Choose an application

• Reference Manager
• EndNote
• RefWorks (Direct export to RefWorks)

Tijdens de adolescentie is er vaak een toename in het aantal conflicten tussen de adolescent en zijn ouders (Laursen, Coy, & Collins, 1998). Ondanks dat conflict een negatieve connotatie heeft, betekent dit niet dat conflict altijd een negatieve invloed heeft. Conflict heeft namelijk het doel om de band tussen ouder en kind meer egalitair te maken. Naast dit onderliggend doel zijn er tijdens conflict factoren die meespelen om een conflict gemoedelijker te laten verlopen. Eén van dergelijke factoren is de manier waarop de betrokkenen proberen het conflict op te lossen, nl. de conflictoplossingsstijl. Een constructieve manier van conflictoplossing wordt meer in verband gebracht met een betere relatiekwaliteit en welzijn dan een destructieve conflictoplossingsstijl. Deze thesis focust zich dan ook op de conflictoplossingsstijl die moeders en dochters hanteren en hoe deze voorspelt kan worden. In dit onderzoek functioneren validatie en interesse tijdens conflict als aanwijzing voor een constructieve conflictoplossingsstijl, en defensief gedrag en boos affect als aanwijzing voor een destructieve conflictoplossingsstijl. Specifiek onderzoekt deze thesis twee mogelijke antecedenten van de conflictoplossingsstijl, nl. een warm en ondersteunend gezinsklimaat en positieve emoties. We verwachten zowel dat een warm en ondersteunend gezinsklimaat als positieve emoties tijdens conflict leiden tot meer gebruik van een constructieve en minder gebruik van een destructieve conflictoplossingsstijl. Verder is er onderzoek dat een verband toont tussen de twee vernoemde antecedenten (Eisenberg et al., 2008). Vandaaruit onderzochten we of het verband tussen het gezinsklimaat en de conflictoplossingsstijl gemedieerd of verklaard zou kunnen worden door de positieve emoties tijdens conflict. De data werden verkregen via vragenlijsten en observatie van conflictinteractie tussen moeder en dochter. De resultaten tonen echter dat bij moeders het gezinsklimaat geen voorspeller is van de conflictoplossingsstijl. Vandaar was er ook geen mediatie aanwezig van positieve emoties tussen het gezinsklimaat en conflictoplossingsstijl bij de moeders. Verder waren positieve emoties bij de moeders enkel een voorspeller voor boos affect tijdens conflict. De resultaten bij de dochters toonden dat het gezinsklimaat, zoals verwacht, een positieve voorspeller was van validatie. Tegen de verwachtingen in was het gezinsklimaat een negatieve voorspeller van interesse tijdens conflict. Verder waren positieve emoties enkel een voorspeller van validatie en defensief gedrag tijdens conflict. Vanuit deze resultaten werd enkel gekeken naar mediatie tussen gezinsklimaat en validatie bij de dochters. Resultaten van de mediatie-analyse toonden dat positieve emoties tijdens conflict functioneerden als mediator tussen het gezinsklimaat en validatie tijdens conflict.

Choose an application

• Reference Manager
• EndNote
• RefWorks (Direct export to RefWorks)

In deze masterproef werd het verband nagegaan tussen de manier waarop conflicten worden gehanteerd door moeder en adolescente dochter (constructief/non-constructief), en de tevredenheid met de relatie op lange termijn. Er werd nagegaan of de conflicthanteringsstijl van moeders samenhing met deze van hun adolescente dochters. Verder werd gekeken naar de gemiddelde verschillen tussen moeders en dochters in het gebruik van constructieve en destructieve conflicthantering. Ook werd nagegaan of een constructieve conflicthantering van de moeder (of dochter), voorspellend is voor de relatietevredenheid van de dochter (of moeder). Tot slot werd het verband nagegaan tussen een destructieve conflicthantering van moeder (of dochter) en de door de dochter (of moeder) aangegeven tevredenheid met de relatie. Deelnemers waren 81 Belgische moeders tussen de 30 en 60 jaar oud met een dochter tussen de 13 en 15 jaar oud, van wie Nederlands de moedertaal was. Constructieve (vs. niet-constructieve) conflicthantering werd gemeten door codering van interactief gedrag tijdens een lab-discussie tussen moeders en hun adolescente dochters. Van de codes “interesse” en “validatie” werd verondersteld dat ze een constructieve conflicthantering weerspiegelen, waarbij het voorkomen van één van beide codes werd gezien als een manier van constructief conflictgedrag. Van “woede” en “defensiviteit” werd verondersteld dat ze een non-constructieve/destructieve conflicthantering weerspiegelen, waarbij het voorkomen van één van beide codes werd gezien als een manier van destructief conflictgedrag. Relatietevredenheid werd aan de hand van vragenlijsten bevraagd zes maanden na de lab-discussie. In deze studie vonden we dat er een significant positief verband was tussen het destructief conflictgedrag van de moeder en het destructief conflictgedrag van de dochter. Vervolgens konden we besluiten dat moeders en dochters gemiddeld verschillen in het gebruik van constructieve en destructieve conflicthantering in het discussiegesprek: moeders maakten meer gebruik van constructief conflictgedrag, waar de dochters meer destructieve conflicthantering uitten. Verder konden we aan de hand van meervoudige regressie-analyse besluiten dat onze derde hypothese, die de voorspellende waarde van moederlijke destructieve conflicthantering naging op de relatietevredenheid van de dochter, een marginale significantie vertoonde. Verder onderzoek is echter aangewezen om dit verband verder na te gaan.