Narrow your search

Library

KU Leuven (23)

KBR (2)

Thomas More Kempen (1)


Resource type

dissertation (23)

book (2)

film (1)


Language

Dutch (26)


Year
From To Submit

2023 (3)

2021 (2)

2020 (5)

2019 (2)

2018 (1)

More...
Listing 1 - 10 of 26 << page
of 3
>>
Sort by

Dissertation
De bepaling van onzuiverheden in Trinitrotolueen door middel vanchromatografie
Author:
Year: 1980 Publisher: Geel HIK-HITPW

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Keywords


Film
CareRa : een klinische aanpak bij beginnende reumatoïde artritis
Authors: --- ---
Year: 2009 Publisher: Leuven Dienst Media en Leren K.U.Leuven

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Reumatoïde artritis: de standaard aanpak

Keywords


Book
Reumatologie
Authors: --- --- ---
ISBN: 9789033496677 Year: 2020 Publisher: Leuven Den Haag Acco

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Keywords


Dissertation
De plaats van baricitinib in de behandeling van reumatoïde artritis
Authors: --- ---
Year: 2019 Publisher: Leuven KU Leuven. Faculteit Geneeskunde

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Baricitinib (Oluminant ®) is een potente, selectieve JAK inhibitor die Janus kinase (JAK) 1 en JAK2 inhibeert. In Europa is baricitinib 4 mg dagelijks geregistreerd voor de behandeling van matige tot ernstige reumatoïde artritis (RA) bij volwassen patiënten die onvoldoende respons vertonen op één of meer Disease Modifying Antirheumatic Drugs (DMARDs) of hier intolerant voor zijn. Verschillende klinische studies van  52 weken toonden aan dat baricitinib monotherapie (als eerste- of tweede lijn behandeling) en combinatie therapie met conventionele synthetische DMARD (csDMARD; als tweede- en derde lijn behandeling) effectief was voor het verminderen van symptomen. Dit gaat gepaard met een verbeterde gezondheids-gerelateerde kwaliteit van leven (HR-QOL). Baricitinib monotherapie inhibeert de structurele schade in methotrexaat-naïve patiënten, geëvalueerd over een behandelingstermijn van 52 weken. Dit is eveneens op te merken bij patiënten die naast baricitinib nog een onderhoudsdosis methotrexaat gebruiken. Baricitinib wordt over het algemeen goed verdragen gedurende de behandelingstermijn van 52 weken, De meeste bijwerkingen waren slechts van milde tot matige ernst. De tolerantie tegenover baricitinib is over het algemeen te vergelijken met die tegenover biological DMARDS (bDMARDs), met infecties als de meest voorkomende bijwerking. Hoewel de incidentie van herpes zoster (HZ) hoger was met baricitinib dan in de algemene RA populatie, waren de infecties goed te behandelen. Behandeling met methotrexaat in combinatie met baricitinib bleek superieur aan de behandeling met methotrexaat en adalimumab. Hoewel nog bijkomende vergelijkende studies nodig zijn om de definitieve positie van baricitinib in de behandeling van RA te bepalen, kunnen we toch al stellen dat baricitinib een goede optie is in de behandeling van patiënten met RA.

Keywords


Dissertation
Synthese van polydepsipeptides door ringopeningspolymerisatie

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Keywords


Dissertation
Percepties over het gebruik van glucocorticoïden als onderdeel van een intensieve combinatietherapie bij patiënten met beginnende reumatoïde artritis
Authors: --- ---
Year: 2016 Publisher: Leuven KU Leuven. Faculteit Geneeskunde

