Choose an application

• Reference Manager
• EndNote
• RefWorks (Direct export to RefWorks)

De bedoeling van deze studie was om na te gaan welke waarden binnen het spraakaudiogram de belangrijkste voorspellende waarde hebben voor de latere tevredenheid van de hoortoesteldrager. Bij iedere proefpersoon werd bilateraal de gehoordrempel bepaald aan de hand van het tonaal liminair audiogram (TLA) en dit telkens op 250, 500, 1000, 2000 en 4000 Hz. Daarnaast werd ook het spraakaudiogram in vrij veld opgemeten, één keer met en één keer zonder hoortoestellen. De spraakverstaanbaarheid werd enkel bepaald op L99, L90, L70 en L50. De resultaten van het spraakaudiogram zonder hoorapparaten en het spraakaudiogram met hoorapparaten werden met elkaar vergeleken. Hiermee kon men dan nagaan wat de winst was van het/de hoortoestel(len). Er werd daarnaast ook gewerkt met een vragenlijst, het Internationaal Onderzoeksinstrument Hoortoestelaanpassing. Daarin was vooral vraag 2 van belang, die peilde naar de subjectieve tevredenheid van de hoortoesteldrager. Aan de hand van een stapsgewijze multiple regressie werd er nagegaan welke spraakaudiometrische predictor de tevredenheid van de hoortoesteldrager het beste kon voorspellen. Uit de resultaten bleek dat de winst die bekomen wordt op L99 het beste de tevredenheid van de hoortoesteldrager kan voorspellen.

Choose an application

• Reference Manager
• EndNote
• RefWorks (Direct export to RefWorks)

Wanneer er na een totale laryngectomie wordt gesproken met een stemprothese, worden hoofdzakelijk de termen ‘tracheo oesofageale spraak’ of ‘TE spraak’ gebruikt. Deze scriptie bestaat uit een werkboek voor de revalidatie van TE spraak en een bijbehorend artikel waarin verslag wordt uitgebracht van de materialen (boeken, artikels, werkboeken, …) die momenteel worden gebruikt bij de logopedische revalidatie van TE spraak. Informatie werd bekomen aan de hand van literatuurstudie en vragenlijsten aan logopedisten die werken met de doelgroep en aan mensen die spreken met de stemprothese. Er werd weinig materiaal gevonden dat expliciet gericht is naar deze doelgroep en deze bestaande materialen zijn gebaseerd op de ervaringen van logopedisten in de praktijk. Uit de vragenlijsten blijkt dan ook dat logopedisten voornamelijk gebruik maken van zelf samengesteld materiaal. De oefenbundel van deze scriptie is voornamelijk gebaseerd op het proefschrift van Jongmans (JONGMANS, 2008) waarin werd gezocht naar een evidence based therapieprogramma. Aangezien wetenschappelijk onderzoek omtrent revalidatie van TE spraak nog jong is, worden aspecten waarvan opname in therapie efficiënt blijkt te zijn (op basis van ervaring), eveneens opgenomen in de oefenbundel. De oefenbundel bestaat uit kant-en-klare oefenbladen, o.a. voor het optimaliseren van de uitspraak en het experimenteren met luidheid en toonhoogte, en bevat ‘reminders’ (aandachtspunten) voor de cliënten.

Choose an application

• Reference Manager
• EndNote
• RefWorks (Direct export to RefWorks)

Spraakstoornissen bij kinderen met schisis worden in de literatuur uitvoerig beschreven. Ondanks het feit dat er veel onderzoek te vinden is over de spraak bij schisis, blijkt uit een eerdere scriptie (De Geest, 2006) dat er nog geen specifiek spraakonderzoek voor kinderen met schisis voorhanden is. In het Verenigd Koninkrijk zijn er twee valide onderzoeken, namelijk de GOS.SP.ASS ’98 (Sell, Harding, & Grunwell, 1999) en CAPS-A (John, Sell, Sweeney, Harding-Bell, & Williams, 2006). De doelstelling van deze scriptie is om een eerste itemselectie te maken voor een aangepast spraakonderzoek voor schisis. Deze itemselectie werd gemaakt op basis van een vergelijking tussen de twee voornoemde onderzoeken, een literatuurstudie en de bevraging van 17 deskundigen. Deze deskundigen hebben een vragenlijst ingevuld over hun onderzoeksmethodiek voor kinderen met schisis. De vragenlijst leverde enkele belangrijke resultaten op. Zo vond bijvoorbeeld bijna de helft van de groep dat ze te weinig informatie kregen met hun huidige werkwijze. De resultaten uit de studie vormden de basis voor een eerste voorstel tot een aangepast spraakonderzoek voor kinderen met schisis waarbij negen items geselecteerd werden.

