ID - 5915047 TI - Hoe zouden we graag wonen? Woonvertogen en -praktijken in de jaren 1960-70 in Vlaanderen AU - De Vos, Els AU - KULeuven. Faculteit ingenieurswetenschappen. Departement architectuur, stedenbouw en ruimtelijke ordening PY - 2008 SN - 9789056829674 PB - Leuven : KUL, DB - UniCat KW - Academic collection KW - C3 KW - architectuur KW - woningbouw KW - 643 woningen KW - 316 sociologie KW - 72 architectuur KW - 365 <493> KW - 72.01 KW - 72 <09> KW - 728.1 KW - Kunst en cultuur KW - Woonwensen. Ecologie van het wonen. Woonruimtevoorziening --(maatschappelijke zorg)--België KW - Architectuurtheorie. Bouwprincipes. Esthetica van de bouwkunst. Filosofie van de bouwkunst KW - Architectuurgeschiedenis. Bouwgeschiedenis KW - Woonhuizen. Woningbouw (algemeen) KW - Theses KW - Architecture, Domestic KW - 728.1 Woonhuizen. Woningbouw (algemeen) KW - 72 <09> Architectuurgeschiedenis. Bouwgeschiedenis KW - 72.01 Architectuurtheorie. Bouwprincipes. Esthetica van de bouwkunst. Filosofie van de bouwkunst KW - 365 <493> Woonwensen. Ecologie van het wonen. Woonruimtevoorziening --(maatschappelijke zorg)--België KW - 72.01 Theory and philosophy of architecture. Principles of design, proportion, optical effect KW - Theory and philosophy of architecture. Principles of design, proportion, optical effect UR - https://www.unicat.be/uniCat?func=search&query=sysid:5915047 AB - Tijdens de bestudeerde periode 1958-1980 raakte de modernisering van de maatschappij in een stroomversnelling. Technische en culturele vernieuwingen, veranderende gezins- en genderopvattingen, het verdwijnen van traditionele gebruiken, het verschuiven van standgebonden verschillen, het oprukken van een consumptiecultuur en de democratisering van de welvaart, confronteerden grote lagen van de bevolking met de vraag “hoe willen we wonen”. Wonen bleek geen evidentie meer. Diverse organisaties stonden hun bewoners bij in het inrichten van een huis en het creëren van een thuis. Voorliggend onderzoek toont hoe de modernisering vorm kreeg in het huis van diverse bewonersgroepen. Aan de hand van een onderzoeksschema voor een afgebakend onderhandelingsveld, wordt gefocust op een aantal interacties tussen de woonopvattingen van architecten, de overheid, enkele belangrijke middenveldorganisaties en de woonpraktijken, woonbehoeften en woonverlangens van diverse lagen van de bevolking. Welke verticale interacties vonden plaats tussen de vermeende “top” (overheid, architecten en andere deskundigen) en de zogenoemde “basis” (de bewoners)? Was het wonen een top down proces? Kwam het initiatief veeleer van onderuit (bottom-up)? Of was het middenveld een belangrijke speler? Vonden er ook horizontale interactiepatronen plaats tussen de actoren van het schema? Kortom, beïnvloedden de woonpraktijken van bepaalde groepen deze van andere groepen? Aan de hand van publicaties van de actoren en 57 retrospectieve interviews en woningbezoeken, worden deze vragen beantwoord. Tijdens een ‘bezoek’ door delen van het huis wordt duidelijk hoe de modernisering er vorm kreeg. We vangen aan bij de door het middenveld drukst besproken ruimte, de keuken, en eindigen bij een nieuwe ruimte die het middenveld haast volledig over het hoofd zag, de garage. Het middenveld vormt de kapstok van het werk, het veldwerk de aanvulling. Bijkomend worden twee specifieke woningen bezocht. In de eerste excursie wordt ingezoomd op een woning die veeleer atypisch was voor de Belgische woningbouwproductie, maar wel als model naar voren werd geschoven door een middenveldorganisatie. In de tweede excursie wordt een populair woonbeeld belicht dat vanaf het einde van de jaren 1960 op grote schaal opdook: de fermette. Wat waren de verschillen tussen een model dat van bovenaf werd gepromoot (topdown) en een model dat veeleer van onderuit opdook (bottom-up)? En wat betekende dit voor het afgebakende onderhandelingsveld? During the 1960s and 1970s the modernisation of the society in Flanders gained momentum. Technical and cultural renewal, changing ideas about gender and family life, the loss of traditions, the blurring of the classes, the emergence of a consumption culture and the democratisation of the welfare, made the question “How would we like to live” for many people very real. Dwelling and living didn’t seem to be so straightforward anymore. Several organisations guided the public in how to build a house and how to create a home. This research shows – by means of a ‘visit’ - how domesticity and modernisation took shape in the home of diverse groups of inhabitants. Dwelling is regarded as the result of a long process of interactions among government bodies, architects, socio-cultural movements, popular discourses, economic developments, technical possibilities and individual households. A ‘vertical’ dimension is discerned in this process, consisting of an interplay between, on the one hand, government institutions and social organizations, and, on the other hand, home occupants (whether or not as members of such organizations). A ‘horizontal’ interplay between various sub-groups in society is distinguished as well. All these groups have a view of living – colored by their own standards and values – that either dismisses or takes account of the practice of living of other groups. On the basis of written sources of the actors as well ass fieldwork (visits to homes, 57 retrospective interviews and spatial analysis of residential building), this research tries to formulate an answer on the following questions. Was living a top down process or rather a bottom-up process? Or were the horizontal interplays the most important ones? And how did the intermediary organisations functioned in this field of tensions? This PhD opens with the most discussed room of the home, the kitchen, and concludes with the room that all organisations practically ignored, the garage. In addition, two specific home models are studied: a model put forward by an organisation and a more popular model that near the end of the 1960s emerged in large numbers throughout Flanders. What are the differences between these two models? And what can they tell us about the impact of the intermediary organisations? ER -