Listing 1 - 10 of 10 |
Sort by
|
Choose an application
Het tandheelkundig dossier is het middel voor de tandarts om een overzicht te bewaren over de gegevens van de patiënt, over reeds uitgevoerde behandelingen en over geplande behandelingen. Daarnaast heeft in forensische context is een goed gedocumenteerd tandheelkundig dossier essentieel om dentale identificatie mogelijk te maken. Bovendien is het goed bijhouden van de behandelingen, zowel beschrijvend als met beelden, van belang in medico-legale context en in verzekeringsdossiers. Voor het opstellen en bewaren van het dossier zijn er tevens wettelijke bepalingen en deontologische codes. Enquêtematig werd gepeild naar de registratie binnen het dossier met een nadruk op het integreren van klinische foto’s. Verder waren er vragen omtrent het opvragen van het dossier, de kennis van de tandartsen over de wettelijke bepalingen en de deontologische codes van het RIZIV en over een eventuele uniforme manier van opstellen van het dossier. Via mail werden de tandartsen uitgenodigd deze enquête in te vullen gebruikmakend van de online tool Google Forms. Honderdentwee tandartsen vulden de enquête in. Beschrijvende analyse van de gegevens gebeurde met behulp van Microsoft Excel. De volledigheid van het dossier is het meest uitgesproken voor de anamnetische onderdelen, de cariësbehandeling en de grotere behandelingen, zoals vaste prothetiek en implantaatwerk. Tijdens een eerste consult n behandelingen zelf zakt dit percentage onder de 50%. Sommige onderdelen van de wettelijke bepalingen zijn goed gekend bij tandartsen (bijvoorbeeld het inzagerecht van de patiënt en het recht op afschrift), andere eerder minder (zoals de mogelijkheid tot vergoeding bij een afschrift of tot weigering van inzage in bepaalde omstandigheden). De RIZIV-regels zijn bij 80% bekend. Een uniforme manier van dossier opstellen krijgt de voorkeur bij een kleine 70% van de respondenten. Er is een duidelijke trend merkbaar van een betere registratie bij tandartsen binnen een groepspraktijk in vergelijking met hun collega’s in een solopraktijk. Voor de overige subgroepen werden er geen uitgesproken trends gevonden.
Choose an application
Het doel van deze studie bestaat erin te bepalen of de afmetingen van eerste en de tweede ondermolaren van de mens geëvolueerd zijn sinds de Neolithische periode en, zo ja, te verklaren hoe dat komt. Er worden verklarende factoren gezocht, en er wordt dieper ingegaan op invloed van voedsel op de tandgrootte. Vervolgens worden toekomsttrends voorspeld. De methode van deze studie bestaat uit een odontometrische analyse uitgevoerd op de tandkronen van eerste en tweede ondermolaren van een Europese Neolithische populatie, bewaard in het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen te Brussel. De data verkregen uit dit onderzoek worden vergeleken met een zorgvuldig vastgelegde literatuurstandaard van de Moderne Europese mens uit de 20e eeuw. Er wordt vastgesteld dat de maximale mesio-distale, bucco-linguale, mesiobuccaledistolinguale en de mesiolinguale-distobuccale kroondiameters kleiner zijn bij de Moderne populatie dan bij de Neolithische popula ondermolaar is er een afname doorheen de tijd. Uit onderzoek blijkt dat voedselbereiding hierin de grootste factor speelt. Er wordt besloten dat deze trend zich in de toekomst verderzetten.
Choose an application
In deze studie werden systematisch artikels uit de databanken LIMO en PubMed geselecteerd met als doel na te gaan wat de rol is van dentale identificaties in de context van massarampen. In het bijzonder werden de identificatie beïnvloedende factoren en limieten die een rol hebben gespeeld bij de hoeveelheid positieve identificaties geanalyseerd. Er wordt vastgesteld dat dentale identificatie, al dan niet in combinatie met andere methodes, in 66 van de 75 rampen werd gebruikt en dus een bepalende invloed heeft op het aantal positieve identificaties. Er valt nog veel te leren uit rampen in de geschiedenis. Het consequent gebruiken van een gestandaardiseerd, internationaal protocol zal zorgen voor een sneller verloop en maximumkwaliteit van de identificaties in de toekomst.
