Listing 1 - 10 of 21 << page
of 3
>>
Sort by
Gastrointestinal regulatory peptides
Authors: ---
ISBN: 3540559701 0387559701 364277816X 3642778143 Year: 1993 Volume: vol 106 Publisher: Berlin New York Tokyo Springer-Verlag

Gastrointestinal function : proceedings of the second symposium on the regulation and disturbances of gastrointestinal function, Tokyo, September 17, 1983
Authors: --- --- ---
ISBN: 4900392383 0444806202 9784900392380 9780444806208 Year: 1984 Volume: vol 661 Publisher: Amsterdam Princeton Tokyo Excerpta Medica

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract


Periodical
Arquivos brasileiros de cirurgia digestiva
Author:
ISSN: 01026720 Year: 1986

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Biochemistry of copper
Authors: ---
ISBN: 0306436582 1475794347 1475794320 Year: 1991 Volume: vol 10 Publisher: New York, NY : Plenum Press,

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract


Book
Free radicals in digestive diseases : proceedings of the 1st international symposiums on ... , Kyoto, 3 August 1987
Authors: --- --- ---
ISBN: 0444810102 Year: 1988 Volume: vol 767 Publisher: Amsterdam New York Oxford Excerpta Medica

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract


Periodical
Gastroentérologie clinique et biologique
Author:
ISSN: 03998320 23523662 Year: 1977 Publisher: Paris Masson

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Includes the reports of the Société nationale française de gastroentérologie and its subdivisions.


Dissertation
Genetic variability in genes involved in pattern recognition and epithelial barrier integrity and their role in susceptibility to inflammatory bowel disease and immune-mediated disorders
Authors: ---
ISBN: 9789058677174 Year: 2008 Volume: 441 Publisher: Leuven University Press Leuven

