TY - THES ID - 139036774 TI - Veiligheid van het gebruik van pijnmedicatie bij reumatoïde artritis AU - Willen, Amelie AU - Verschueren, Patrick. AU - Gils, Ann. AU - Westhovens, René. AU - Van der Elst, Kristien. AU - KU Leuven. Faculteit Farmaceutische Wetenschappen. Opleiding Master in de farmaceutische zorg (Leuven) PY - 2017 PB - Leuven KU Leuven. Faculteit Farmaceutische Wetenschappen DB - UniCat UR - https://www.unicat.be/uniCat?func=search&query=sysid:139036774 AB - Achtergrond: Reumatoïde Artritis (RA) is een chronische, inflammatoire aandoening en gaat onlosmakelijk gepaard met pijn. In eerste instantie is er nood aan een oorzakelijke behandeling. Deze bestaat uit disease-modifying anti-rheumatic drugs (DMARD’s), vaak in combinatie met glucocorticoïden. Tevens dient de pijn veroorzaakt door RA behandeld te worden. Dergelijke symptomatische behandeling bestaat uit analgetica, met in eerste lijn paracetamol en niet-steroïdale anti-inflammatoire geneesmiddelen (NSAID’s). Onderzoeksvraag: Kan er op een veilige manier gebruik gemaakt worden van pijnmedicatie en ontstekingswerende middelen als aanvulling op de oorzakelijke behandeling van RA ter verbetering van de levenskwaliteit? Wat zijn de mogelijke risicofactoren, nevenwerkingen en geneesmiddeleninteracties verbonden aan dit concomitante medicatiegebruik bij patiënten met RA? Methoden: De databanken PubMed en EMBASE werden doorzocht met behulp van respectievelijk de MeSH- en Emtree-termen. Verder werden er filters ingesteld om tot meer relevante literatuur te komen. Resultaten: De symptomatische behandeling van pijn bij patiënten met reumatoïde artritis bestaat uit paracetamol en NSAID’s, eventueel geassocieerd met zwakke opioïden, tricyclische antidepressiva of neuromodulatoren. Het gebruik van NSAID’s kan echter resulteren in nevenwerkingen, toxiciteit en interacties. Patiënten met RA hebben een verhoogd risico op gastro-intestinale en cardiovasculaire co-morbiditeiten. Interacties tussen NSAID’s en MTX werd gerapporteerd in de literatuur. Deze interacties resulteerden in een verhoogde plasmaconcentratie van MTX, met mogelijk toxiciteit als gevolg. Conclusie: Alhoewel het gebruik van analgetica en met name NSAID’s niet volledig onschuldig is, kan er uit deze literatuurstudie besloten worden dat, mits een verantwoord voorschrijfgedrag en een goede opvolging van de patiënt, NSAID’s veilig zijn in de behandeling van pijn bij RA. OBJECTIVES: Determining the possible role of the pharmacist in the detection, referral and management of patients with early rheumatoid arthritis. METHOD: First, longitudinal descriptive study was performed using data from a survey of patients to which pain medication was delivered. Secondly, data was retrieved from the CareRA study, a randomised controlled trial in which the effectiveness of different treatment strategies for early RA was compared. RESULTS: Of the 51 patients of the general population that took pain medication. Most used as pain medication was ibuprofen (39,21%), followed by diclofenac (33.34%). Thirty-seven percent experienced side effects, of which GI problems (71.43%) were most common. Three hundred seventy-nine patients with early rheumatoid arthritis from the CareRA study were examined. The use of pain medication was higher in the high-risk groups (P=0.048) as opposed to the low-risk groups. Gastro-intestinal adverse events were mostly caused by non-selective NSAIDs (48%). Of the patients with gastro- intestinal adverse events due to RA related use of pain medication (11%), 72% used a gastro- protective drug. CONCLUSIONS: Patients with early RA are still in need for additional pain medication. It is not feasible to implement and develop a screening tool for patients with early RA. Pharmacists can play an important role in the management of patients with rheumatic diseases. They can ensure that additional pain medication is used safely. ER -