Listing 1 - 10 of 62 | << page >> |
Sort by
|
Choose an application
Choose an application
Choose an application
Choose an application
Choose an application
Choose an application
Choose an application
Deze masterproef stelt tot doel een vergelijkende analyse uit te voeren van twee verschillende vertalingen van de eerste zang uit ieder boek van het allegorisch epos La Divina Commedia, geschreven door Dante Alighieri (1265). De klassieke vertaling van Christinus Kops, De goddelijke komedie (1975) wordt vergeleken met de recentere gelijknamige vertaling van Ike Cialona en Peter Verstegen (2000). Die laatste werd, in tegenstelling tot de vertaling van Kops, op rijm geschreven. Eerst wordt een inleiding gegeven over Dante als auteur en zijn La Divina Commedia, die gesitueerd wordt binnen zijn oeuvre en in de Italiaanse literatuur. Vervolgens wordt achtergrondinformatie verschaft bij de drie fragmenten uit de boeken Inferno, Purgatorio, en Paradiso, die geselecteerd werden voor analyse. Die analyse wordt uitgevoerd volgens een vereenvoudigde versie van de vertaalstrategieën van Chesterman (2016), beschreven in het boek Memes of Translation: the Spread of Ideas in Translation Theory, die werd afgestemd op de doeleinden van dit onderzoek. Aan de hand van die methodologie zal vastgesteld worden wat de mogelijke gelijkenissen en verschillen in het gebruik van vertaalstrategieën van beide vertalers exact zijn. Tenslotte wordt aan de hand van een receptieonderzoek nagegaan of de eventuele verschillen een invloed hebben op de ontvangst van de vertalingen door het hedendaagse Nederlandstalige doelpubliek. Uit de analyse zal blijken dat beide vertalingen, en dan vooral die van Cialona en Verstegen, uitvoerig onderworpen werden aan vertaalstrategieën. Dikwijls kozen beide vertalers voor gelijkaardige strategieën, maar hoofdzakelijk op het vlak van het gebruik van pragmatische strategieën verschillen de vertalingen van elkaar en neemt de vertaling op rijm de bovenhand. Het receptieonderzoek toont aan dat die vertaling op rijm wanneer ze gepubliceerd werd in 2000 positief ontvangen is door het Nederlandstalige doelpubliek, ondanks de tegenwerpingen van enkele critici. De oudere vertaling van Kops lijkt zich gevestigd te hebben als klassieke vertaling van het epos, maar de dag van vandaag minder besproken te zijn.
Choose an application
This thesis is the report of an etymological research upon a selection of scientific vocabulary, encountered in an early 16th century vernacular version of William of Saliceto's Chirurgia. The lexical items are being examined as to their local meaning in the text as well as to their formal and semantic origin and their eventual further development in some northern varieties of Italian.Particular attention is given to the degree to which the words that are used in this specific text are being used in later stages of the language. In order to analyse the usage of the words in context, a transcription of the fourth book of the treatise is included and discussed. The reconstruction of the etymological development and lexicalisation of the words involves a lexicographical research on Latin, Standard Italian and Italian Dialect dictionaries. Two other methodological approaches - a corpus research within Google NGram Viewer and audio-recorded interviews with dialect speakers - are touched upon. I'll argue that these approaches offer new and interesting perspectives, but that the former method is still too little developed to obtain trustworthy results and that the latter approach requires a more extended period of field work and data collection. Hence, the tendencies that emerge from these inquiries will be confronted with the results of the lexicographical analysis, which remains the most important focus in this paper. Most of the selected vernacular lexical items, although being integrated in the scientific discourse (i.c. the field of anatomy) - which requires a certain degree of formal transparency and semantic consistency - present regionally marked phonetic and morphological features and semantic relationships that are not always consistent. I ascribe this to the explicitly stated pedagogical aim of the volgarizzamento, in which the scientific knowledge is transmitted by juxtaposing both Latin and vernacular expressions, so that a new, diversified and layered terminological framework can easily be acquired. This particular kind of dealing with scientific lexicon makes the volgarizzamento an interesting genre to study, either within the evolution and development of the vernacular medical terminology, as with respect to the techniques of scientific communication and popularisation.