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

De ziekte van Crohn (CD) en colitis ulcerosa (UC) zijn de twee belangrijkste inflammatoire darmziekten (IBD) . CD en UC zijn chronische recidiverende aandoeningen van colon en/of ileum, gekenmerkt door opstoten met (bloederige) diarree en abdominale pijn, afgewisseld met perioden van remissie. De prevalentie van IBD in Noord-Europa en Amerika is om en bij de 200à300 per 100 000, met een incidentie die blijft toenemen. Ondanks belangrijke inspanningen om de pathogenese van IBD the ontsluieren blijft de exacte oorzaak van CD en UC onbekend. Globaal is men het er wel over eens dat IBD het gevolg is van een onaangepaste immuunrespons die optreedt in een genetisch voorbeschikte persoon als gevolg van een complexe interactie tussen omgevingsfactoren, microbiële factoren en het immuunsysteem van de darm. Met deze verhandeling wilden we een beter zicht krijgen op de rol van varianten in genen betrokken bij patroonherkenning en integriteit van de epitheliale barrière in het ontstaan en de evolutie van IBD, en in de oorzaak van een van de extraintestinale manifestaties van IBD, primair scleroserende cholangitis (PSC). Gezien het aangeboren immuunsysteem een belangrijke rol speelt in herkenning van, tolerantie voor en verdediging tegen bacteriën, wilden we daarnaast ook de mogelijke invloed ven deze genen op het ontstaan van antimicrobiële seroreactiviteit bij IBD patiënten bestuderen. Zowel een slecht functionerend immuunsysteem als een defecte epitheliale barrière worden ook in verband gebracht met bacteriële translocatie en het ontstaan van een inadequate systemische inflammatoire respons en ernstige infecties bij kritiek zieke patiënten; daarom wilden we nakijken of genen van het aangeboren immuunsysteem een rol spelen in het infectierisico bij patiënten die opgenomen worden op een medische intensieve zorgeenheid. Ten slotte wilden we nagaan of onze bevindingen een toepassing kennen in de klinische praktijk. Een eerste deel van deze verhandeling beschrijft kandidaatsgenonderzoek bij patiënten met PSC . We onderzochten respectievelijk de CC-type chemokine receptor 5 delta 32 mutatie, varianten in het RANTES gen en mutaties in het cystic fibrosis transmembrane regulator (CFTR) gen. Het gen voor de CC-chemokine receptor 5 (CCR5) ligt op chromosoom 3p21 en codeert voor een G-proteïne gekoppelde transmembranaire receptor, die reeds uitgebreid bestudeerd werd voor zijn rol als co-receptor voor de opname van HIV-1 in CD4+ T-cellen. Een deletie van 32 baseparen (Δ32) in dit gen leidt tot een frame shift en een premature beëindiging van het proteïne, en verminderde expressie van de receptor op het celoppervlak. Heterozygositeit voor CCR5Δ32 beschermt tegen internalisatie van pathogenen zoals HIV-1 en andere intracellulaire organismen. De CCR5Δ32 variant lijkt ook een rol te spelen in de pathofysiologie van een aantal (auto)inflammatoire ziekten (vb. multiple sclerose, reumatoïde arthritis, diabetes mellitus type 1, transplantnier-overleving). Onze hypothese was dat deze functionele variant een protectieve rol zou kunnen spelen tegen het ontstaan en de evolutie van PSC. We vonden dat de CCR5Δ32 allelefrequentie significant lager was bij PSC patiënten in vergelijking met gezonde controles en IBD patiënten. Opmerkelijk was dat geen van de patiënten met ernstige progressieve PSC en nood aan een levertransplantatie dit allel droeg. Verminderde expressie van de CCR5 receptor lijkt te beschermen tegen PSC, mogelijk door verminderde chemotaxis van geheugen T-cellen naar het hepatische endotheel, of door verminderde internalisatie van intracellulaire pathogenen. Daarna onderzochten we de rol van één van de liganden van de CCR5-receptor, namelijk RANTES (Regulated on Activation Normal T Expressed and Secreted; ook CC-motif chemokine ligand 5 of CCL5 genoemd). Het RANTES gen is een aanvaardbaar kandidaatsgen voor PSC omwille van zijn pro-inflammatoire eigenschappen zowel als ligand als onafhankelijk van CCR5. Het -28G polymorfisme in de promotor regio van RANTES leidt tot een toegenomen transcriptie van het gen, en werd significant méér gevonden bij PSC patiënten dan bij IBD patiënten en gezonde controles. Toegenomen expressie van RANTES, met een onaangepaste inflammatoire reactie in de darm tot gevolg, zou kunnen voorbeschikken tot bacteriële translocatie en vervolgens beschadiging van de galwegen. Klinische, histologische en radiologische kenmerken van PSC kunnen erg lijken op de afwijkingen die gezien worden in de lever van patiënten met mucoviscidose (cystic fibrosis, CF), een aandoening die veroorzaakt wordt door mutaties in het CFTR gen, en cftr -/- knock-out muizen ontwikkelen belangrijker galwegschade na inductie van colitis dan cftr +/+ wild type muizen. Daarom lijkt het CFTR gen ook een interessant kandidaatsgen voor PSC. Het gen was al in meerdere kleine studies bestudeerd, met tegenstrijdige resultaten. We onderzochten de rol van CFTR varianten op het ontstaan en de evolutie van PSC in onze populatie van PSC patiënten. Uit onze resultaten blijkt dat varianten die geassocieerd zijn met minder of niet functionerend CFTR (1540G and TG11-TG7) zouden kunnen beschermen tegen de ontwikkeling van PSC. Het is niet duidelijk of deze resultaten enkel en alleen kunnen worden verklaard door het effect van de bestudeerde varianten op de kanaalfunctie van CFTR, of dat deze varianten ook een invloed hebben op de functie van CFTR als regulator van intracellulaire processen of als patroonherkenningreceptor. In het serum van patiënten met IBD worden antistoffen tegen verschillende microbiële epitopen aangetroffen. In een volgende studie onderzochten we daarom het verband tussen genen voor patroonherkenningsreceptoren en de ontwikkeling van deze antistoffen bij patiënten met CD en UC. We vonden een significante associatie tussen varianten in deze