Narrow your search

Library

KU Leuven (3)

KBR (2)

ULiège (1)


Resource type

dissertation (4)


Language

English (3)

French (1)


Year
From To Submit

2018 (1)

2009 (1)

2004 (1)

2003 (1)

Listing 1 - 4 of 4
Sort by

Dissertation
Study of cutting forces and chatter in high speed milling
Authors: ---
ISBN: 9056824031 Year: 2003 Publisher: Leuven Katholieke Universiteit Leuven. Faculteit der Toegepaste Wetenschappen


Dissertation
Optical imaging and manipulation applied to microbiological systems
Authors: ---
ISBN: 9162860674 Year: 2004


Dissertation
Sheet metal forming by laser forming and laser assisted incremental forming
Authors: ---
ISBN: 9789460180613 Year: 2009 Publisher: Heverlee Katholieke Universiteit Leuven. Faculteit Ingenieurswetenschappen

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

De laatste jaren zijn technieken ontstaan die een snelle aanmaak van pro totypes voor 3D plaatwerk toelaten. Deze technieken maken geen geb ruik van speciaal daartoe voorziene werktuigen. Bij de meest beloftevoll e processen voor prototypes voor plaatwerk horen het incrementeel omvorm en en het laseromvormen. Behalve het beperkte procesvenster, is het groo tste probleem bij incrementeel omvormen de beperkte nauwkeurigheid, terw ijl dit bij het laseromvormen het gebrek aan kennis is wat betreft het 3 D vormen. Het onderzoek in dit werk omvat het experimenteel testen en valideren va n flexibele, lasergebaseerde plaatbewerkingstechnieken om prototypes aan te maken: laservormen, waarbij gebruik gemaakt wordt van hoogvermogen, industriële lasertypes, en een variant van het incrementeel omvormen, me er bepaald het laserondersteund éénpunts incrementeel omvormen. Het deel van dit werk over laseromvormen zal eerst de beschikbare kennis voor wat betreft het 2D omvormen verder uitdiepen. 2D laservormen is in feite een thermo-mechanische variant van het luchtbuigen, waarbij tijde ns het scannen langsheen een voldoende lang (recht) scanpad een bij bena dering 2D spanningstoestand in de plaat geïntroduceerd wordt. Onder ande re de bekomen buigradius en de invloed van de geometrie van de testwerks tukken op de buighoek worden in het deel rond 2D laseromvormen nader ond erzocht. 3D laseromvormen daarentegen, geeft aanleiding tot een meer com plexe spanningstoestand in het plaatmateriaal en niet enkel vervormingen uit het vlak, maar ook vervormingen in het vlak zijn noodzakelijk om he t stuk zijn uiteindelijke vorm te bezorgen. Het onderzoeksdomein in dit werk omvat voor het 3D laseromvormen zowel fundamentele als meer toegepa ste, naar industriële toepassingen gerichte onderzoeksaspecten. Vervat z ijn ondermeer scannen dicht bij de vrije rand van het werkstuk, het vorm en van een krimpflens aan de externe contour van vlakke plaatwerkstukken , maar ook de aanmaak van ventilatielouvers en het vormen van een rekfle ns aan convexe interne contouren in een vlakke plaat. De limieten van he t 3D laseromvormen van niet-ontwikkelbare oppervlakken worden verkend, h etgeen aanleiding geeft tot de conclusie dat de vormingsmogelijkheden be perkt zijn tot ondiepe, dubbelgekromde oppervlakken, die nog steeds dich t bij ontwikkelbaarheid aanleunen. Als afsluiting van het deel rond lase romvormen, wordt tenslotte ook een CAD/CAM procedure uitgewerkt om ontwi kkelbare oppervlakken te vormen. Deze wordt getest op twee verschillende geometrieën en materialen. In het deel rond laserondersteund éénpunts incrementeel omvormen wordt v ooreerst een geschikte testopstelling op basis van een industriële robot met bijkomende vrijheidsgraden beschreven. Gebruik makend van deze opst elling, tonen de resultaten van het onderzoek aan dat de beschreven tech niek effectief de nauwkeurigheid verhoogt ten opzichte van het éénpunts incrementeel omvormen zonder laserondersteuning. Bovendien worden de pro ceskrachten gereduceerd en kan worden aangetoond dat de toelaatbare radi ale rek significant verhoogd kan worden, hetgeen toelaat materialen om t e vormen die bekend staan om hun beperkte omvormbaarheid. In het laatste onderdeel van de dissertatie worden de residuele materiaaleigenschappen na laserondersteund éénpunts incrementeel omvormen onderzocht.


