen aan conversatieanalytisch onderzoek. De belangrijkste conclusie die uit deze masterproef kan worden getrokken, is dat er een duidelijk verschil is tussen de twee voorzitsters wat betreft het uitvoeren van interactionele acties die typisch aan de voorzittersidentiteit verbonden zijn. Hoewel Liesbeth doorheen de vergadering verschillende typische leidersactiviteiten uitvoert, geeft ze die toch ook nog te vaak uit handen. Op die manier laat ze verschillende kansen om haar leidersidentiteit te versterken, schieten. Anne daarentegen weet de leidersrol goed te construeren. Dat verschil tussen de voorzitsters kan te wijten zijn aan twee zaken. Enerzijds kan het veroorzaakt worden door het feit dat Liesbeth op het moment van de opnames nog maar twee maanden in dienst is, terwijl Anne die leidersfunctie al veel langer vervuld. Anderzijds is de band tussen de deelnemers van vergadering 1 anders dan die tussen die van vergadering 2. De deelnemers van vergadering 1 zijn afkomstig van verschillende diensten en zien elkaar vaak enkel tijdens deze vergadering. De deelnemers van vergadering 2 zijn naaste collega’s die dagelijks samenwerken. Zij weten dus beter wat ze aan elkaar hebben en wie welke rol vervult. Dat heeft tot gevolg dat Liesbeth haar voorzittersrol nog volop aan het opbouwen is en daarin de appreciatie van de andere deelnemers nog moet verwerven. Anne heeft de leidersidentiteit doorheen de jaren al verworven en wordt daarin gesteund door de andere deelnemers, waardoor ze die rol enkel nog maar moet onderhouden en blijven versterken.
Choose an application
Steeds meer mensen lijden aan overgewicht (Drieskens et al., 2019b) of andere chronische ziekten (Vlaams Instituut Gezond Leven, 2017), en dat is (deels) te wijten aan slechte voedingsgewoonten (Van der Heyden et al., 2019). Hoewel het niet evident is om voedingsgewoonten te veranderen, kunnen front-of-pack (FOP) nutrition labels consumenten wel helpen om de nutritionele kwaliteit van een product te beoordelen (WHO & FAO, 2007). Op die manier kunnen dergelijke labels uiteindelijk leiden tot gezondere voedingskeuzes en betere eetgewoonten. In 2017 werd in Frankrijk een nieuw FOP nutrition label geïntroduceerd: de Nutri-Score (Julia en Hercberg, 2017b). Sinds 2019 is het label ook te zien in Belgische voedingswinkels (Storcksdieck genannt Bonsmann et al., 2020). De Nutri-Score geeft aan hoe goed een product scoort op een vijfpuntenschaal van A/donkergroen tot E/rood op vlak van nutritionele kwaliteit (Julia en Hercberg, 2017b). Op die manier kunnen consumenten producten gemakkelijk met elkaar vergelijken op dat vlak (Dréano-Trécant et al., 2020). Hoewel onderzoek naar de Nutri-Score op dit moment nog beperkt is, lijkt men het erover eens dat het een effectief instrument is om consumenten te begeleiden naar gezondere voedingskeuzes (Julia & Hercberg, 2017b). De effecten van de Nutri-Score op onder andere aandacht, gezondheidsevaluatie en aankoopintentie werden al vergeleken met die van andere FOP nutrition labels, maar nog niet met de effecten van meer impliciete of potentieel misleidende elementen op voedseletiketten, zoals de bio-claim. Hoewel zo’n claim enkel aantoont dat een product het resultaat is van biologische landbouw (Verordening (EU) nr. 2018/848), zien consumenten biologische producten in het algemeen als gezonder (e.g. Petrescu & Petrescu-Mag, 2015). Deze studie wilde daarom de Nutri-Score en bio-claim vergelijken op vlak van visuele aandacht en gezondheidsevaluatie, de eerste stappen in het informatieverwerkingsproces (Grunert & Wills, 2007). Om dat te onderzoeken, werd een within-subjects oogbewegingsexperiment opgezet waarbij participanten twintig verpakkingen van zuivelproducten te zien kregen die ze telkens moesten beoordelen op vlak van gezondheid. Op de verpakking was ofwel de Nutri-Score, ofwel de bio-claim, ofwel geen van beide te zien. In totaal namen 59 mensen tussen 18 en 24 jaar deel aan het onderzoek. De resultaten tonen aan dat zowel de Nutri-Score als de bio-claim visuele aandacht krijgen, maar in het algemeen kijkt men vaker, sneller en langer naar de Nutri-Score dan naar de bio-claim. De mate waarin consumenten bezig zijn met gezonde voeding speelt daarbij geen rol, maar wel de mate waarin men de Nutri-Score kent en vertrouwd is met het label. Verder werd aangetoond dat de Nutri-Score ervoor zorgt dat consumenten de nutritionele kwaliteit van een product accurater kunnen inschatten. Hoelang men naar het label keek, had daar geen invloed op. Wel werd gevonden dat consumenten die de Nutri-Score kennen beter presteren dan mensen die het label niet kennen en dat een Nutri-Score C moeilijker te interpreteren lijkt dan de andere scores. Wat betreft de bio-claim tonen de resultaten aan dat enkel de meest ongezonde producten als gezonder worden beschouwd als er een bio-claim op het voedseletiket staat. Samengevat tonen de resultaten in deze studie aan dat bio-claims een beperkte potentiële dreiging vormen voor het positieve effect van de Nutri-Score.
