TY - THES ID - 138899192 TI - Wat is het effect van linguïstische kenmerken op een objectieve maat voor spraakverstaan? AU - De Jonghe, Marte AU - Vanthornhout, Jonas AU - Francart, Tom AU - Gillis, Marlies AU - KU Leuven. Faculteit Geneeskunde. Opleiding Master in de logopedische en audiologische wetenschappen (programma voor studenten gestart vanaf 2020-2021) (Leuven) PY - 2022 PB - Leuven KU Leuven. Faculteit Geneeskunde DB - UniCat UR - https://www.unicat.be/uniCat?func=search&query=sysid:138899192 AB - Spraakverstaan wordt in de praktijk onderzocht aan de hand van subjectieve metingen die zowel actieve medewerking als communicatie van de patiënt vragen. Dit is echter niet voor iedereen vanzelfsprekend (bv. persoon in coma). Daarom werd een zoektocht naar een objectieve maat voor spraakverstaan gestart. Hierbij wordt frequent gebruik gemaakt van hersengolven, omdat eerder onderzoek reeds aantoonde dat neurale activiteit in de hersenen verband houdt met eigenschappen in de spraakstimulus. Dit fenomeen noemt men corticale tracking en werd niet enkel voor akoestische, maar ook voor linguïstische kenmerken van spraak aangetoond. Laatstgenoemden weerspiegelen niet louter een reactie op het akoestische spraaksignaal, maar houden ook verband met de inhoud van de aangeboden stimuli. Ze weerspiegelen hierdoor mogelijks het verstaan van spraak al kan dit pas met zekerheid worden besloten, indien gelijkaardige reacties niet optreden in niet-verstaanbare condities. Dit wordt in deze thesis onderzocht. Deelnemers luisterden naar zes condities, waaronder vier Nederlandse en twee niet-verstaanbare condities. De ene niet-verstaanbare conditie werd zodanig bewerkt dat alle woorden door elkaar geschud werden en de andere conditie werd vertaald naar het Fries. Na elke conditie werd de deelnemer gevraagd zijn eigen spraakverstaan te beoordelen op een schaal van 0 tot 100%. Na de niet-verstaanbare condities werd daarbovenop ook gevraagd een lexicale identificatietaak uit te voeren, waarin deelnemers moesten aangeven of een bepaald woord in het verhaal voorkwam. Als eerste werd nagegaan of het toevoegen van linguïstische kenmerken aan een model een toegevoegde waarde opleverde in de voorspelling van hersensignalen voor de verschillende condities. Daarna werd er gecontroleerd of er verschillen optreden in activatie van onderliggende neurale gebieden, door verschillen in topografische responsen tussen condities te onderzoeken. Ook werd gekeken naar de amplitude en het tijdsverloop van temporele respons functies (TRF) per linguïstisch kenmerk. Als laatste werd onderzocht ook of er een verband optrad tussen de toegevoegde waarde van de linguïstische kenmerken en een subjectieve beoordeling van spraakverstaan. Deze analyse wordt gemotiveerd vanuit de verwachting dat een hogere toegevoegde waarde gepaard gaat met een beter spraakverstaan. Het toevoegen van linguïstische kenmerken leidde niet tot een significante verbetering in de voorspelling van de hersensignalen, behalve voor het eerste deel van de Nederlandse conditie. Positieve en negatieve TRF amplitudepieken voor de Nederlandse condities als respons op de vier linguïstische kenmerken genereerden een tijdsverloop dat gelijkt op resultaten uit voorgaand onderzoek. Zowel de TRF amplitudes van de Friese conditie als van de woordenlijstconditie vertonen aanzienlijke verschillen in tijdsverloop met deze van het Nederlands. Topografisch konden voor beide niet-verstaanbare condities zowel onderling als met het Nederlands verschillen gevonden worden. Een verband tussen de subjectieve beoordelingen en de toegevoegde waarde voor de Friese en de woordenlijstconditie bleek afwezig in dit onderzoek. Hoewel bepaalde resultaten in de juiste richting wijzen, is het, omwille van tekortkomingen in dit onderzoek (o.a. kleine effectgroottes), niet mogelijk om sluitende conclusies te trekken over het effect van implementatie van linguïstische eigenschappen op een objectieve maat voor spraakverstaan. ER -