genen en het ontstaan van antimicrobiële antistoffen. Eerst en vooral konden we de gekende associatie tussen NOD2/CARD15 varianten en anti-Saccharomyces cerevisiae (ASCA) antistoffen bevestigen, een verband dat onafhankelijk bleek van de gekende associatie van zowel ASCA als CARD15 met ileale aantasting en gecompliceerde ziekte. De drie bestudeerde CARD15 varianten (R702W, G908R and L1007fsinsC) leiden tot een tekortschietende herkenning van bacterieel muramyl dipeptide, verminderde NF‑kappa B activatie, abnormale intestinale permeabiliteit en een verminderde expressie van bepaalde antimicrobiële peptiden (vb. defensines). Al deze factoren kunnen bijdragen tot een toegenomen bacteriële translocatie en daarop volgende antistofrespons tegen microbiële componenten. Ook varianten in het NOD1/CARD4 gen waren geassocieerd met gASCA positiviteit en aantasting van het colon bij CD patiënten. Bij UC patiënten bleken NOD1/CARD4 varianten geassocieerd met verminderde Omp positiviteit. De TLR4 D299G variant was bij CD patiënten geassocieerd met verminderd aantal positieve antistoffen bij Crohn patiënten en een verminderde kans op Omp positiviteit bij UC patiënten. Deze bevindingen suggereren een belangrijke rol voor de leucin rich repeat (LRR) regio in het ontstaan van antimicrobiële seroreactiviteit. Het is niet duidelijk waarom mutaties in de LRR region van CARDs en TLRs een tegengesteld effect lijken te hebben, maar mogelijk is het verschil in cellulaire positie (aan het celoppervlak voor TLRs en intracellulair voor de CARDs) een (deel van de) verklaring. Gezien het belang van de bacteriële flora en de epitheliale barrière in de pathogenese van septische complicaties, bestudeerden we vervolgens de invloed van genetische factoren op het ontstaan van bloedstroominfectie en mortaliteit bij patiënten opgenomen op een intensieve zorgafdeling (ICU) . We selecteerden hiertoe een aantal polymorfismen in genen van het aangeboren immuunsysteem. De combinatie van een variant in twee patroonherkenningsreceptorgenen, NOD2 en TLR4, aangetroffen in 5% van de populatie, maakte patiënten vatbaar voor het snel ontwikkelen van bacteriëmie tijdens hun verblijf op ICU, en verhoogde het risico op relatief laattijdige mortaliteit. Deze gegevens lijken erop te wijzen dat in de aanwezigheid van deze varianten in NOD2 en TLR4 bacteriën makkelijker worden opgenomen in de bloedstroom, wat een ernstige verzwakking van de initiële antibacteriële respons suggereert. Dat het effect van een combinatie van varianten in NOD2 en TLR4 groter is dan voor elke variant afzonderlijk kan worden verklaard door het gekende synergisme tussen de respons op muramyl dipeptide/peptidoglycan en lipopolysaccharide. De complexiteit van het mechanisme van vatbaarheid en respons op infectie wordt hierdoor nogmaals benadrukt. Ook de aanwezigheid van mutaties in het MASP2 gen, aanwezig in 9% van de populatie, was een voorbeschikkende factor voor mortaliteit. Beide bestudeerde MASP2 mutaties zijn geassocieerd met MASP2 deficiëntie. MASP2 vormt complexen met MBL, maar ook met 2 andere complement-activerende oplosbare patroonherkenningsreceptoren, H-ficolin en L-ficolin. Deficiëntie van MASP2 inhibeert dus de complementactivatie via deze 3 moleculen, wat kan verklaren waarom het effect van de MASP2 alleles in deze cohorte zo uitgesproken is. We besluiten dat functionele varianten in genen van het aangeboren immuunsysteem geassocieerd zijn met vatbaarheid voor ernstige infecties en mortaliteit in kritiek zieke patiënten, deels door een effect van deze varianten op witte bloedcelfunctie. Op termijn zou op basis van deze varianten en bepaalde klinische factoren een ‘risico model’ kunnen worden ontworpen, op basis waarvan hoogrisico patiënten geïdentificeerd kunnen worden, waarbij specifieke preventieve of therapeutische interventies (vb. vaccinatie, antibioticaprofylaxis, selectieve darmdecontaminatie, MASP2 supplementatie) van toepassing kunnen zijn In een laatste studie onderzochten we de rol van recent ontdekte susceptibiliteitsgenen op het ziektegedrag en het optreden van complicaties bij patiënten met de ziekte van Crohn . Ons doel was om patiënten met een hoog risico voor progressieve ziekte vroegtijdig op te sporen, omdat dit therapeutische implicaties zou kunnen hebben. Hiertoe wilden we een risicomodel ontwikkelen waarbij genetische en klinische karakteristieken bij diagnose geïntegreerd worden. Kaplan-Meier survival analyses, multipele logistische regressie en gegeneraliseerde multifactor-dimensionaliteitsreductie analyses (GMDR) warden uitgevoerd, gecorrigeerd voor follow-up tijd. De rs1363670 C-allele, gelokaliseerd in een gen coderend voor een hypothetisch proteïne, gelegen in de buurt van het IL12B gen, was geassocieerd met snelle evolutie naar het ontstaan van stricturen. Grondig sequeneren van de regio waarin deze variant ligt is echter nodig om uit te zoeken wat de exacte functie ervan is, en welk polymorfisme precies de associatie verklaart. Ook het beste GMDR interactiemodel voor stenoserende ziekte groepeert enkele interessante kandidaten, die verder moeten worden onderzocht. Rs12704036, gelegen in een zogenaamde gen-woestijn, bleek de beste genetische predictor voor het ontstaan van niet-perianale fistels, zowel in een multipel logistisch regressiemodel als in het GMDR interactiemodel. Alle analyses wijzen op een belangrijke rol voor CARD15 in protectie tegen perianale fistels. De resultaten van deze studie bevestigen onze hypothese dat genetische varianten een rol spleen in de vatbaarheid voor sommige complicaties bij Crohn-patiënten, en dat ze kunnen helpen bij risicostratificatie van patiënten bij diagnose. Het bestuderen van genetische varianten is uiteraard slechts een vertrekpunt voor verder onderzoek. We hopen dat de resultaten die in deze verhandeling worden beschreven hebben bijgedragen tot het begrijpen van de