Listing 1 - 10 of 35 | << page >> |
Sort by
|
Choose an application
OCMW --- Cliënt --- MW --- OCMW, Oostende
Choose an application
Stofwisselingsziekten --- Troubles du métabolisme --- Genetische ziekten --- Kinder- en jeugdpsychiatrie --- Kindergeneeskunde --- metabolische ziekten --- 605.16 --- 605.2 --- aangeboren afwijkingen --- fenylketonurie --- geneeskunde --- gezondheidszorg --- kinderen --- pediatrie --- 616.007 --- Aangeboren afwijkingen (aicardi syndroom, congenitale afwijkingen, Silver-Russell syndroom, Smith-Lemli-Opitz-syndroom, syndroom van Sturge-Weber) --- Fenylketonurie --- Borstvoeding --- Voedingsdriehoek --- Ziekten (darm) en voeding --- Zwangerschap en voeding --- Maladies génétiques --- Pédopsychiatrie --- Pédiatrie --- Maladies métaboliques --- Stofwisselingsziekten - Endocrinologie --- Kindergeneeskunde - Pediatrie
Choose an application
Choose an application
Choose an application
Choose an application
Choose an application
Achtergrond: Een cerebrovasculaire accident (CVA) is een neurologische problematiek die jaarlijks bij heel wat mensen optreedt. Een van de problemen die personen mogelijk ervaren na een CVA zijn slikproblemen of dysfagie. In dit onderzoek wordt gekeken of de spontane slikfrequentie samenhangt met de aanwezigheid van dysfagie bij personen met CVA. Tevens wordt de slikfrequentie van deze personen vergeleken met die van gezonde personen om het verschil na te gaan. Onderzoeksmethode: De spontane slikfrequentie werd gemeten bij 23 personen met CVA (31-85 jaar) op de Stroke-Unit van het UZ Leuven. De meting gebeurde in rust en duurde 30 minuten. Bovendien was er een controlegroep van 38 gezonde personen (30-70 jaar) waarbij er een meting in rust en activiteit plaatsvond. De meting gebeurde aan de hand van een akoestische microfoon. Het verband tussen de spontane slikfrequentie en dysfagie bij CVA patiënten werd onderzocht, evenals het verschil in de slikfrequentie tussen de rust- en activiteitconditie bij gezonde controles. Tenslotte werd de relatie van de spontane slikfrequente met de leeftijd en het geslacht onderzocht. De slikfrequentie werd bepaald aan de hand van twee beoordelaars en het programma Audacity. De data-analyse gebeurde aan de hand van SPSS 24. Resultaten: Er werden 17 CVA patiënten en 37 gezonde controles geïncludeerd. In de groep van de CVA patiënten konden geen personen met dysfagie geïncludeerd worden. Bijgevolg konden er geen conclusies getrokken worden over de directe relatie tussen de spontane slikfrequentie en dysfagie. Personen met CVA (mediaan = 0,333 [0,368]) hadden significant een lagere spontane slikfrequentie dan gezonde controles (mediaan = 0,533 [0,666]) (2-tailed, p = 0,011). Tussen de spontane slikfrequentie in rust (mediaan = 0,533 [0,666]) en activiteit (mediaan = 0,567 [0,557]) bij gezonde controles werd geen significant verschil gevonden (2-tailed, p = 0,422). Ook tussen het geslacht en de spontane slikfrequentie in rust werd geen significant verband gevonden, zowel niet in de groep CVA patiënten (2-tailed, r = 0,341, p = 0,180) als in de controlegroep (2-tailed, r = 0,049, p = 0,775). Tenslotte waren de leeftijd en spontane slikfrequentie niet significant gerelateerd in de CVA groep (2-tailed, r = -0,097, p = 0,710) en in de controlegroep (2-tailed, r = 0,100, p = 0,557). Conclusies: Aan de hand van deze bevindingen kunnen we concluderen dat er een significant verschil is in de spontane slikfrequentie tussen personen met CVA en gezonde controlepersonen. Tevens werd er geen significant verband gevonden tussen de spontane slikfrequentie en de leeftijd of het geslacht van de deelnemers. Verder onderzoek bij personen met CVA met en zonder dysfagie en een gezonde controlegroep moet uitwijzen of er ook een verband is tussen de spontane slikfrequentie en dysfagie bij personen met CVA.