Choose an application
Vandaag is obesitas een groeiend probleem in de westerse wereld (Flegal, Carroll, Ogden, & Curtin, 2010). Wereldwijd sterven er jaarlijks 2.8 miljoen mensen aan overgewicht en obesitas (World Health Organisation, 2020). Dat zijn problematische cijfers en het is dus belangrijk om daar verandering in te brengen. Het voorzien van voedingslabels op de voorkant van voedingsverpakkingen, front-of-pack labels, kan daarbij helpen. Dat soort labels kan er namelijk voor zorgen dat consumenten gezondere voedingskeuzes maken (Hersey, Wohlgenant, Arsenault, Kosa, & Muth, 2013). In augustus 2018 werd in België een nieuw front-of-pack voedingslabel ingevoerd, namelijk de Nutri-Score (Vlaams Instituut Gezond Leven, z.j.). De Nutri-Score is een voedingslabel bestaande uit een kleurenschaal gaande van donkergroen tot rood in combinatie met een letter (A tot E). Die schaal toont welke producten binnen een bepaalde productgroep gezonder zijn dan andere producten. Het gebruik van het label is echter vrijwillig, geen enkele voedingsproducent of verdeler wordt verplicht om het label te gebruiken. Doordat het Nutri-Score label nog niet lang bestaat, is het onderzoek hiernaar nog beperkt. Voor de overheid is het echter wel belangrijk om te weten welke invloed de Nutri-Score kan hebben op de Vlaamse consumenten. Indien zou blijken dat het label een grote invloed heeft, zou de overheid kunnen overwegen het label te verplichten. Daarom ging het huidige onderzoek na welke invloed de Nutri-Score heeft op de aankoopintentie en gezondheidsperceptie van de consument. Hierbij werd ook de rol van geslacht en betrokkenheid onderzocht. Om dat te onderzoeken werden twee verschillende experimenten uitgevoerd met een enquête achteraf. Eerst werd een eye-tracking experiment met 409 volwassen Vlamingen uitgevoerd en later een online experiment met 274 volwassen Vlamingen. Beide experimenten hadden een between-subjects design. De resultaten toonden aan dat consumenten de gezondheid van een voedingsproduct correcter kunnen inschatten wanneer de verpakking een Nutri-Score bevat dan wanneer de verpakking geen Nutri-Score bevat. Na analyse van de eye-tracking data werd er vastgesteld dat consumenten de gezondheid correct kunnen beoordelen wanneer ze de Nutri-Score low-level, dus oppervlakkig, verwerken. Deze bevinding lijkt te suggereren dat de Nutri-Score geen verwerking op hoog niveau vereist, maar dat een oppervlakkige en perifere verwerking voldoende is om tot een accurate gezondheidsperceptie te komen. Er is ook bewijs gevonden voor het feit dat consumenten een (beperkte) niet-congruente, dus foutieve, Nutri-Score gebruiken om de gezondheid van een product in te schatten. Uit deze masterproef bleek ook dat de aanwezigheid van het Nutri-Score label niet leidt tot het maken van gezondere voedingskeuzes. De resultaten toonden echter wel aan dat consumenten een hogere aankoopintentie hebben voor gezonde producten en een lagere aankoopintentie voor ongezonde producten, ongeacht de aanwezigheid van de Nutri-Score.
