TY - THES ID - 137382238 TI - De Amsterdamse wandtapijtwever Alexander Baert (1660-1719) en zijn atelier in sociaaleconomische context AU - Beerens, Rudy Jos AU - Brosens, Koenraad. AU - KU Leuven. Faculteit Letteren. Opleiding Master in de kunstwetenschappen (Leuven) PY - 2016 PB - Leuven KU Leuven. Faculteit Letteren DB - UniCat UR - https://www.unicat.be/uniCat?func=search&query=sysid:137382238 AB - Op 11 maart 1696 betaalde de Oudenaardse tapissier Alexander Baert (1660-1719) het poortergeld in Amsterdam. Hier stichtte hij een wandtapijtweverij die al snel uitbreidde met een winkel in het centrum van de stad en vestigingen in Gouda en Den Haag. Na zijn dood zetten zijn weduwe, kinderen en kleinkinderen het bedrijf voort tot zeker 1770. Studies naar de manufactuur hadden vooral aandacht voor de weefsels en bouwden verder op het archivalische fundament van Jan Kalf, Gerardina Tjaberta van Ysselsteyn en Isabella Henriette van Eeghen. Opvallend voor al deze onderzoeken was dat ze de weverij beschreven als een losstaande identiteit onafhankelijk van bijvoorbeeld de bedrijfstak in Baerts thuisland. Deze verhandeling wilt deze ondergesocialiseerde aanpak doorbreken door Baert in zijn sociaaleconomische context te plaatsen en niet enkel te focussen op wat, maar ook op hoe hij produceerde. De belangrijkste uitkomsten van dit onderzoek toonden aan dat Baerts emigratie niet enkel te maken had met de aanhoudende oorlog en onrust in zijn thuisland, maar dat de wever ook een kans zag in de uitgedunde Noord-Nederlandse markt, waar steden als Amsterdam, Gouda en Den Haag graag investeerden in zijn arbeidsintensieve ambacht. Hoewel deze privileges hielpen om zijn risico’s en onzekerheden te beperken, bleef Baert ook gebruik maken van zijn netwerk met andere wevers en handelaars. In Gouda zette hij meesterknechten in om de gevaren van productiespreiding te minimaliseren en via zijn blijvende contacten in de Zuidelijke Nederlanden, die ook na zijn overlijden in stand bleven, importeerde hij voordelige kartons en wandtapijten. Net als zijn eigen productie waren dit goedkopere weefsels die aansloten op de veranderende mode in het burgerinterieur en die hun populariteit reeds bewezen hadden. Hiernaast verbreedden zowel Baert als zijn weduwe de verkoopcatalogus met oosterse vloertapijten en goud- en zilverleer die eveneens geliefd waren bij de Hollandse burger. Ten slotte biedt deze scriptie ruimte voor verder onderzoek naar andere geïmmigreerde wandtapijtwevers in de Republiek en hun blijvende wisselwerking met hun thuisland. Uiteraard mogen de archieven in zowel België als in Nederland hierbij niet geschuwd worden, maar ook kwantitatieve onderzoeksmethodes naar de interactie tussen ondernemers en de afzet van wandtapijten kunnen hierbij waardevol blijken. ER -