Listing 1 - 1 of 1 |
Sort by
|
Choose an application
Sinds het begin van de jaren '80 wordt de gezondheidsethiek gedomineerd door de principebenadering welke zijn theoretisch fundament vindt in de vier opeenvolgende edities van de Principles of Biomedical Ethics van de Amerikaanse bio-ethici Tom Beauchamp en James Childress. Centraal in deze benadering staan vier clusters van principes die ten grondslag liggen aan medische beslissingen: respect voor autonomie, weldoen, niet-schaden en rechtvaardigheid. In het verlengde van de principebenadering wordt in de klinische praktijk een drievoudige methodiek gehanteerd die sturing moet geven aan het medisch beslissingsproces. Deze methodiek schrijft drie stappen voor: explicitering, analyse en afweging. In een eerste stap moet de ethische dimensie van een medisch probleem worden geëxpliciteerd. Daarna volgt de analyse van het probleem in termen van de vier principes en in een derde stap worden deze principes dan tegenover elkaar afgewogen. Zowel in de V.S. als op het Europese continent leeft er heel wat onvrede over de principebenadering en het `stappenplan'. Deze worden de ene keer bestempeld als te procedureel en te sterk autonomiegericht en de andere keer als te weinig verankerd in een omvattende visie op zorg of te arbitrair. Vanuit verschillende hoeken worden dan ook alternatieve gezondheidsethische benaderingen geformuleerd. Met Ethiek in de kliniek brengt Guy Widdershoven op een heldere en toegankelijke manier een aantal van deze alternatieven in kaart. (1) In de fenomenologische benadering staat het vermogen van de mens om betekenis te geven aan zijn gesitueerdheid voorop. In tegenstelling tot de principebenadering die werkt met het negatieve vrijheidsbegrip, staat hier autonomie als positieve vrijheid centraal. Hierdoor wordt de relatie tussen patiënt en hulpverlener gewijzigd: interventies van hulpverleners dienen te kaderen in het proces van betekenisgeving. (2) De narratieve ethiek gaat ervan uit dat mensen eenheid in hun leven brengen door narrativiteit. Het opbouwen van de persoonlijke identiteit is geen kwestie van bewuste afwegingen maar gebeurt veeleer in de vorm van verhalen. Hulpverleners moeten in dit narratieve proces stappen waarin niet reflectie maar doorleefde betrokkenheid centraal staat. Artsen, verpleegkundigen, verzorgenden en familieleden moeten betrokken zijn op de verhalen van patiënten door te luisteren en ze, desgevallend, mee helpen vorm te geven. Het is deze narratieve structuur die moet bijdragen tot het bereiken van het goede. Vanuit een narratief perspectief wordt, net zoals in de fenomenologische benadering, de autonomie van de patiënt dan ook begrepen als positieve vrijheid. (3) De hermeneutiek beschouwt medische besluitvorming vanuit een dialogaal perspectief. Hierbij gaat men uit van de morele ervaring van de betrokkenen. De impliciete waardenoriëntaties die meespelen bij eenieder die in het zorgproces betrokken is, dienen te worden verhelderd en met elkaar te worden geconfronteerd. Ethische beslissingen krijgen met andere woorden vorm doorheen een kritische dialoog met de praktijk. (4) Het dialogaal model is nog prominenter aanwezig in de discoursethiek. Alleen normen die het resultaat zijn van een vrije discussie tussen alle betrokkenen kunnen hier aanspraak maken op geldigheid. Deze benadering vereist van de hulpverlener een actieve en communicatieve opstelling ten opzichte van alle betrokken partijen. Voorts onderstreept ze ook het belang van de werking van ethische commissies die, via een overlegproces met alle betrokkenen, komen tot nieuwe perspectieven op ethische kwesties. (5) In de zorgethiek tenslotte, wordt uitgegaan van praktische betrokkenheid en engagement. In plaats van autonomie als negatieve vrijheid te bepalen, hanteert men een mensbeeld dat gebaseerd is op intersubjectieve verbondenheid. Hierbij staan niet de rechten en plichten maar wel de ervaring van zorgzaamheid centraal. Van de hulpverlener wordt dan ook in de eerste plaats aandacht en responsiviteit verwacht. Terwijl we de principebenadering kunnen karakteriseren als individualistisch, rationeel en principieel, toont Widdershoven met deze vijf alternatieven ons een andersoortige ethiek die veel meer intersubjectief, deliberatief en praktisch is. Doordat ze expliciet maken wat elders impliciet blijft, overlappen de verschillende alternatieve gezondheidsethische benaderingen elkaar. In onderlinge combinatie zijn ze dan ook een mogelijke aanzet voor een stevig filosofisch gefundeerd alternatief voor het paradigma van de principebenadering. Dit is dan ook één van de belangrijkste kwaliteiten van Ethiek in de kliniek. Door het boek daarnaast rijk te stofferen met praktische voorbeelden, erkent de auteur bovendien dat gezondheidsethische problemen niet in algemene termen kunnen worden opgelost maar dat zinvolle antwoorden steeds een sterke betrokkenheid bij de alledaagse praktijk van de gezondheidszorg vereisen.
WB 60 Bioethics. Clinical ethics. Clinical ethics committees --- 174.2 --- #GBIB:CBMER --- #GGSB: Moraaltheologie (algemeen) --- 351.77 --- 061 Ethische problemen --- 670 Gezondheid --- Medische ethiek --- 603.1 --- communicatie --- ethiek --- euthanasie --- geestelijke gezondheid --- geneeskunde --- gezondheidszorg --- intimiteit --- medische ethiek --- medische technologie --- orgaandonor --- psychogeriatrie --- sterven --- 614.25 --- Bioethiek --- Moraal (ethiek) --- 174.2 Beroepsmoraal van de artsen. Medische beroepsethiek --- Beroepsmoraal van de artsen. Medische beroepsethiek --- Ethique médicale --- arts-patiëntrelatie --- ethiek (ethische aspecten) --- Concerns, rights, duties of doctors --- relation médecin-patient --- ethique (aspects ethiques) --- Medical law --- Professional ethics. Deontology --- Moraaltheologie (algemeen)
Listing 1 - 1 of 1 |
Sort by
|