Choose an application
Voor een identificatie van ongeïdentificeerde lichamen zijn meerdere methodes ontwikkeld. Enkel de dentale identificatie, DNA-analyse en vingerafdruk vergelijking worden als wetenschappelijk aanvaard. In vele gevallen gaat men voor een eerste snelle identificatie over tot een dentale identificatie. Hierbij gaat men dentale kenmerken van het ongeïdentificeerde lichaam vergelijken met kenmerken geregistreerd voor het overlijden. Bij een dentale identificatie kan de samenstelling van het post-mortem geregistreerde vulmateriaal worden achterhaald en worden gerelateerd aan een specifiek vulmateriaal merk en type. Vele studies tonen aan dat de verscheidenheid van vulmaterialen post-mortem geregistreerd en geïdentificeerd kunnen worden. Dit wordt in deze studie onderzocht. De hypothese stelt dat de verscheidenheid aan vulmaterialen een grote troef is voor dentale identificaties, aangezien door deze verscheidenheid gemakkelijker en met meer zekerheid identificaties bevestigd kunnen worden. Daarom wordt er in deze studie nagegaan of die verscheidenheid aan beschikbare vulmaterialen terug te vinden is in de dagelijkse praktijk. Om dit onderzoek uit te voeren werd eerst een inventaris gemaakt van alle vulmaterialen die in België op de markt beschikbaar zijn. Bovendien werd via een enquête, afgenomen bij Belgische tandartsen, in kaart gebracht welke vulmaterialen de tandarts gebruikt voor de verschillende regio’s in de mond. Nadien werden resultaten vergeleken om zo een beeld te verkrijgen van de in België aanwezige en gebruikte vulmaterialen. De conclusie hieruit is dat er effectief een verscheidenheid aan vulmaterialen wordt gebruikt. Maar in de dentale fiche die tandartsen invullen bij elke behandeling, wordt niet aangegeven sinds wanneer en tot wanneer deze vulmaterialen gebruikt worden.
Choose an application
Choose an application
Choose an application
Een beetspoor kan een belangrijk element zijn in forensisch onderzoek maar de analyse ervan bleek in het verleden niet altijd even betrouwbaar, wat tot foutieve veroordelingen kan leiden. Daarom is het belangrijk om na te gaan welke factoren hierbij een rol spelen. Doel: onderzoek van de factoren die de transfer van gebitskenmerken naar een beetspoor en de analyse ervan beïnvloeden. Methode: er werd d.m.v. de PICO-methode een literatuurstudie uitgevoerd door het doorzoeken van de online databank MEDLINE®/Pubmed® om studies rond de vervorming van beetsporen of beetspooranalyse te selecteren. Resultaten: van de 217 bekomen resultaten, werden 13 artikels geselecteerd. Volgende data werd geëxtraheerd: onderzochte parameters, aantal beetsporen, richting van de beetsporen op de huid, aantal kadavers of levende personen gebruikt als substraat, locatie van de beetsporen op het substraat, de geanalyseerde tanden, beetspoor applicatie techniek, registratietechniek gebruikt voor datacollectie, methode voor data analyse en studieresultaten. Er werden 5 combinaties van onderzochte parameters gevonden: vorm en grootte (n=1); vorm, grootte en hoek (n=6); mesiodistale breedte en afstand tussen de hoektanden (n=1); mesiodistale breedte, afstand tussen de hoektanden en tandrotatie ten op zichte van de mesiodistale as (n=4); en oppervlakte van de dentale bijtranden en mesiodistale breedte (n=1). Tussen 1 en 89 beetsporen werden