onderliggende moleculaire mechanismen van ziekte, en dat ze uiteindelijk zullen helpen bij het implementeren van bevindingen uit genetische studies in de klinische praktijk. Crohn’s disease (CD) and ulcerative colitis (UC) are the two main subtypes of inflammatory bowel disease (IBD). CD and UC are chronic relapsing diseases of the gut, characterized by flares of (bloody) diarrhoea and abdominal pain, alternating with episodes of remission. The prevalence of IBD in Northern Europe and the United States approximates 200-300 per 100 000, with an incidence that continues to rise. Despite considerable efforts to unravel the pathogenesis of IBD, the precise etiology of CD and UC remains unknown. However, the hypothesis that IBD is the result of an inappropriate immune response that occurs in genetically susceptible individuals as the result of a complex interaction among environmental factors, microbial factors, and the intestinal immune system is now widely accepted. The aim of this thesis was to gain insight in the role of polymorphisms in genes involved in pattern recognition function and epithelial barrier integrity in the development and evolution of inflammatory bowel diseases (IBD), and in the aetiology of one of its rare but possibly life-threatening extraintestinal manifestations, primary sclerosing cholangitis (PSC). Further, given the function of the innate immune system in recognition of, tolerance to and defence against bacteria, we wanted to examine the possible role of these genes in the development of microbial seroreactivity in patients with IBD. An impaired innate immune system and/or malfunctioning epithelial barrier have also been linked to bacterial translocation and the development of an inadequate systemic inflammatory response and severe infections in critically ill patients; we therefore wanted to evaluate the role of genes involved in the innate immune system in infection risk in patients admitted to a medical intensive care unit. Finally, we wanted to see if our findings could be translated into clinical practice and contribute in particular clinical settings. We first focussed on the study of candidate genes in patients with PSC , with or without IBD. Respectively, the CC-type chemokine receptor 5 delta 32 mutation, variants in the RANTES gene and cystic fibrosis transmembrane regulator (CFTR) gene mutations were studied. The human CC-chemokine receptor 5 (CCR5) gene, located on chromosome 3p21, encodes a G-protein coupled transmembrane receptor, that has been intensively studied over the past years because of its role as a co-receptor for the entry of HIV-1 into memory CD4(+) T cells. A 32-bp deletion (Δ32) in the CCR5 gene results in a frame shift and premature termination of the protein, and in a reduced expression of the receptor at the cell surface. CCR5Δ32 heterozygosity is known to protect against internalisation of pathogens such as HIV-1, and other intracellular organisms. The CCR5Δ32 variant also seems to be involved in the pathophysiology of a number of autoinflammatory diseases (e.g. multiple sclerosis, rheumatoid arthritis, diabetes mellitus type I, renal graft survival). We hypothesized that the functional CCR5Δ32 variant might protect against PSC susceptibility and progression. We found that the CCR5Δ32 allele frequency was significantly lower in PSC patients compared with healthy controls and IBD patients without PSC. Remarkably, none of the patients with severe progressive PSC necessitating liver transplantation carried a CCR5Δ32 allele. Reduced expression of the CCR5Δ32 receptor seems to protect against the development of PSC, possibly by reduced chemotaxis of memory T cells to the hepatic endothelium, or reduced internalization of intracellular pathogens. We then further investigated the role of one of the ligands for the CCR5 receptor, RANTES (Regulated on Activation Normal T Expressed and Secreted; also CC-motif chemokine ligand 5 or CCL5). The RANTES gene is a plausible candidate gene for PSC, given its pro-inflammatory properties both independent of and as a ligand for the CCR5-receptor. The -28G promotor polymorphism in RANTES, leading to an increased transcription of the gene, was significantly more frequent in PSC patients when compared with IBD and healthy controls. Increased RANTES expression, leading to an inappropriate inflammatory response in the gut, might predispose to bacterial translocation through the bowel wall and subsequent damage to the bile ducts. Clinical, histologic and radiologic features of PSC can be very similar to those observed in cystic fibrosis (CF) liver disease, and interestingly, exon 10 cftr -/- knockout mice develop more severe bile duct injury after induction of colitis than with wild-type mice. Therefore, the cystic fibrosis transmembrane conductance regulator (CFTR) gene seems an interesting candidate gene for PSC. Several case series had already addressed the impact of CFTR variants on susceptibility to PSC, with conflicting results. We investigated the influence of CFTR polymorphisms on the development and evolution of PSC in our cohort of PSC patients. Our results suggest that variants associated with less- or non-functional CFTR (1540G and TG11-TG7) might offer protection from the development of PSC. It is unclear whether these results can be explained by the effects of the studied polymorphisms on the CFTR chloride channel function only, or if these variants also influence the function of CFTR as a regulator of intracellular processes or as a pattern recognition receptor. As serum antibodies to different microbial epitopes have been reported in patients with IBD, we next studied the relationship between pattern recognition genes and the development of antibodies against microbial sequences in patients with CD and UC. In this study, we found a significant association between variants