Choose an application
Choose an application
Achtergrond: Dysfagie en speekselverlies komen frequent voor bij cerebrale parese (CP). Deze studie onderzocht of de spontane slikfrequentie gerelateerd kan worden aan dysfagie en speekselverlies bij kind met en zonder CP. Daarnaast werd de relatie tussen grove motoriek enerzijds en spontane slikfrequentie, dysfagie en speekselverlies anderzijds verkend. Onderzoeksmethode: We onderzochten gegevens van 20 kinderen met CP (5-18 jaar), gerekruteerd in het CP referentiecentrum van het Universitair Ziekenhuis Pellenberg te Leuven. We vergeleken deze gegevens met die van een gezonde controlegroep bestaande uit 30 kinderen (0-5 jaar). De spontane slikfrequentie werd opgemeten gedurende vijftien minuten in een rustconditie en gedurende vijftien minuten in een activiteitconditie met een akoestische slikfrequentiemeter. De Drooling Quotiënt werd gescoord tijdens de middelste vijf minuten van elke conditie. Na de testing werd de graad van dysfagie voor elke kind bepaald aan de hand van de Dysphagia Management Staging Scale. De verzamelde metingen werden geanalyseerd met Audacity, in samenwerking met de Universiteit van Orlando, en met SPSS 23.0. Resultaten: In totaal werden 22 metingen van de controlegroep en 15 metingen van de kinderen met cerebrale parese geïncludeerd voor de statistische analyse. De resultaten toonden dat kinderen met CP minder slikken dan normale kinderen (1-tailed p=0,001; CP mediaan=0,53 [0,40]; Controle mediaan=1,065 [0,61]). Verder werd er een significant verband gevonden tussen spontane slikfrequentie en dysfagie (r=-0,357; p=0,046), dysfagie en speekselverlies in rust (r=0,494; p=0,01) en in activiteit (r=0,415; p=0,026) bij kinderen met CP en werd er een trend gevonden tussen spontane slikfrequentie en speekselverlies in rust (r=-0,423; p=0,058) bij kinderen met CP. De Gross Motor Function Classification System-score correleerde enkel met de ernst van dysfagie (r=0,445; p=0,028) en speekselverlies in rust (r=0,417; p=0,029). Besluit: Deze studie toont aan dat er een verband is tussen spontane slikfrequentie, dysfagie en speekselverlies bij kinderen met CP.
Choose an application
Children with rolandic epilepsy (RE) are often identified with language difficulties. This thesis aims to describe the language profile of these children and to describe the most recent developments in neuroimaging. An extensive literature search learns us more about the clinical profile of children with RE, the linguistic profile that is associated with this condition, how the various language regions in the brain are interconnected, how we can visualize the language system using Diffusion Tensor Imaging (DTI) and how epilepsy alters the language network.In our study we want to find out which language domains are affected the most in children with RE compared with healthy matched control children. We also want to correlate the language scores with structural imaging related parameters of the Superior Longitudinal Fasciculus (SLF) - the main language pathway in the brain - to find out whether a neuroanatomical substrate underlies the language profile seen in children with RE.Five children with RE and five healthy control children were matched by age and gender. For each child a language testing took place. In addition, various brain scans were carried out. The SLF was visualized and quantified through DTI-tractography.Language skills of children with RE are less than those of healthy matched control children. They scored significantly lower on the Language Content Index of the CELF-4-NL and some other semantic subtests. No difference was found for the values of the various imaging related parameters of the SLF, yet significant correlations emerged between several semantic subtests and these parameters in children with RE. In addition, these children appear to exhibit less pronounced left hemispheric dominance for language. We can conclude that children with RE show less language proficiency. This is reflected in limited semantic processing. A neuroanatomical substrate possibly underlies these findings. The SLF may be responsible for semantic processing.
Listing 1 - 10 of 35 | << page >> |
Sort by
|