meestal loodrecht op de Langerlijnen aangebracht op 1 tot 40 substraten ter hoogte van verschillende locaties. Boven- en onderkaak werden vaak samen bestudeerd met focus op de anterieure regio (n=8) of volledige tandenboog (n=1). In drie artikels werden enkel de fronttanden van onderkaak bekeken en in één artikel slechts enkele fronttanden van de bovenkaak. Elf artikels gebruikten uitsluitend tweedimensionale (2D) registratie en onderzochten primaire vervorming, één artikel uitsluitend driedimensionale (3D) registratie en één artikel maakte een vergelijking van beide. Deze laatste twee onderzochten secundaire vervorming. Veertien digitale ‘landmarks’ werden in vier artikels aan de hand van tpsDIG® software geplaatst op de digitale afbeeldingen van beetsporen en ingescande gebitsmodellen. Bij één artikel werden aspecifieke referentiepunten rond het beetspoor getekend, dat met RolleiMetric® software omgezet werd tot een 3-dimensionaal datamodel. Bij drie artikels werden pseudo-beetsporen onderzocht en bij twee hiervan werden pseudobeetsporen onderling vergeleken, in plaats van zoals in de andere gevallen het gebitsmodel met de beetsporen te vergelijken. Deze vergelijking gebeurde meestal met behulp van superimpositie (n=9), maar bij twee artikels hiervan werd geen software maar affiene transformatie gebruikt. Conclusie: binnen de primaire vervorming speelt weefselvervorming een grotere rol dan dynamische vervorming. Anatomische locatie van het beetspoor, anisotropie van de huid en individuele tandhoogte van de dader hebben een belangrijke invloed. Men moet zeer voorzichtig zijn met pogingen om primaire beeldvervorming te corrigeren en steeds de meest eenvoudige methode hanteren. 3D dataregistratie heeft veel voordelen en toekomstperspectief, maar is niet altijd toepasbaar. Forensische beetspooranalyse moet dus met alle voorzichtigheid behandeld worden en vergt nog veel wetenschappelijk onderzoek.
Choose an application
Forensische odontologie kent de laatste jaren een enorme opmars, zowel in de beetspooranalyse als in dentale identificatie. Beide vergelijkende processen steunen op een belangrijk concept, namelijk dat de menselijke dentitie uniek is. Nu zijn er de dag van vandaag nog heel wat onzekerheden over de morfologische uniekheid van de menselijke dentitie. Door sommige onderzoekers wordt die uniekheid wetenschappelijk geclaimd. Door anderen wordt dit resultaat in twijfel getrokken of wordt het tegengestelde beweerd, namelijk dat die uniekheid niet wetenschappelijk te bewijzen is. Het doel van huidig onderzoek is om aan de hand van lineaire en oppervlaktemetingen op panoramische opnames de morfologische uniekheid van de menselijke dentitie aan te tonen. De methode bestaat uit het uitvoeren van metingen, betreffende verschillende tanddimensies en -oppervlaktes op 101 panoramische opnames (51 mannen, 50 vrouwen; 15-25 jaar). De metingen werden vergeleken tussen homologe, paarsgewijze onderhoektanden, eerste onderpremolaren en -molaren. Ook werd het percentage overlap berekend per tandsoort. Uit de resultaten van de beschrijvende en vergelijkende statistiek kon geen morfologische uniekheid worden afgeleid uit de homologe, paarsgewijze onderzochte tanden. Wel konden geslachtverschillen in de humane dentitie worden aangetoond, met name dat mannen grotere tanden hebben dan vrouwen.
