TY - THES ID - 136296492 TI - Jongeren en vakbond: een paradoxale relatie? Een kwalitatieve studie naar motieven voor vakbondlidmaatschap bij jongeren AU - Mertens, Joachim AU - Pulignano, Valeria AU - Doerflinger, Nadja AU - KU Leuven. Faculteit Sociale Wetenschappen. Opleiding Master in de sociologie (Leuven) PY - 2019 PB - Leuven KU Leuven. Faculteit Sociale Wetenschappen DB - UniCat UR - https://www.unicat.be/uniCat?func=search&query=sysid:136296492 AB - Wereldwijd bestaat er een diepe kloof tussen het aandeel jongeren en het aandeel ouderen die aangesloten zijn bij een vakbond. Ook in België is dit verschil duidelijk zichtbaar, hoewel minder uitgesproken in vergelijking met andere landen. Naast het bestaan van de ‘gap’, groeide deze tevens doorheen de laatste twintig jaar. Deze tendens kan op termijn leiden tot problemen voor zowel vakbonden als jongeren zelf. Een dalende aansluitingsgraad betekent minder leden voor vakbonden waardoor de toekomst van vakbonden in het gedrang komt. Daartegenover staat dat jongeren sterk afhankelijk zijn van vakbonden in tijden van onzekerheid en precair werk. Op deze manier ontstaat een paradox tussen jongeren en vakbonden. Deze masterthesis gaat na wat de motieven zijn van jongeren om al dan niet tot een vakbond toe te treden. Hiervoor werd een kwalitatief onderzoek uitgevoerd bestaande uit interviews met zowel experts uit het werkveld als vakbondsleden. Met de postmoderniseringstheorie als rode draad werd gekozen voor de sector elektriciens, vandaag de dag een sterk geïndividualiseerde werksector. Voor het onderzoek werd een samenwerking opgestart met ACV Metea. Metea is verantwoordelijk voor de sector elektriciens binnen ACV en vormt zo de context van het onderzoek. De onderzoekspaper start met een inleiding waar de huidige trend in syndicalisatiegraad wereldwijd en bij jongeren besproken wordt. In het tweede deel wordt via een korte literatuurstudie overgegaan naar de onderzoeksvraag en het theoretisch kader van het onderzoek. De onderzoeksvraag luidt ‘waarom treden jongeren minder toe tot vakbonden?’ De postmoderniseringstheorie dient verder als theoretisch kader waarbij de shift van modernisme naar postmodernisme, en tevens materialistische naar postmaterialistische waarden, gebruikt wordt om de huidige tendens in syndicalisatiegraad te begrijpen. Het derde deel gaat dieper in op het methodologische proces en de keuzes die werden gemaakt binnen het onderzoek, waarna over deze keuzes wordt gereflecteerd. Ten slotte wordt in een vierde deel de verzamelde data weergegeven en geanalyseerd aan de hand van acht thema’s: structuur van ACV, strategieën van vakbonden, ACV vs. ABVV, elektriciens, jongeren, rol van de werkgever, belemmerende motieven voor lidmaatschap en bevorderende motieven voor lidmaatschap. In de discussie wordt de empirische resultaten gebruikt om de onderzoeksvraag te beantwoorden en wordt nagegaan wat deze bevindingen verder betekenen voor de postmoderniseringstheorie, waarna wordt besloten met een korte samenvatting van de motieven van jongeren om zich al dan niet aan te sluiten bij een vakbond. ER -