Dissertation
Etude de la qualité de vie des enfants asthmatiques âgés de 9 à 13 ans
Authors: --- --- ---
Year: 2018 Publisher: Liège Université de Liège (ULiège)

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Objectifs : Cette recherche, consistant en une étude exploratoire de la qualité de vie des enfants asthmatiques, présente trois grands objectifs : (1) comparer le niveau de qualité de vie des enfants asthmatiques à celui des enfants sains et détecter une différence quelconque ; (2) identifier les variables psychologiques propres à l’enfant qui sont liées à sa qualité de vie ; (3) mettre en évidence les variables psychologiques des parents en lien avec la qualité de vie des enfants.
Participants : L’échantillon total des enfants se compose de 5 garçons et 6 filles, soit 11 enfants asthmatiques. L’échantillon des parents s’élève à 20 individus, 11 mères et 9 pères.
Méthodologie : Pour cette étude, nous avons tout d’abord évalué la qualité de vie des enfants asthmatiques. Pour ce faire, nous avons eu recours à l’Inventaire Systémique de Qualité de Vie-version Enfants (ISQV-E ; Missotten, Etienne & Dupuis, 2007) En ce qui concerne les variables psychologiques des enfants, nous avons évalué l’anxiété, la sensibilité à l’anxiété, les stratégies de coping, le contrôle perçu et l’intelligence émotionnelle. Pour y parvenir, nous avons utilisé différents questionnaires : le State-Trait Anxiety Index for Children (STAIC ; Spielberger, 1973) la Children Anxiety Sensitivity Index (CASI ; Silverman, Fleisig, Rabian & Peterson, 1991) l’Asthma Specific Coping Scale (ASCS ; Aalto, Härkäpää, Aro & Rissanen, 2002) le Perceived Control of Asthma Questionnaire (PCAQ ; Katz, Yelin, Eisnet & Blanc, 2002) et le Questionnaire d’Intelligence Emotionnelle (TEIQue ; Mavroveli, Petrides, Shove & Whitehead, 2008). Pour les variables parentales, nous nous sommes intéressés à l’anxiété, la sensibilité à l’anxiété et les stratégies de coping. Dans de but, nous avons utilisé le State-Trait Anxiety Index-Form Y (STAI-Y ; Spielberger, 1993) le Anxiety Sensitivity Index (ASI ; Petersen & Reiss, 1992) et le Coping Health Inventory for Parents (CHIP ; McCubbin, McCubbin, Patterson, Cauble, Wilson & Warwick, 1983).
Résultats : Les statistiques descriptives montrent que les enfants asthmatiques de notre échantillon possèdent une qualité de vie dans les normes bien que les items spécifiques fassent l’objet d’une moindre satisfaction de la part des enfants, se caractérisant par un score écart plus élevé. De plus, il semblerait que ces enfants aient tendance à se fixer des objectifs moins élevés et ainsi plus faciles à atteindre, comme le montre les scores but, inférieurs à la norme. Pour le score rang calculé par l’ISQV-E, nous observons un moindre intérêt des enfants quant à leur fonctionnement émotionnel. Les résultats relatifs à l’anxiété (STAIC) et la sensibilité à l’anxiété (CASI) se situent dans les normes établies par les auteurs. En revanche, nous constatons qu’une des stratégies de coping mesurées par l’ASCS, à savoir la recherche d’information, est peu utilisée par notre échantillon. De plus, les résultats obtenus au PCAQ démontrent un faible sentiment de contrôle sur la maladie. En ce qui concerne l’intelligence émotionnelle (TEIQue), alors que les filles de notre échantillon présentent un niveau se situant dans les normes, les garçons obtiennent un score inférieur à la norme proposée par les auteurs. Du côté des parents, le STAI-Y et l’ASI n’ont pas mis en évidence de résultats plaidant pour la présence d’anxiété ou de sensibilité à l’anxiété, que ce soit chez les mères ou les pères. Le CHIP n’a pas non plus mis en exergue d’utilisation particulière de stratégies de coping.
Conclusions : Les enfants asthmatiques de notre échantillon présentent une qualité de vie similaire à celle d’enfants dits « sains ». Bien que nos résultats n’aient pas mis en évidence de liens entre les variables psychologiques propres à l’enfant asthmatique et sa qualité de vie, nous avons pu mettre en lumière une relation entre le contrôle perçu et la satisfaction des enfants quant à leurs capacités respiratoires. Enfin, en ce qui concerne les relations avec les variables parentales, nous avons pu mettre en avant une relation entre le choix des stratégies de coping des parents et celles mises en place par leurs enfants.

Listing 1 - 4 of 4
Sort by