Choose an application
In deze scriptie wordt de accuraatheid van dentale gegevens in tandheelkundige dossiers in de Vlaamse tandartspraktijk nagegaan. De resultaten werden besproken met zicht op betrouwbaarheid van deze dossiers als bronnen voor de identificatie van slachtoffers. Het onderzoek bestaat uit een vergelijking van dentale informatie, zoals die in de dossierafschriften staat, met de werkelijke mondsituaties van de studiepersonen. Om de vergelijkingen van 45 afschriften op een eenduidige manier te laten verlopen is gebruik gemaakt van de Disaster Victim Identification (DVI) methode van Interpol. Samengevatte resultaten: - Het occlusiepatroon is zelden beschreven (slechts bij 6 van de 45 dossierafschriften); - Zonder OPG of dentaal schematisch overzicht is een beschrijving van de aanwezigheidsstatus van tandelementen minder accuraat; - Slechts 24 (van de 50) aanwezige retentiedraden werden correct beschreven, de aanwezigheid van radiologische beeldvorming in het afschrift had geen significante invloed hierop; - Informatie over glazuuraandoeningen en zeker afwijkingen in de tandpositie is onvoldoende genoteerd om hier te veel waarde aan te hechten in het kader van identificatie; - Uitgevoerde conserverende behandelingen en hun lokalisatie op de tand werden met respectievelijk 92,30% en 93, 75% accuraatheid beschreven; - Enkele (mogelijke) inbreuken tegen de Belgische wetgeving werden vastgesteld wat betreft de inhoud van de patiëntendossiers. - Zorgvuldige analyse van dossierafschriften is nodig om misinformatie uit te sluiten.
Choose an application
De ontwikkeling van tanden kan gebruikt worden om de leeftijd van een persoon te bepalen. In tegenstelling tot eruptie wordt er tijdens de ontwikkeling van tanden minder variatie gezien. Bij vluchtelingen die asiel aanvragen en bij het bepalen van een criminele strafmaat kan leeftijdsschatting een grote impact hebben op het verdere leven van personen met onbekende leeftijd. Andere toepassingen van leeftijdsschatting worden gezien bij identificaties waarbij het gebruikt wordt om het onbekende lichaam in te delen in een leeftijdscategorie en bij orthodontie en kindertandheelkunde voor het plannen van behandelingen. In deze thesis werd er getracht om de meest accurate leeftijdsbepalingsmethode te bepalen. Er zijn verschillende methodes die de leeftijd van een persoon kunnen bepalen waarvan de methode van Demirjian de meest gekende en onderzochte methode is. Deze methode gaf in de meeste gevallen een overschatting van de leeftijd. De methode van Chaillet gebruikt, gaf voor jongens gemiddeld het kleinste verschil tussen chronologische leeftijd en de dentaal geschatte leeftijd. Deze waarde werd niet beschouwd als betrouwbaar aangezien er vier studies werden gebruikt voor het gemiddelde te berekenen en de waarden van deze gemiddelden zeer ver uiteen lagen. Voor meisjes werd het kleinste verschil tussen chronologische en dentale leeftijd gezien bij het toepassen van de methode van Cameriere. Hierbij is het niet te specifieren welke lineaire regressieformule kan gebruikt worden bij zoveel mogelijk bevolkingsgroepen. De methode van Willems gaf zowel bij jongens als bij meisjes een klein verschil tussen dentale en chronologische leeftijd. Dit gemiddelde was gebaseerd op dubbel zoveel individuën in vergelijking met de individuen waarop de methode van Chaillet en Cameriere werd toegepast. Voor jongvolwassenen kan de leeftijd enkel bepaald worden op basis van de aanwezige wijsheidstanden. De leeftijd van een persoon ligt rond 18 jaar indien de wortel voor 3/4de is afgevormd en de apex nog niet gesloten is. Het beëindigen van de ontwikkeling bij wijsheidstanden gebeurd tussen 20 en 22 jaar. Verder onderzoek naar leeftijdsbepalingsmethodes bij kinderen en jongvolwassenen is aangewezen om een meer accurate leeftijdsschatting te verkrijgen.
Listing 1 - 10 of 10 |
Sort by
|