Choose an application

• Reference Manager
• EndNote
• RefWorks (Direct export to RefWorks)

Tegenwoordig beginnen adolescenten steeds vroeger naar fuiven, festivals of concerten te gaan en luisteren geregeld naar een MP3-speler of iPod. De intensiteit van de muziek loopt hierbij snel op tot een schadelijk niveau voor het gehoor. Alom bekende gevolgen van blootstelling aan lawaai, zijn tinnitus en een gehoorverlies. Het aantal jongeren dat met slechthorendheid en tinnitus te maken krijgt, stijgt spectaculair.Tinnitus of oorsuizen is de perceptie van geluid in het hoofd of oren zonder externe stimulatie. Zo’n geluid kan in verschillende vormen voorkomen, bijvoorbeeld ruisen of fluiten. Tinnitus kan voortdurend en hinderlijk aanwezig zijn, maar kan ook tijdelijk optreden. Het wordt in de meeste gevallen geassocieerd met een neurosensorieel gehoorverlies. Tinnitus is geen ziektebeeld maar een symptoom.Voor het praktisch gedeelte van onze scriptie hebben we een enquête opgesteld om na te gaan hoeveel adolescenten tinnitus hebben in een steekproef van ongeveer 300 personen. Deze proefpersonen hadden de leeftijd tussen 14 en 20 jaar. De enquête werd opgesplitst in 2 delen, namelijk een deel over de algemene lawaaiblootstelling en een deel voor jongeren die al tinnitus gehad hebben. Deze resultaten hebben we met elkaar vergeleken aan de hand van statistieken. Uit de resultaten bleek dat reeds 50,3% van onze proefpersonen uit al tinnitus ervaren heeft. Er blijkt ook een significant verschil te zijn, wat de prevalentie van tinnitus betreft, tussen de studenten van ASO en BSO. Tinnitus komt namelijk significant vaker voor bij studenten van het Beroeps Secundair Onderwijs (p = 0,002). Volgens ons is dit vooral te wijten aan de hogere gemiddelde leeftijd van de studenten in het BSO. De studenten van het BSO beluisteren ook vaker een MP3-speler of iPod en zetten deze luider. Daarbovenop blijkt het ook dat meer studenten van het BSO roken. Al deze factoren kunnen een invloed hebben op de hogere prevalentie van studenten die ooit al tinnitus ervaren hebben.

Choose an application

• Reference Manager
• EndNote
• RefWorks (Direct export to RefWorks)

Artsen en paramedici spelen vaak een centrale rol in de behandeling van kinderen met Attention Deficit Hyperactivity Disorder (ADHD), een neuropsychiatrische aandoening die relatief veel voorkomt bij kinderen in de schoolgaande leeftijd. Kinderen die gediagnosticeerd worden met ADHD vertonen vaak comorbide stoornissen. Verschillende studies hebben aangetoond dat dysgrafie een frequent voorkomende comorbide stoornis is bij kinderen met ADHD. In deze studie tracht men, aan de hand van de 2 Minuten Test Schrijfmotoriek als screeningproef (2MTS), de invloed van ADHD op de grafomotoriek na te gaan. Men vertrekt hierbij vanuit de hypothese dat kinderen met ADHD zwakkere kwalitatieve grafomotorische vaardigheden vertonen dan kinderen zonder ADHD. Ook gaat men ervan uit dat het geslacht en de handvoorkeur van de kinderen een invloed zal hebben op de kwaliteit van het handschrift. Men verwacht dat jongens en linkshandigen slechtere scores zullen behalen op deze test. Gezien deze kinderen vaak dysorthografie als comorbide stoornis vertonen willen we nagaan of dit een invloed heeft op de grafomotorische vaardigheden. Tenslotte werd het effect van methylfenidaat op deze vaardigheden bekeken. De screeningproef werd bij een proefgroep van 36 kinderen met ADHD met of zonder comorbiditeit afgenomen. De resultaten van de proefgroep werden vergeleken met de prestaties van kinderen zonder ADHD. Ook de verschillende subgroepen, binnen de proefgroep, werden onderling vergeleken. In dit onderzoek vond men geen significante verschillen in kwalitatieve prestaties binnen deze subgroepen. Wel kan men stellen dat de kinderen met ADHD significant lager presteerden, op schrijfkwaliteit dan kinderen zonder ADHD.