TY - THES ID - 136292918 TI - Het gebruik van nanofiltratie bij de fractionatie van kippenhydroysaat. AU - Janssens, Cédric AU - Pinoy, L. AU - Dewulf, L. AU - De Bodt, K. AU - KAHO Sint-Lieven. Technologiecampus Gent PY - 2012 PB - Gent KAHO Sint-Lieven DB - UniCat UR - https://www.unicat.be/uniCat?func=search&query=sysid:136292918 AB - De doelstelling van deze thesis is het onderzoek naar het gebruik van verschillende nanofiltratiemembranen bij de fractionatie van kippenhydrolysaat. Dit kadert in het Europees meCagrO2 project inzake de valorisatie van afvalstromen in de voedingsindustrie. Eiwithydrolysaten zijn complexe mengsels zijn die bestaan uit aminozuren, peptiden en eiwitten. Aminozuren, met een moleculair gewicht van 75 tot 204 g.mol-1, zouden selectief afgescheiden moeten kunnen worden door nanofiltratiemembranen met een poriëndiameter van 300 tot 1000 Da. Deze theorie wordt nagegaan voor een NF97, een NF99HF en een NF type nanofiltratiemembraan van Alfa Laval. De membranen verschillen in structuur, membraanweerstand en retentie. De fabrikant geeft aan dat de poriëngrootte van de drie membranen rond de 300 Da gelegen is. Uit de resultaten wordt geconcludeerd dat de drie onderzochte membranen niet geschikt zijn voor de separatie van aminozuren uit de hydrolysaatstroom. Dit wordt veroorzaakt door een te kleine poriëndiameter of door afstoting wegens tegengestelde ladingen. De membranen scoorden echter wel goed naar separatie van zouten toe. Het NF membraan blijkt uitermate geschikt voor de verwijdering van monovalente ionen uit een stroom (R_(〖Na〗 + )=25%,R_(K + )=29%,R_(〖Cl〗 - )=2%) , maar bezit een lagere waterflux dan het NF99HF membraan. Het NF99HF membraan is volgens de fabrikant speciaal ontworpen voor zijn hoge flux en tijdens alle experimenten wordt deze eigenschap bevestigd. Het NF97 membraan vertoont hoge retenties voor de geanalyseerde zouten en stikstofhoudende fracties (R_zouten=91 tot 100%,R_(Totaal-N)=99%). Het membraan leunt qua eigenschappen aan bij een reversed osmose membraan. Dat de temperatuur ook een belangrijke rol speelt bij het gebruik van NF-membranen is gebleken uit de experimenten waarbij de flux in functie van de temperatuur werd uitgezet. De flux neemt voor alle membranen lineair toe met de temperatuur. De temperatuur wordt echter gelimiteerd door de denaturatietemperatuur van de aanwezige eiwitten en de maximale werkingstemperatuur van het membraan. Als optimale filtratietemperatuur wordt 46 °C aangenomen voor alle experimenten. De meeste enzymatische hydrolysen worden op een hogere temperatuur uitgevoerd, waardoor de restwarmte van de stroom onmiddellijk gebruikt kan worden in het filtratieproces. ER -