TY - THES ID - 135396445 TI - Effectieve organische-stofaanbreng door gewasresten AU - Vossen, Tom AU - Vandendriessche, Hilde. AU - Tits, Mia. AU - KU Leuven. Faculteit Industriële Ingenieurswetenschappen. Opleiding Master in de biowetenschappen. Land- en tuinbouwkunde (Geel) PY - 2017 PB - Leuven KU Leuven. Faculteit Industriële Ingenieurswetenschappen DB - UniCat UR - https://www.unicat.be/uniCat?func=search&query=sysid:135396445 AB - De aanleiding van dit onderzoek was de vaststelling dat de effectieve organische-koolstofaanvoer uit gewasresten in de praktijk niet altijd overeenkomt met wat er theoretisch gesteld/berekend werd. In dit onderzoek wordt nagegaan of de werkelijke organische-koolstofaanvoer verschillend is van de theoretische aanvoer en zo ja, hoeveel die verschilt. Als de aanvoer gekend is, kan de effectieve organische koolstof, d.w.z. de hoeveelheid organische koolstof die één jaar na toediening nog overblijft in de bodem, berekend worden via de humificatiecoëfficiënt. In dit onderzoek worden ook de humificatiecoëfficiënten van de gewasresten van enkele belangrijke teelten in Vlaanderen bepaald en vergeleken met de cijfers uit de literatuur. Dit onderzoek wordt uitgevoerd in een zand- en een leembodem om het verschil in mineralisatie te kunnen onderzoeken. Bij het verzamelen van de gewasresten wordt ook de biomassa gewogen om een inschatting te kunnen maken van de hoeveelheid gewasresten die een teelt aanvoert In de literatuurstudie worden de verschillende aspecten van organische koolstof toegelicht. Er wordt eerst toegelicht wat organische koolstof is en wat het belang van organische stof in de bodem is. Vervolgens wordt er dieper ingegaan op de Vlaamse situatie en wordt besproken hoe boeren het organische-koolstofgehalte van hun percelen kunnen verhogen en ook hoe ze het kunnen monitoren en simuleren om zo hun percelen vruchtbaar te houden. In het 3de deel van de literatuurstudie worden de factoren die de effectieve organische-koolstofaanvoer beïnvloeden besproken en worden ook de teelten besproken die verder onderzocht worden. In het onderzoek worden de humificatiecoëfficiënten en de effectieve-organische-koolstofaanvoer van gewasresten bepaald aan de hand van incubatieproeven. Uit de resultaten blijkt dat de humificatiecoëfficiënten bekomen door de incubatie en die van de literatuur van dezelfde grootteorde zijn. De humificatiecoëfficiënten van de incubatieproef liggen wel hoger dan die van de literatuur. Dat zou aan de lagere pH van de bodem kunnen liggen en bij sommige gewassen aan de gewassen zelf. De hoeveelheid biomassa geproduceerd door de gewassen, gemeten bij het veldwerk, ligt echter veel hoger dan wat de literatuur aangeeft. De effectieve organische koolstof berekend op basis van de gegevens van het veldwerk ligt dan ook zeer hoog. De resultaten van de incubatieproef geven niet aan dat er een verschil is in mineralisatiesnelheid tussen een leem- en een zandbodem. Uit de proeven blijkt dat de EOC-aanvoer afhangt van de aanvoer van biomassa (gewasresten) en dat de humificatiecoëfficiënten bekomen door de proef en die van de literatuur dezelfde grootteorde hebben. Er kan dus gesteld worden dat de procentuele hoeveelheid die mineraliseert een vaste waarde is, waardoor de EOC-aanvoer kan geschat worden als de aanvoer gekend is. Het zou voor de landbouwer nuttig kunnen zijn als er per regio specifieke tabellen zouden verschijnen, waar de EOC-aanvoer zou vermeld staan i.f.v. de opbrengst van een teelt. De landbouwer kan de EOC-aanvoer op een perceel inschatten door de opbrengst van een teelt op dat perceel te vergelijken met de opbrengst in de tabellen. Het is zo voor de landbouwer mogelijk om de koolstofevolutie op lange termijn beter in te schatten dan wat nu mogelijk is. ER -