Choose an application
Het eerste contact tussen de consument en een voedingsproduct verloopt via de verpakking, wat dus een uitstekende tool is om de aandacht te trekken en boodschappen over het product te communiceren. Uit voorgaand onderzoek blijkt dat verpakkingen gezondheidsinformatie over het product kunnen communiceren met zogenaamde claims en labels. De visuele elementen op de verpakking, zoals afbeeldingen en kleuren, kunnen echter ook gezondheidsinformatie impliceren zonder die informatie concreet te verwoorden. Daar schuilt mogelijk een gevaar achter, want op die manier kunnen die impliciete cues producten gezonder doen uitschijnen dan ze eigenlijk zijn. Consumenten kunnen dus zowel tekst, labels als visuele elementen op de verpakking gebruiken als referentie om de gezondheid van het product in te schatten. Vorige studies toonden echter aan dat de mate waarin consumenten vatbaar zijn voor gezondheidsreferenties afhangt van hoe betrokken ze zijn bij hun gezondheid. Deze studie wil daarom meer duidelijkheid bieden over de effecten van gezondheidsreferenties en de invloed van betrokkenheid. Participanten werden daarom blootgesteld aan de verpakkingen van zes gezonde en zes ongezonde producten, waarbij bestudeerd werd hoe hun gezondheidsperceptie verschilt wanneer expliciete en/of impliciete gezondheidsreferenties aanwezig zijn in vergelijking met wanneer die niet aanwezig zijn. Daarnaast werd onderzocht wat de rol van hun betrokkenheid is in het effect van die gezondheidsreferenties. Uit de resultaten bleek dat expliciete cues een effectief hulpmiddel zijn om de gezondheid van een product in te schatten. Daarnaast zorgden impliciete cues ervoor dat minder betrokken consumenten ongezonde producten als gezonder beschouwden, wat het sluwe gevaar achter dit soort cues bevestigt.
Choose an application
Online reviews beïnvloeden de aankoopintentie van nieuwe potentiële klanten. Dat fenomeen wordt electronic word-of-mouth of eWOM genoemd (Lis & Neßler, 2014). Één fenomeen dat in veel eWOM-studies al besproken is, is homophily, maar onderzoekers lijken geen consensus te bereiken over het effect dat het heeft op consumentengedrag. Homophily wordt ook gedefinieerd als het niveau van gelijkenissen dat de potentiële klant en reviewers met elkaar hebben (Rogers & Bhownik, 1970). Enkele studies vinden een significant effect voor homophily (Chan et al., 2017; Naylor et al., 2011). Anderen vinden dat effect niet (Craciun & Moore, 2019) en nog anderen vinden het effect enkel op sociale media platforms (Babić Rosario et al., 2016). De focus van deze paper ligt op gender en etniciteit, omdat studies geen consensus bereiken over het homophily-effect van gender en omdat etniciteit niet vaak gerepresenteerd wordt in ander onderzoek. Enkele studies focussen zich wel op nationale identiteit, geografische locatie of land van oorsprong, maar dat is niet hetzelfde als etniciteit dat onder andere via huidskleur vastgesteld kan worden (Antonetti & Maklan, 2018; Chan et al., 2017; Naylor et al., 2011). Dit onderzoek probeert de lacunes in de literatuur op te vullen. Een online enquête is verspreid om de aankoopintentie, aanraadintentie en kwaliteitsinschatting van potentiële klanten te meten. In de enquête werd een webshop nagemaakt met acht producten als stimuli die telkens met drie reviews gepaard gingen. Die reviews bestonden uit 1 target review die overwegend positief of negatief was en 2 filler reviews die enkel een positief en een negatief punt over het product bespraken om zo een neutrale mening uit te wijzen. Iedere review ging gepaard met een foto van de reviewer, zodat de respondenten makkelijk hun eigen gelijkenissen met het uiterlijk van de reviewer konden vergelijken, de naam van de reviewer, een korte samenvatting van de mening van de reviewer en een sterrenrating. Iedere respondent kreeg één van vier enquêtes te zien waarin de target reviewer telkens van etniciteit en gender veranderde per product. De respondenten moesten aanduiden hoe groot de kans was dat ze het product zouden kopen en aan hun vrienden zouden aanraden en hoe goed dat ze dachten dat de kwaliteit van het product was. Ze moesten ook antwoorden op enkele controlevragen die bevroegen hoe vaak de respondenten online aankopen doen, hoe vaak ze productomschrijvingen en reviews lezen en hoeveel belang ze hechten aan reviews. 197 blanke vrouwen beantwoordden de enquête. Hun antwoorden werden onderzocht in R met behulp van t-tests, ANOVA-tests en een mixed effects lineaire regressieanalyse. Uit deze testen blijkt dat polariteit van de review de aankoopintentie, aanraadintentie en kwaliteitsinschatting van potentiële klanten beïnvloedt. Geen homophily-effecten werden vastgesteld, behalve bij de oudere leeftijdsgroep. Die groep vertoonde een significant lagere aankoopintentie, aanraadintentie en kwaliteitsinschatting wanneer de reviewer een donkere huidskleur had. De jongere leeftijdsgroep vertoonde dat gedrag niet. Dit onderzoek heeft bewezen dat homophily van gender en etniciteit in online product reviews geen effect heeft op de aankoopintentie, aanraadintentie en kwaliteitsinschatting van potentiële klanten. Toekomstig onderzoek kan zich focussen op verschillende soorten homophily, producten of services of kunnen dit onderzoek uitbreiden met eye-tracking.