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Over de behandeling van beginnende reumatoïde artritis stellen internationale richtlijnen dat het ziekteproces snel onderbroken moet worden en dat hiertoe naast DMARD-therapie een tijdelijke orale glucocorticoïdenkuur moet worden overwogen. In de dagelijkse praktijk gebeurt dit echter weinig, deels omwille van weerstand van patiënten tegen het gebruik van glucocorticoïden. Deze studie onderzoekt als eerste op een prospectieve kwantitatieve manier de percepties van RA-patiënten over cortisone, de evolutie hierin over het eerste jaar van hun behandeling en hiermee geassocieerde factoren. Deze studie is een deelproject van de CareRA trial, een multicentrisch gerandomiseerd onderzoek naar de effectiviteit van behandelsstrategieën in de dagelijkse praktijk. De 379 deelnemers werden vóór, tijdens (week 16) en na hun behandeling met glucocorticoïden (week 52) een vragenlijst verstuurd over hun percepties over cortisone. Vooraf was 35.0% van de respondenten niet tot weinig bereid tot het nemen van cortisone. Bezorgdheden bestonden vooral over nevenwerkingen (vooral lange termijn) maar deze bezorgdheid nam sterk af in het eerste jaar van de behandeling. Pijnstilling en snelle werking zijn de voornaamste gerapporteerde voordelen; gewichtstoename, osteoporose en esthetische bezwaren zijn de voornaamste nadelen. Vrouwen staan negatiever tegenover cortisone dan mannen, maar leeftijd, eerdere ervaring met cortisone en ziekte-activiteit lijken nauwelijks een rol te spelen.

Keywords


Book
Reumatologie
Authors: --- --- --- --- --- et al.
ISBN: 9789463793735 Year: 2019 Publisher: Leuven Den Haag Acco

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Keywords


Dissertation
Incidentie van vertebrale fracturen bij postmenopauzale vrouwen met Reumatoïde Artritis: eerste resultaten van een longitudinale obs ervationele studie (VeFIRA)

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Introductie. Reumatoïde Arthritis (RA) vormt een risicofactor in de ontwikkeling van osteoporose (OP). Bij OP heeft een individu een lage botmassa en een verstoorde microarchitectuur van het bot. Vertebrale fracturen (VFs) zijn één van de meest voorkomende OP fracturen. Prevalente VFs zijn een risico op nieuwe VFs en fracturen in andere regio’s van het skelet. Vertebral Fracture Assessment (VFA) is een veelbelovende techniek om VFs bij risicopatiënten vast te stellen omwille van de lage stralingsdosis. Dit crossectioneel onderzoek kadert in de context van een 5 jaar durende prospectieve observationele studie (VeFIRA) en heeft tot doel de prevalentie van VFs bij postmenopauzale RA-patiënten d.m.v. VFA te bestuderen. Verder wordt er gekeken naar de voorspellende factoren (Bone Mineral Density, Trabecular Bone Score, chronisch gebruik van glucocorticoïden (GC), ziekteduur, ziekteactiviteit en vroegtijdige menopauze) die de prevalentie van VFs kunnen beïnvloeden. Methoden. Honderd postmenopauzale RA-patiënten werden geïncludeerd en bij 61 van deze vrouwen werd tot nu toe een baseline Dual X-ray Absorptiometry (DXA-scan) en VFA uitgevoerd. Verdere demografische en klinische gegevens werden verzameld aan de hand van hun elektronisch patiëntendossier en op basis van vragenlijsten (medicatiegebruik, calcium inname, fractuurrisico’s, ziekteactiviteit, algemene gezondheid en quality of life). Het fractuurrisico werd ingeschat door middel van de “Fracture Risk Assessment Tool” (FRAX). De beschikbare VFA-scans werden geanalyseerd volgens de kwantitatieve morfometrische methode. Resultaten. Analyse in de FRAX-tool toonde een verhoogd fractuurrisico bij deze RA-patiënten. De prevalentie van osteopenie en osteoporose in de onderzochte populatie was 67.2% en 9.8%, respectievelijk. VFs werden gedetecteerd bij 15 patiënten (24.6%). Patiënten met een VF hadden een statistisch significant lagere BMD zowel t.h.v. de femurnek (p=0.003) als de totale femur (p=0.000). Verder waren er in deze groep meer patiënten met een chronische gebruik van GC in het verleden (p=0.006). Er werden geen significante verschillen in (menopauzale) leeftijd, ziekteactiviteit, ziekteduur en TBS vastgesteld tussen patiënten met en zonder VFs. Conclusie. VFs kwamen frequent voor bij de onderzochte postmenopauzale RA-patiënten. Deze bevindingen suggereren het belang om deze groep van RA-patiënten routinematig te screenen voor OP en prevalente VFs. Femur BMD (nek en totaal) en chronische GC-gebruik kunnen prevalente VFs in RA-patiënten voorspellen.