Choose an application
Onderzoek naar Natalia Ginzburgs schrijfstijl heeft tot nu toe verschillende benaderingen gekend. Denk maar aan haar vaak behandelde thema’s zoals familierelaties over de generaties heen (Giulio Einaudi editore, z.d.), de niet te verwaarlozen rol die de kindertijd in ons leven speelt (Spagnoletti, 1984), de kracht van het geheugen en herinneringen aan het verleden (Ginzburg, 1964) en hoe ze dat alles met een ontkennende autobiografische grondslag (Moscardi, 2017) in intrigerende verhalen wist te verwerken. Maar ook de manier waarop ze haar proza eenvoudig deed lijken terwijl het eigenlijk meerdere interpretaties en betekenislagen kent (Postma, 2022) werd al eerder onderzocht, net als de elementen van haar schrijfstijl die haar buitengewoon werk uit de vorige eeuw ook vandaag nog toegankelijk maken (Gudas, 2021a). Dit onderzoek vormt een verlengde van de kennis die al over de literatuur van de befaamde Natalia Ginzburg werd verzameld, aangezien twee van haar korte verhalen uit de bundel Cinque romanzi brevi e altri racconti uit 1964 gedetailleerd bestudeerd worden. De verhalen “La madre” (1948) en “Estate” (1946) worden narratologisch, stilistisch en thematisch geanalyseerd om een volwaardige basiskennis over de korte verhalen te verkrijgen voordat ze in het Nederlands vertaald worden. De cultural turn uit de Vertaalwetenschappen wordt als theoretisch kader gebruikt om een getrouwe hedendaagse Nederlandse vertaling van de Italiaanse bronteksten uit de twintigste eeuw tot stand te brengen. De prospectieve benadering van de theorie bleek een toepasselijk kader om de inhoud van de bronteksten in het Nederlands weer te geven en waar nodig aan te passen aan de normen van de doelcultuur, zonder de individuele stijl van de auteur te verwaarlozen. Daarnaast bleek de cultural turn geschikt om vertaalproblemen in de bronteksten consequent op te lossen. Aangezien het meestal ging om verschillen tussen het Italiaans en het Nederlands, zoals Italiaanse zinsconstructies die niet in het Nederlands zijn ingeburgerd, bleek de cultural turn de geschikte theorie om zulke constructies te vervangen door constructies die gangbaar zijn in het Nederlandse taalgebied. In de toekomst zou dit onderzoek uitgebreid kunnen worden naar het analyseren en vertalen van andere korte verhalen uit de bundel of van andere literaire teksten van Natalia Ginzburg.
Choose an application
In de twintigste eeuw had België te kampen met een tekort aan arbeiders voor het werk in de steenkoolmijnen, hiervoor werd een beroep gedaan op duizenden migranten die hun weg vonden naar Vlaanderen en Wallonië. Onder hen heel wat Italianen, waarvan een groot deel zich vestigde in Limburg, omwille van de zeven steenkoolmijnen die er te vinden waren. Deze Italianen waren nauwelijks geïnformeerd over het werk of over de taal die er gesproken werd. Ondergronds was er een prominent taalprobleem aanwezig voor deze mijnwerkers: daar de bazen voornamelijk Frans spraken en de lokale arbeiders Vlaams, werd communiceren voor de Italianen in de mijn een moeilijke opgave. Deze thesis wil de taal van de Italiaanse mijnwerkers in Limburg onder de loep nemen. De studie situeert zich binnen het spanningsveld van twee belangrijke disciplines: een relatief nieuwe discipline die zich focust op de analyse van mijntalen en de studie van taalcontact. Kort gezegd zijn er dus drie doelstellingen die deze thesis tracht te realiseren. Ten eerste willen we de houding van de Italianen ten opzichte van het taalprobleem in kaart brengen. We onderzoeken hoe de Italianen zelf deze moeilijke, soms traumatische ervaring hebben aangevoeld en hoe deze heeft geleid tot het ontstaan van een specifiek lexicon. Ten tweede trachten we de specifieke mijntaal te reconstrueren en te beschrijven. We willen in het bijzonder de invloeden van het Nederlands en het Frans op het Italiaans in kaart brengen. Ten derde proberen we een etiket te plakken op de mijnwerkerstaal en te interpreteren waar deze taal zich situeert binnen het kader van verschillende gespecialiseerde talen. Kan men hier spreken van een vaktaal of toch eerder van een ander type gespecialiseerde taal? In deze studie werden eerst enkele centrale concepten besproken die nauw verbonden zijn met het begrip taalcontact en in het bijzonder met mijntalen. Daarna werd er een kwalitatief onderzoek uitgevoerd waarbij gekozen werd voor het afnemen van mondelinge interviews met oudmijnwerkers en hun naaste familie. Op basis van deze interviews hebben we een lijst opgesteld met typische, veelgebruikte woorden in de mijnen. Wat de houding ten opzichte van het taalprobleem betreft, zagen we een duidelijk verschil tussen mannen en vrouwen: de mannen hebben minder geleden onder het taalprobleem daar er een gevoel van solidariteit heerste. De vrouwen daarentegen hebben de taalbarrière ervaren als een struikelblok voor een geslaagde communicatie, zowel voor zichzelf als voor hun echtgenoten. Uit de analyse bleek dat de mijnwerkerstaal hoofdzakelijk bestond uit leenwoorden afkomstig uit het Frans en in mindere mate uit het Nederlands. De meeste leenwoorden werden door het taalcontact aangepast aan het Italiaans. Een duidelijk etiket plakken op deze, toch wel bijzondere, taal vergde enige nuance en creativiteit maar we kunnen stellen dat het hier gaat over een tweetalig jargon met enkele kenmerken van een pidgin, waarbij de nadruk duidelijk ligt op het Frans.
Listing 1 - 10 of 62 | << page >> |
Sort by
|