TY - THES ID - 138649438 TI - Extinction and renewal of conditioned behaviour : the effect of context and discrete cue. AU - Marescau, Valerie AU - Vervliet, Bram. AU - Lens, Willy. AU - Schaeken, Walter AU - Baeyens, Frank. AU - Vervliet, Bram AU - Vansteenwegen, Debora AU - K.U.Leuven. Faculteit Psychologie en pedagogische wetenschappen. Onderzoekseenheid Psychologie PY - 2007 PB - Leuven K.U.Leuven. Faculteit Psychologie en pedagogische wetenschappen DB - UniCat UR - https://www.unicat.be/uniCat?func=search&query=sysid:138649438 AB - Klassieke conditionering betreft het gepaard aanbieden van een geconditioneerde stimulus (CS) met een ongeconditioneerde stimulus (US, biologisch relevante gebeurtenis die op zich een bepaald gedrag uitlokt). Door deze gepaarde aanbieding ontstaat een associatie tussen de CS en de US waardoor de CS op zich geconditioneerd gedrag uitlokt. Een extinctieprocedure waarbij de CS wordt aangeboden zonder de US zal na verloop leiden tot het verdwijnen van het geconditioneerde gedrag. Echter, vanuit onderzoek is gebleken dat een contextverandering na extinctie leidt tot een terugkeer van het aangeleerd gedrag. Dit post-extinctie fenomeen wordt renewal genoemd. Samen met een aantal andere post-extinctie fenomenen zoals spontaneous recovery, rapid reacquisition en reinstatement, toont renewal aan dat extinctie niet het afleren van een eerder geleerde associatie tussen een CS en een US inhoudt. Extinctie wordt nu gezien als het aanleren van een nieuwe, inhibitorische associatie tussen de CS en de US (CS-noUS associatie). Extinctie wordt beschouwd als een essentieel element in de meeste behandelingen van angststoornissen en specifieke fobieën. In een exposure behandeling voor specifieke fobieën wordt o.a. het object van angst herhaaldelijk aangeboden tot de angst uiteindelijk verdwijnt. Klinische studies hebben aangetoond dat, wanneer patiënten de behandelingssituatie verlaten, de angst vaak terugkeert. Deze observaties tonen dat het renewal effect een belangrijk model kan zijn voor de terugkeer van angst na succesvolle behandeling. Het renewal effect is vooral aangetoond in studies met dieren. Meer recentelijk is renewal ook experimenteel aangetoond bij mensen. Vanuit de dierenstudies zijn er een aantal mechanismen geformuleerd rond de rol van context bij het leren van de inhibitorische associatie tijdens extinctie. Onderzoek toont voornamelijk aan dat de context geen direct signaal wordt voor de afwezigheid van de US. De context wordt eerder gezien als een modulator van de CS-noUS associatie. Experimenteel onderzoek naar de mechanismen van extinctie en renewal bij mensen is echter nog schaars. Het huidige doctoraatsonderzoek poogde hieraan tegemoet te komen. In een eerste luik van het doctoraat werd, in een vreesconditionerinsgparadigma, onderzocht of de verschillende vormen van renewal zoals die ook bij dieren werden geobserveerd eveneens konden aangetoond worden bij mensen. Omdat vanuit onderzoek bij dieren is gesuggereerd dat tijd ook als een context kan begrepen worden, werd binnen het doctoraat ook aandacht besteed aan het effect van een retentie interval (spontaneous recovery) na extinctie, en het effect van een verandering in intertrial interval. In een tweede luik van het doctoraat werd aan de hand van een predictieve leertaak nagegaan of renewal kan worden tegengegaan via twee verschillende methoden: (1) het aanbieden van een herinneringscue aan extinctie, en (2) het uitvoeren van extinctie in meerdere contexten. Binnen dit tweede luik werd ook het mechanisme onderliggend aan het effect van een discrete cue nagegaan aangezien de huidige bevindingen in contrast stonden met bevindingen vanuit de dierenstudies. De huidige bevindingen geven aan dat meerdere processen een rol kunnen spelen bij renewal. In onze experimenten werd aangetoond dat de efficiëntie van de methoden om renewal tegen te gaan mogelijks afhankelijk is van de mate waarin de acquisitie- en/of de extinctie-context zelf een rechtstreekse inhibitorische of excitatorische associatie met de US aangaan, of van de mate waarin een herinneringscue een directe inhibitorische associatie met de US aangaat. Classical conditioning concerns the paired presentation of a conditioned stimulus (CS) and an unconditioned stimulus (US, biologically significant event that elicits a certain behaviour). Because of the paired presentation of the CS and the US, an association between the CS and the US is formed that results in conditioned behaviour to the CS. A subsequent extinction procedure wherein the CS is presented in the absence of the US will gradually lead to the disappearance of the conditioned behaviour. However, research has shown that a context change after extinction can cause a return of conditioned behaviour. This post extinction phenomenon is referred to as renewal. Together with several other post extinction phenomena such as spontaneous recovery, reinstatement and rapid reacquisition, renewal