Choose an application
Hoewel het onderwerp ‘seks in reclame’ al heel wat pennen in beweging heeft gebracht, blijft er weinig geweten over een subtielere en meer suggestieve categorie van sexual appeals. Uit voorgaand onderzoek blijkt nochtans dat consumenten de voorkeur geven aan advertenties met minder naakt. De onderzoeksvraag luidt dan ook: Welk effect hebben advertenties met modellen in suggestive dress in vergelijking met advertenties zonder sexual appeal? Dit onderzoek onderscheidt twee type cues met een verschillende graad van bedekking: demure dress en suggestive dress. Het resultaat is een 2x2 between-subject design waarin het type cue (suggestive vs. demure dress) en het geslacht van het model (man vs. vrouw) de onafhankelijke variabelen zijn en attitude t.a.v. de advertentie, recall en mood de afhankelijke variabelen. Dit onderzoek bevroeg alleen vrouwelijke respondenten, omdat vrouwen de meest negatieve houding hebben tegenover naakt binnen reclame. Volgens het merendeel van de onderzoekers beïnvloedt naakt recall negatief. Dit leidt tot de hypothese dat het aantal correct herinnerde merknamen lager zal liggen voor advertenties in suggestive dress dan voor die zonder sexual appeal. Ook het effect op attitude ten aanzien van de advertentie is onzeker. Een aantal factoren zijn doorslaggevend waaronder de graad of intensiteit van de sexual appeal. Er wordt aangenomen dat de attitude positiever zal zijn voor advertenties in suggestive dress dan voor die zonder sexual appeal. Ten slotte neemt het onderzoek ook mood, in de vorm van arousal en pleasure, op als afhankelijke variabele. Zo leiden seksueel getinte advertenties tot hogere arousal - wat de verwerking van de reclameboodschap zou bevorderen - en meer pleasure. De positieve mood die zo ontstaat, zou vervolgens de attitude ten aanzien van de advertentie beïnvloeden. Het onderzoek bespreekt ook enkele moderatoren in het effect van sexual appeals, zoals productcongruentie en geslacht. Terwijl voorgaand onderzoek het geslacht van de respondent onderzocht, focust dit onderzoek op het geslacht van het model; is het geslacht van het model een moderator tijdens het evalueren van advertenties in suggestive dress door vrouwen? Op basis van het opposite sex effect wordt voorspeld dat respondenten het mannelijk model verkiezen. Als laatste gaat het onderzoek na of er een interactie-effect werkzaam is tussen het type cue en het geslacht van model. Uit het onderzoek blijkt dat het al dan niet aanwezig zijn van een milde seksuele cue geen effect heeft op attitude t.a.v. de advertentie, recall en mood. De conclusie op de eerste onderzoeksvraag is dus dat er geen verschil is in effectiviteit tussen advertenties in suggestive dress en die zonder sexual appeal. Verder onderzoek moet uitwijzen of er wel een effect is indien er een groter contrast is tussen de stimuli. Wel is er sprake van een opposite sex effect zodat respondenten een positievere attitude voelen tegenover de advertentie met een mannelijk model. Hetzelfde geldt voor de beide dimensies van mood; arousal en pleasure. Voor recall is geen significant effect gemeten. Het geslacht van het model is bovendien geen moderator in het effect van milde sexual appeals. In het algemeen concludeert dit onderzoek dat niet de mate van bedekking, maar het geslacht van het model een doorslaggevende rol speelt in consumentenbeoordelingen voor advertenties in suggestive en demure dress.
Listing 1 - 9 of 9 |
Sort by
|