TY - THES ID - 135548048 TI - Kennis over koolhydraten bij ouders van en kinderen met diabetes type 1: een prospectieve studie AU - Liekens, Lisa AU - Casteels, Kristina AU - KU Leuven. Faculteit Geneeskunde. Opleiding Master in de geneeskunde (Leuven) PY - 2023 PB - Leuven KU Leuven. Faculteit Geneeskunde DB - UniCat UR - https://www.unicat.be/uniCat?func=search&query=sysid:135548048 AB - Inleiding De huidige therapie voor diabetes type 1 bestaat uit insulinetoediening, glycemiecontrole en zelfmanagement. De glycemiecontrole is mede afhankelijk van het dieet en het aantal opgenomen koolhydraten en suikers. Methode Het doel van dit onderzoek is om de kennis en het inzicht in het dieet bij kinderen met diabetes type 1 en hun ouders na te gaan. De onderzoeksvraag hier is of de glycemiecontrole met het HbA1c en de time in range (TIR) als substituut afhankelijk is van hoe goed kinderen en ouders koolhydraten kunnen tellen. De secundaire uitkomst is of er bepalende factoren zijn voor hoe goed patiënten koolhydraten tellen. We gaan dit na aan de hand van vragenlijsten zoals de Pediatric Carbohydrate Quiz. Kinderen tussen 10 en 12 jaar, jongeren tussen 13 en 18 en ouders krijgen aparte vragenlijsten. Ouders vullen de vragen in voor kinderen jonger dan 10 jaar. Per kind vult ook minstens één ouder de vragen in. We includeren kinderen en jongeren tot 18 jaar die opgevolgd worden door het kinderdiabetesteam in UZ Gasthuisberg waarvan de diagnose ten laatste in 2021 is gesteld. Resultaten 70 ouders, 11 kinderen en 34 jongeren vullen de vragenlijsten in en 66 patiënten worden geïncludeerd. Het HbA1c bij kinderen (n = 45) is gecorreleerd aan de leeftijd (correlatie 0,32, p=0,035). De TIR bij kinderen is gecorreleerd aan de frequentie koolhydraten tellen (correlatie 0,39, p=0,010), de leeftijd (correlatie -0,32, p=0,035) en de moeilijkheid om voedingstabellen te lezen (correlatie 0,34, p=0,036). De TIR is verschillend bij de pen- of pomptherapie (Kruskal-Wallis H 0,21, p<0,001) en het sensortype (Kruskal-Wallis H 3,04, p<0,001). De rekenscore bij kinderen is positief gecorreleerd aan de moeilijkheid om koolhydraten te berekenen (correlatie 0,31, p=0,049). Het HbA1c bij ouders (n = 70) is gecorreleerd aan de rekenscore (correlatie -0,24, p=0,049), de moeilijkheid om voedingstabellen te lezen (correlatie -0,44, p<0,001), de moeilijkheid om koolhydraten te berekenen op basis van voedingstabellen (correlatie -0,28, p=0,023) en de frequentie van koolhydraten tellen (correlatie -0,25, p=0,043). De TIR bij ouders is gecorreleerd aan de moeilijkheid om voedingstabellen te lezen (correlatie 0,42, p<0,001) en koolhydraten te berekenen op basis van voedingstabellen (correlatie 0,32, p=0,010), de frequentie koolhydraten tellen (correlatie 0,34, p=0,005), de frequentie koolhydraten afwegen (correlatie 0,29, p=0019) en de frequentie koolhydraten schatten (correlatie -0,28, p=0,023). De rekenscore op 17 punten bij ouders is gecorreleerd aan de frequentie koolhydraten schatten (correlatie -0,25, p=0,040) en is hoger bij ouders die werken als bediende ten opzichte van werkloze ouders, arbeiders en zelfstandigen (11,83 vs. 3,60 vs. 8,10 vs. 8,67, p=0,024). Conclusie De glycemiecontrole is beter naarmate ouders beter koolhydraten kunnen tellen en naarmate ze meer betrokken zijn bij de therapie van hun kind. Bij kinderen zien we een betere controle wanneer ze frequenter tellen. De kennis over koolhydraten is een belangrijk onderdeel van de behandeling en ouders spelen hier voornamelijk een bepalende rol in. Bijkomend multicentrisch onderzoek met een grotere steekproef is nodig om relevante factoren te bepalen. ER -