demonstrates that extinction does not entail the unlearning of the CS-US association. Instead, extinction is now described as the learning of a new, inhibitory association between the CS and the US (CSnoUS). Extinction is viewed as an essential element in most treatments of anxiety and specific phobias. In an exposure treatment for specific phobias, the object of fear is presented repeatedly to the patient until the fear disappears. Clinical studies have demonstrated that, when patients leave the treatment context, fear often returns. These observations demonstrate that the renewal effect may be an important model for the return of fear after exposure treatment. The renewal effect has mainly been demonstrated in animal conditioning studies. More recently, the renewal effect has also been demonstrated in experimental research with humans. From the field of animal conditioning, several mechanisms have been proposed for the role of context in the learning of the inhibitory association during extinction. Research has provided evidence against the view that the context enters into a direct association with the US. Instead, evidence has been gathered suggesting that the context modulates the CS-noUS association. To date, research that addresses the mechanisms underlying extinction and renewal in humans is scarce. The research that is described in the present dissertation aimed at addressing this need. In the first part of the dissertation, a fear conditioning preparation was used to investigate whether the different forms of renewal that have been observed in animals can also be observed in humans. In addition, because findings from the animal laboratory have suggested that a change in the temporal context can also elicit renewal, the effect of a change in a temporal context after extinction was also investigated. More specifically, the effect of a retention interval (spontaneous recovery) and of a change in intertrial interval after extinction was investigated. In a second part of the dissertation, a predictive learning task was used to investigate two possible methods to reduce renewal: (1) by presenting an extinction reminder cue, and (2) by conducting extinction in multiple contexts. Within this second part of the dissertation, the mechanism underlying the effect of such a reminder cue was also directly tested because our results differed from the findings that have been obtained with animals. The present findings show that multiple processes may underlie the role of context in renewal. In the present studies, it was shown that the efficiency of methods to reduce renewal is dependent on the degree to which the acquisition and extinction context enter into a direct association with the US, or on the degree to which the reminder cue enters into a direct association with the US. Geconditioneerd gedrag (vb. angst) dat aangeleerd is via de herhaaldelijke aanbieding van een geconditioneerde stimulus en een biologisch significante gebeurtenis (vb. elektrische prikkel), kan worden afgeleerd door de geconditioneerde stimulus aan te bieden zonder deze gebeurtenis. Echter, ook al verdwijnt geconditioneerd gedrag tijdens extinctie, een aantal post-extinctie manipulaties hebben aagetoond dat uitgedoofd geconditioneerd gedrag toch kan terugkeren na extinctie. Een voorbeeld van een dergelijke post-extinctie manipulatie is een context verandering na extinctie. De 'renewal' van geconditioneerd gedrag in deze situatie toont aan dat uitgedoofd gedrag sterk afhankelijk is van de aanwezigheid van de extinctie context. De 'renewal' van geconditioneerd gedrag na extinctie is een belangrijk theoretisch model voor de terugkeer van vrees na successvolle vreesreducering in exposure therapie. Dergelijke 'renewal' van vrees door een contextverandering na exposure is inderdaad reeds geobserveerd in klinisch analoge studies. De reductie van vrees in exposure is dus eveneens afhankelijk geworden van contextuele factoren. In het huidige doctoraat werd 'renewal' van geconditioneerd gedrag experimenteel nagegaan bij mensen. Er werd hierbij niet enkel gefocust op het 'renewal' fenomeen op zich maar ook op mogelijkse methoden die 'renewal' kunnen tegengaan. De zoektocht naar dergelijke methoden is relevant voor de klinische praktijk zodat de kans op een terugkeer van angst na exposure kan gereduceerd worden. In het huidige doctoraat werd de 'renewal' van geconditioneerd gedrag aangetoond in zowel een vreesconditioneringsprocedure als in een predictieve leertaak bij mensen. In de predictieve leertaak werden eveneens twee methoden om renewal tegen te gaan getest. De huidige resultaten tonen aan dat zowel het uitvoeren van extinctie in meerdere contexten als het aanbieden van een discrete cue tijdens extinctie en tijdens test de mate van renewal kan tegengaan. De huidige resulaten zijn een eerste stap in het onderzoeken van de onderliggende mechanismen van renewal en methoden om renewal tegen te gaan bij mensen. ER -