Listing 1 - 10 of 60 | << page >> |
Sort by
|
Choose an application
Choose an application
Choose an application
Choose an application
Choose an application
Choose an application
Choose an application
Choose an application
Choose an application
De fiscale administratie wordt regelmatig geconfronteerd met onbetaalde btw of bedrijfsvoorheffing, zeker in tijden van crisis. Hoewel volgens de orgaantheorie het handelen van een orgaan wordt toegerekend aan de rechtspersoon, ontsnapt de bestuurder niet aan mogelijke persoonlijke aansprakelijkheid. Dat is het uitgangspunt van deze masterproef, waaruit twee onderzoeksvragen voortkomen. De eerste vraag zoekt uit in welke mate een inbreuk of een tekortkoming van de bestuurder aanleiding geeft tot zijn aansprakelijkheid ten aanzien van de overheid voor onbetaalde btw of bedrijfsvoorheffing op grond van het gemeen recht. De bestuurder kan buitencontractueel aansprakelijk gesteld worden voor de inkomstenderving die de overheid geleden heeft door de niet betaalde btw of bedrijfsvoorheffing. Dan moet de administratie een fout van de bestuurder, de schade en het oorzakelijk verband daartussen aantonen. Een buitencontractuele fout kan enerzijds een tekortkoming aan de algemene zorgvuldigheidsplicht zijn. Dan toetst de rechter het gedrag van de bestuurder aan het gedrag van een normaal vooruitziend en zorgvuldig bestuurder in dezelfde omstandigheden. Anderzijds kan de fout van de bestuurder ook een inbreuk zijn op een specifieke rechtsnorm die een resultaatsverbintenis oplegt aan de bestuurder. Een inbreuk op een bepaling van het Wetboek van Vennootschappen en/of de statuten kan leiden tot een verzwaarde aansprakelijkheid van de bestuurder voor de onbetaalde btw of bedrijfsvoorheffing. Er bestaat bij een dergelijke inbreuk een vermoeden van fout in hoofde van elke bestuurder. De administratie moet in beginsel haar schade en het oorzakelijk verband tussen de schade en de schending van het Wetboek van Vennootschappen en/of de statuten kunnen aantonen. Nochtans zijn er een aantal inbreuken waarvoor een wettelijk vermoeden van causaal verband is ingesteld. Dat is onder meer het geval bij het niet (tijdig) voorleggen en neerleggen van de jaarrekening en het niet naleven van de alarmbelprocedure. Het Wetboek van Vennootschappen bevat ook een regime van bijzondere faillissementsaansprakelijkheid. De bestuurder kan aansprakelijk gesteld worden indien vaststaat dat zijn kennelijk grove fout heeft bijgedragen tot het faillissement. De tweede vraag onderzoekt in welke mate een inbreuk of tekortkoming van de bestuurder aanleiding geeft tot zijn aansprakelijkheid ten aanzien van de overheid voor onbetaald gebleven btw of bedrijfsvoorheffing op grond van het fiscaal recht. De Programmawet van 20 juli 2006 breidt met de invoering van de artikelen 93undecies C WBTW of 442quater WIB de aansprakelijkheid van de bestuurders voor onbetaalde btw en bedrijfsvoorheffing uit. Tekortkomingen van de rechtspersoon aan de verplichting tot betalen van de btw of de bedrijfsvoorheffing worden geacht voort te vloeien uit een fout van de bestuurder in de zin van artikel 1382 BW. De bestuurder kan zich verweren door te bewijzen dat de herhaalde wanbetaling niet het gevolg is van zijn persoonlijke fout. Het foutvermoeden valt overigens weg als de niet-betaling voortvloeit uit financiële moeilijkheden die aanleiding gaven tot een insolventieprocedure. Volgens het Hof van Cassatie strekt de aansprakelijkheidsvordering op grond van bovenstaande artikelen niet tot schadevergoeding, maar betreft het een hoofdelijke gehoudenheid. De administratie heeft er zo, na rechterlijke vaststelling, een medeschuldenaar bij voor de onbetaalde btw of bedrijfsvoorheffing.
Choose an application
Het Wetboek van Economisch Recht bevat een aantal informatieverplichtingen voor vrije beroepers, verspreid over verschillende boeken (nl. boeken III, VI en XIV WER). Deze boeken hanteren een verschillend toepassingsgebied, waardoor de na te leven informatieverplichtingen verschillen naargelang van de situatie. Niet alleen zullen verschillende vrije beroepen aan verschillende boeken onderworpen worden, maar de informatieverplichtingen verschillen zelfs voor de verschillende soorten prestaties die zij leveren (naargelang de prestatie al dan niet kenmerkend is voor het desbetreffende beroep), en voor de verschillende afnemers van de dienst (nl. een cliënt-onderneming versus een cliënt-consument). Deze masterproef onderzoekt eerst welke informatieverplichtingen van toepassing zijn op vrije beroepers en wat de achterliggende reden hiervoor is. De bedoeling hiervan is om vrije beroepers te gidsen door het kluwen van de WER en hen ook een kijk te geven op de mogelijke invulling hiervan. Dit eerste deel indachtig, wordt het toepassingsgebied en de uitsluitingen hiervan nagegaan. Bepaalde vrije beroepers worden immers van het toepassingsgebied van bepaalde bepalingen uitgesloten omdat ze enerzijds niet onder de definitie van het ‘vrij beroep’ in de WER vallen (zoals tandartsen en kinesisten) en anderzijds soms ook expliciet worden uitgesloten van een deel van de bepalingen (dit is het geval bij o.a. notarissen en gerechtsdeurwaarders, omdat zij ook openbaar ambtenaar zijn). Aangezien de vrije beroepers elk hun eigenheid hebben, beschrijft deze masterproef eerst algemeen de informatieverplichtingen en het toepassingsgebied, en belicht dan enkele aandachtspunten voor bepaalde vrije beroepers. Zo is prijsaanduiding bijvoorbeeld problematisch bij advocaten en apothekers. Wat het toepassingsgebied betreft, onderzoekt deze masterproef de situatie van tandartsen, kinesisten, notarissen, gerechtsdeurwaarders, advocaten bij het leveren van juridische eerste- en tweedelijnsbijstand, en tot slot het speciale geval van curatoren. Wat de invloed betreft, moet er teruggekoppeld worden naar de ratio van de verplichtingen (voornamelijk de kwaliteit van de dienst verzekeren en de consument beschermen). Hierbij kunnen we besluiten dat, hoewel de uitsluitingen theoretisch gezien wel problematisch zijn, er in de praktijk nog steeds voldaan zal zijn aan deze belangrijke doelstellingen. Zo zijn de informatieverplichtingen in deontologische codes en in andere wetgeving (die specifiek van toepassing is op bepaalde vrije beroepers) immers gelijkaardig. Bovendien bevatten zij belangrijke andere waarborgen die de kwaliteit van de dienst en de bescherming van de cliënt verzekeren.
Listing 1 - 10 of 60 | << page >> |
Sort by
|