TY - THES ID - 136121122 TI - Opluchting: het plezier in de afwezigheid van gevaar AU - Degroote, Emma AU - Vervliet, Bram AU - Willems, Anne AU - KU Leuven. Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen. Opleiding Master in de psychologie (programma voor studenten gestart vóór 2020-2021) (Leuven) PY - 2021 PB - Leuven KU Leuven. Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen DB - UniCat UR - https://www.unicat.be/uniCat?func=search&query=sysid:136121122 AB - Hoewel opluchting weinig bestudeerd is, speelt het een belangrijke rol in theorieën rond vermijding. Huidig onderzoek bouwt verder op onderzoek van Willems en Vervliet (2021). Zij gingen dieper in op de aangenaamheid van opluchting door omissie (weglating). Om dit na te gaan maakten zij enkel gebruik van subjectieve metingen en huidgeleidingsresponsen, welke niet valentiegevoelig zijn. Huidig onderzoek tracht de aangenaamheid van opluchting door omissie fysiologisch te meten. Er worden twee hypotheses onderzocht in deze studie. Allereerst wordt nagegaan of omissie van een sterkere prikkel grotere opluchting genereert. Dit is in zekere mate een replicatie van de EVA-studie van Willems en Vervliet (2021). Een andere hypothese betreft of de aangenaamheid gekoppeld aan opluchting doorgegeven kan worden aan de neutrale stimuli die ermee geassocieerd zijn. De oogknipperreflex wordt gebruikt als fysiologische meting van de aangenaamheid van opluchting door omissie. Om de oogknipperreflex te meten zijn luide knallen nodig, waardoor de subjectieve rapportering van opluchting niet zo aangenaam zal zijn. De oogknipperreflex interfereert dus met wat we willen meten, namelijk de aangenaamheid van opluchting door omissie, vandaar wordt deze indirect gemeten. Het experiment bestaat daarom uit twee delen. In het eerste deel, tijdens de EVA-taak, kregen participanten informatie te zien over een elektrische prikkel die ze misschien zouden krijgen. Naast de probabiliteit (50%) kregen ze de intensiteit (onwaarneembaar, zwak, matig, sterk) van deze prikkel op een computerscherm te zien. Dit werd 60 keren herhaald in opeenvolgende proefbeurten. Wanneer de prikkel uitbleef konden we door middel van de huidgeleiding en subjectieve beoordelingen onderzoeken of opluchting toenam naarmate er een meer aversieve prikkel verwacht werd. Tijdens deze fase van het experiment werden initieel neutrale stimuli gekoppeld aan de verschillende intensiteitsniveaus van de elektrische prikkels, welke in het tweede deel van het experiment opnieuw getoond werden, wanneer de luide knallen gepresenteerd werden om startle te meten. Zo werd nagegaan of de aangenaamheid gekoppeld aan opluchting doorgegeven kon worden aan de neutrale stimuli die ermee geassocieerd waren. Dit werd gemeten door middel van de valentie, oogknipperreflex en arousal. Uit de analyses blijkt dat de omissie van een sterkere prikkel meer opluchting genereert, wat in lijn is met de bevindingen van Willems en Vervliet (2021). Tegen verwachting in vond ik geen evidentie voor opluchtingsleren, het leerverschijnsel dat het vermogen weergeeft om het einde of uitblijven van een aversieve gebeurtenis te associëren met een samenvallende stimulus. De aangenaamheid gekoppeld aan opluchting wordt niet noodzakelijk doorgegeven aan de neutrale stimuli die ermee geassocieerd zijn. In huidig onderzoek is de weerspiegeling van de aangenaamheid van opluchting door omissie dus niet steeds waarneembaar. ER -