Keywords


Dissertation
Dosisvermindering en de huidige herbehandelingsstrategie met rituximab in reumatoïde artritis; opinie van reumatologen.

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Background. Rheumatoid arthritis (RA) is a chronic, progressive inflammatory autoimmune disease that mainly affects the small joints. Amongst other, RA can be treated with rituximab (RTX) that works by CD20+ B cells depletion. In Belgium, we make use of the on-flare retreatment strategy, in which a disease flare is needed before retreatment with RTX is reimbursed. According to literature, it seems possible to taper RTX by prolonging the interval between cycles or by reducing the dose. Dose reduction of RTX was found to be safe and efficacious. The aim of this master thesis was to gain insights in the perception of rheumatologists on the on-flare retreatment strategy and dose reduction of RTX in RA. Methods. Belgian rheumatologists were invited via e-mail to take part in our qualitative study. By the means of purposive sampling, the invited group was sought out to be as diverse as possible. The participants filled in a short questionnaire for demographic data and partook in a semi-structured individual online interview. The interview guide contained questions about three main topics: RTX for RA, the retreatment strategy and tapering. After each interview a descriptive, methodologic and substantive report were made. Thereafter, the interviews were transcribed verbatim. The interviews were analysed following the Qualitative Analysis Guide of Leuven (QUAGOL). After this 10-step process themes and subthemes emerged from the interview data. Results. 13 Belgian rheumatologists were interviewed. RTX was found to be used in <5% of the patients with RA by most rheumatologists. Some perceived disadvantages were the route of administration, the slow working mechanism, the long-lasting action, the need for flare-up for retreatment and the infection risk. For selected patient groups, RTX was perceived to be an appropriate choice and had several advantages including efficacy, long-lasting activity, compliance, little drop-out and cost-effectiveness. Opinions on retreatment strategies varied between rheumatologists. On-flare strategy was deemed as appropriate by some, while others preferred a more systematic or fixed retreatment. Tapering of RTX was mainly done by prolonging the interval, with only a few rheumatologists applying dose-reduction in practice. In contrast, many of these rheumatologists would be open to dose reduction of RTX for themselves. A lack of experience and knowledge on dose reduction of RTX was indicated by the rheumatologists. Conclusion. Many Belgian rheumatologists still felt unacquainted regarding the use of RTX. Their opinions on the on-flare strategy were diverse, making it difficult to determine the best perceived retreatment strategy for RTX in patients with RA. Tapering of RTX has many advantages, and is efficacious and safe, but most rheumatologists renounce from reducing the dose of RTX and prefer increasing the time interval between RTX cycles, due to a lack of experience and knowledge. In the future, more studies should be done regarding the retreatment strategy and tapering of RTX. Furthermore, rheumatologists should be informed about the recent literature, such as the success of tapering RTX, to implement the best suited strategy in their practice. Ultimately, the aim for the future is to provide (re)treatment with RTX that is as safe as possible without losing efficacy, taking into account the burden on the patient and aiding the cost-effectiveness of treatment in RA.