Periodical
Abdominal imaging
ISSN: 09428925 14320509 Publisher: New York

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Keywords

Physical methods for diagnosis --- Radiotherapy. Isotope therapy --- Abdomen --- Diagnostic Imaging --- Gastrointestinal Diseases --- Urologic Diseases --- Gastrointestinal system --- Tractus gastro-intestinal --- periodicals --- diagnosis --- Radiography --- Periodicals --- Diseases --- Radiographie --- Périodiques --- Maladies --- Diagnostic imaging --- Genitourinary organs --- Abdomen. --- Diagnostic Imaging. --- Gastroentérologie --- Diagnostic imaging. --- Diagnosis --- diseases. --- diagnosis. --- Diagnosis. --- Imaging, Diagnostic --- Imaging, Medical --- Medical Imaging --- Image Processing, Computer-Assisted --- Abdomens --- Health Sciences --- Clinical Medicine --- General and Others --- Radiologic and Imaging Nursing --- Périodiques --- EJMEDEC EPUB-ALPHA-A EPUB-PER-FT MDGASTRO MDRADIOL MDUROLOG SPRINGER-E --- Clinical imaging --- Medical diagnostic imaging --- Medical imaging --- Noninvasive medical imaging --- Genito-urinary organs --- Urogenital organs --- Gastro-intestinal system --- Gastrointestinal tract --- GI tract --- Tract, Gastrointestinal --- Tract, GI --- Digestive System --- Ailmentary System --- Alimentary System --- Diagnosis, Noninvasive --- Imaging systems in medicine --- Viscera --- Organs (Anatomy) --- Alimentary canal --- Digestive organs --- Digestive System Diseases. --- Digestive System Disease --- Disease, Digestive System --- Diseases, Digestive System --- System Disease, Digestive --- System Diseases, Digestive --- periodicals. --- Digestive System Disorders --- Hepatobiliary Diseases --- Hepatobiliary Disorders --- Digestive System Disorder --- Hepatobiliary Disease --- Hepatobiliary Disorder --- System Disorders, Digestive --- farmacologie --- Periodicals. --- Urologic Diseases $%$x diagnosis. --- Gastroenterology

Listing 1 - 10 of 21 << page
of 3
>>
Sort by