Keywords


Dissertation
Onderzoek naar de slaapkwaliteit in patiënten met beginnende reumatoïde artritis

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Achtergrond: Reumatoïde artritis (RA) is een auto-immuun aandoening die gekenmerkt wordt door een chronische inflammatie van de kleine gewrichten. Naast de fysieke beperking door de gewrichtsaantasting, kampt de meerderheid van RA patiënten met een slechte slaapkwaliteit. Doelstellingen: Een overzicht te bieden van de slaapkwaliteit in patiënten met beginnende RA en de factoren die hier een effect op hebben. Daarnaast wordt ook onderzocht: het effect van verschillende behandelingsstrategieën op de slaapkwaliteit, het effect van snelle ziektecontrole op de slaapkwaliteit en het effect van slaapkwaliteit op de ziekte-evolutie. Methoden: Deze analyse includeerde 363 patiënten met beginnende RA uit de Care in Early RA studie. De Pittsburgh Sleep Quality Index (PSQI), pijn en vermoeidheid (visueel analoge schalen), algemene gezondheidsevaluatie door de patiënt (PGA) en arts (phGA), ziekteactiviteit (DAS28CRP), Health Assessment Questionnaire (HAQ) werden geregistreerd op baseline, week 16, week 52 en week 104. Patiënten werden op baseline onderverdeeld in een laag- en hoogrisicogroep. De laagrisicopatiënten werden gerandomiseerd in de Cobra Slim (methotrexaat + glucocorticoiden (GC)) of Tight Step-Up (methotrexaat) behandelingsgroep en de hoogrisicogroep in Cobra Slim, Cobra Classic (methotrexaat + sulfasalazine + GC) of Cobra Avant-Garde (methotrexaat + leflunomide + GC). Resultaten: De meerderheid van geïncludeerde patiënten (66.4%) lijdt op baseline aan slechte slaap. Dit aantal vermindert significant in de periode van baseline naar week 52. Verder, werden positieve zwakke en matige correlaties gevonden tussen de PSQI scores en VAS pijn, VAS vermoeidheid, HAQ, PGA, phGA, en DAS28CRP. De binaire logistische regressie toonde aan dat meer vermoeidheid en hogere HAQ scores geassocieerd waren met een lagere waarschijnlijkheid op optimale slaap. Daarnaast werden geen verschillen in slaapkwaliteit gemeten tussen de verschillende behandelingsgroepen. Volgens het lineair gemengde model waren VAS fatigue, HAQ en leeftijd positief geassocieerd met de PSQI globale score over tijd. Volgens de two-way repeated measures ANOVA scoorden patiënten met een snelle ziektecontrole (DAS28CRP<2.6 op week 16) significant beter op alle PSQI scores over alle tijdspunten. Wanneer met diezelfde techniek het verschil tussen slechte (PSQI >5 op baseline) en goede slapers werd gemeten op vlak van pijn, vermoeidheid, functionele beperktheid, algemene gezondheid (door patiënt en arts) en ziekteactiviteit, scoorden goede slapers significant beter op alle vlakken. Conclusie: Deze studie bevestigt de sterke associatie tussen ziekteactiviteit, vermoeidheid, functionele beperking, algemene gezondheid en de slaapkwaliteit. Ondanks het feit dat GCs slaapstoornissen veroorzaken als nevenwerking blijkt dit geen significant verschil te veroorzaken tussen de Cobra Slim en Tight Step-Up groep. Verder, blijkt een snelle ziektecontrole effect te hebben op slaapkwaliteit op lange termijn. Dit benadrukt het belang van een snelle en intensieve behandeling. Ten laatste scoorden goede slapers beter op RA ziekteparameters over alle tijdspunten. Er is dus een nauwe interactie tussen slaap en de ziekteparameters die de ziektelast verhogen. Dit resulteert frequent in een problematische vicieuze cirkel. Vroege en intensieve behandeling is aanbevolen om dit tegen te houden. Indien dit niet zou helpen, kan het focussen op de slaapkwaliteit van de patiënt helpen om de ziektelast te verlichten.

Keywords

Listing 1 - 10 of 26 << page
of 3
>>
Sort by